Preekschets Ezechiël 33:32b
6e zondag in de veertigdagentijd – Palmzondag
Ezechiël 33:32b
… ze horen wel wat je zegt, maar ze handelen er niet naar.
Schriftlezingen: Ezechiël 33:30-33; Lucas 19:29-44
Het eigene van de zondag
Het opgewonden gejuich waarmee Jezus op deze Palmzondag de stad wordt binnengehaald heeft wel iets weg van het enthousiasme waarmee Ezechiël kennelijk wordt aangehoord. Charismatische spreker, die man, je gelooft het meteen. Maar maak je geen illusies, zegt de Heer tegen hem, het heeft allemaal weinig betekenis. Als het erop aankomt, wordt er niemand gediend. God de Heer niet, al juichen ze nog zo hard, en zijzelf ook niet, alle goede voornemens ten spijt. Down to earth op deze zondag, waarop het Hosanna klinkt en op vele plaatsen met palmpaasstokken wordt gezwaaid.
Uitleg
Spreken is in het leven van de profeet Ezechiël een beladen begrip. Heen en weer geslingerd als hij wordt tussen gedwongen spreken en gedwongen zwijgen, is het aan de lezer en de hoorder om aan de hand van die vege tekenen de ernst van de situatie te beseffen. ‘Ik zal ervoor zorgen dat je tong aan je gehemelte vastkleeft, zodat je stom zult zijn. Je mag hen niet meer waarschuwen, want ze zijn hoe dan ook opstandig’ (Ezechiël 3:26), zegt de Heer tegen Ezechiël, terwijl hij hem alsmaar aanspreekt met ‘mensenkind’, en ‘ik moet met je praten’. Lange tijd is de profeet letterlijk met stomheid geslagen en kan hij alleen maar opschrijven wat hem opgedragen wordt. Niet dat het uitmaakt voor de luisterbereidheid van zijn goddeloze volk. Dat zal het pas begrijpen als alle profetische dreigementen waarheid geworden zijn, als alle aangezegde onheil en vernietiging gekomen is. Dan zullen ze het begrijpen, de inwoners van Juda en Jeruzalem, en, zo zegt de Heer tegen Ezechiël: ‘Op die dag zal je mond geopend worden, je zult weer kunnen spreken en niet langer stom zijn’ (Ezechiël 24:27). En die dag is gekomen, precies zoals de Heer had gezegd, zoals alles is gekomen zoals Hij het had aangekondigd. Een overlevende van de verwoesting meldt zich bij Ezechiël, en nu opeens slaat de ballingen in Babel de schrik om het hart: de man had al die tijd gelijk! Immens is opeens zijn populariteit, de woorden worden bijkans uit hem getrokken en overal is hij een gevierd spreker; de naam Ezechiël ligt bestorven op ieders lippen. Maar horen ze de boodschap nu beter dan toen er nog gezwegen werd? Hier valt de kerntekst op zijn plaats, in vers 32b: ‘ze horen wel wat je zegt, maar ze handelen er niet naar’. Wat valt er eigenlijk te horen?
De Heer windt zich verschrikkelijk op over de ontrouw en de God-loosheid van zijn mensen, en Ezechiël is zijn (niet erg benijdenswaardige) spreekbuis. Het is niet alleen dat er nu woorden klinken die eerst alleen maar geschreven werden, het is ook dat de thematiek opeens concreter overkomt. Waar Ezechiël in het eerste gedeelte van het bijbelboek met zijn psychedelische visioenen vooral gefronste wenkbrauwen en geamuseerde nieuwsgierigheid oproept, raakt hij in deze tweede helft van het geschrift gevoelige en o zo herkenbare snaren. Het gaat over gerechtigheid, zoals het altijd vroeg of laat over gerechtigheid gaat, en het wordt persoonlijk, zoals het altijd vroeg of laat persoonlijk wordt in de Bijbel. Is het angst die de mensen doet luisteren, nu de schokgolf van de berichten uit Juda rondwaart? Is het sensatie, is het opportunisme? Hoe dan ook, ze zijn er opeens, en ze zijn met velen, aandachtig luisterend naar het woord van God uit de mond van Ezechiël. Het moet eerst maar eens oorlog worden, dan zitten de kerken wel weer vol!
Maar denk maar niet dat ze voor jóú komen, zegt de Heer tegen zijn profeet, het is zelfs maar de vraag of ze voor Mij komen. Als je hun dát nu eens duidelijk zou kunnen maken! Ergens tussen de voorganger, die ‘niet meer dan een zanger van liefdesliedjes’ (vs. 32) is en het volk, dat alleen maar aan zijn eigen voordeel denkt, ben jij het opeens zelf, die aangesproken wordt. En concreter dan dit kan het bijna niet worden. Als er ooit ergens het woord ‘gerechtigheid’ centraal staat, dan is het wel in deze hoofdstukken. Het is het equivalent van de Heer dienen. Zonder daden van gerechtigheid zijn alle woorden en goede intenties overbodig;’ als een slecht mens zijn slechte weg verlaat en, mij trouw is en het goede doet, dan zal hij daardoor leven’ (33:19). Zonder daden van gerechtigheid wordt de profeet niet meer dan een zanger van liefdesliedjes, iemand met een mooie stem, iemand die goed kan spelen en een verhaal mooi kan vertellen. In elke profetie draait het steeds weer hierom: gerechtigheid als het effect van een leven in dienstbaarheid aan God. Dat is meetbaar, concreet en allerminst vaag. Wie genade ontvangt, deelt haar uit. Zo eenvoudig is het.
Aanwijzingen voor de prediking
‘Meer kwaad in de preek’ riepen de hoogleraren dogmatiek Van den Brink en Van der Kooi.
De weerbarstigheid van het kwaad, bezit nemend van mensen, het onvermogen van mensen om ondanks goede bedoelingen ook daadwerkelijk het goede te doen, en – last but not least – de weerbarstigheid van een woedende God van wie je vanaf de kansel best kunt zeggen dat het eigenlijk een lieverd is het die ook allemaal niet zo bedoelt, het komt in deze lezing allemaal samen.
Meer kwaad in de preek. Want alleen zó krijgt Jezus’ leven én sterven betekenis. Als we nergens last van hebben, wat zou Hij dan in Godsnaam komen doen? Als we alles zelf kunnen, wat valt er dan op de Paasmorgen te vieren? Maar zo is het niet. We hebben van veel dingen last: last van onszelf en last van elkaar en last van de wereld. We kunnen heel veel zelf, maar eigenlijk meestal net niet alles, en net niet genoeg. Onvolkomenheid is de noemer waaronder ons leven valt. Het is best te doen, voor een tijdje. Maar op de lange termijn valt het tegen. Wie van ons herkent niet de paulinische verzuchting dat het goede, dat je wilt, je zo slecht afgaat, en dat het kwade, dat je níet wilt, toch uit je mond en je handen rolt? Of denken we echt dat wij niet mee zouden roepen, heden ‘Hosanna’, morgen ‘Kruisigt Hem’?
Meer kwaad in de preek. Want we staan machteloos. Dat mag best eens gezegd worden. Want voor je het weet ben je een zanger van liefdesliedjes, iemand met een mooie stem, iemand die goed kan spelen. Op deze dag, aan het begin van de week die ons langs de rand van de afgrond voert, is het precies díé ernst die centraal staat. En het is ook precies díé ernst die Jezus doet huilen over het lot van Jeruzalem, nadat Hij er juichend is binnengehaald. ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen!’ (Luc. 19,42). Het zijn niet onze liefdesliedjes, het zijn niet onze mooie woorden, het is niet ónze trouw en waarachtigheid die ons behoedt voor de afgrond. Als je dát nu eens duidelijk zou kunnen maken…
Wie genade ontvangt, deelt haar uit. Zo eenvoudig is het.
Ideeën voor kinderen en tieners
Wie genade ontvangt, deelt haar uit. Zo eenvoudig was het voor pater Frans van der Lugt, die in 2014 in de Syrische stad Homs werd vermoord. Hij hield stand te midden van verwoesting en chaos, en bleef vasthouden aan een leven in dienstbaarheid. Zijn dood, destijds in de week vóór Palmpasen, roept associaties op met het leven van Jezus en maakt diens boodschap voor tieners indringend helder. Pater Frans was geen zanger van liefdesliedjes. Te midden van het kwaad en te midden van mensen die hem opriepen te vluchten bleef hij volharden – langs de afgrond.
Liturgische aanwijzingen
Bachs cantate ‘Himmelskönig sei willkommen’ (BWV 182) is geschreven speciaal voor de Palmzondag, en onderstreept de ernst van de lezingen en van deze dag.
En omdat we het gelukkig bij de ernst en ‘meer kwaad in de preek’ alléén niet hoeven te laten, klinkt deze zondag voor het eerst in zes zondagen het Gloria weer. Zingen we als glorialied dan al Willem Vogels prachtige Sanctus- en Benedictushymne (NLB 404e) of bewaren we die voor later, aansluitend aan de preek, als een zingen bóven de afgrond uit?
Geraadpleegd
-
C. van der Kooi en G. van den Brink, Brandpunten in de verkondiging – theologische handreiking aan predikanten, kerkenraden en gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland, november 2014
-
Noordzij, ‘Ezechiël’, in: G.C. Aalders e.a., Korte verklaring der Heilige Schrift, Kampen: Kok 1985
-
J.H. Bavinck en A.H. Edelkoort, Bijbel met kanttekeningen, Baarn: Voorhoeve 1951