Preekschets Ezra 7:10 – zevende zondag van Epifanie
Zevende zondag van Epifanie
Hij was er namelijk met heel zijn hart op gericht de wet van de HEER te onderzoeken, die na te leven, en de Israëlieten te leren wat hun wetten en regels zijn.
Ezra 7:10
Schriftlezing: Ezra 7:1-10.
Thema: Ezra – geestelijk leider in pionierstijd.
Het eigene van de zondag
Deze zondag is de zevende van Epifanie. De eerste vreugde om de verschijning van Gods licht vervlakt. Het gewone leven gaat door. Hoe straalt juist daarin Gods licht, hoe wordt zichtbaar dat wij in Zijn licht leven?
De tekstkeuze uit Ezra is hierop gebaseerd. In de eerste hoofdstukken van het boek wordt de tempel-herbouwd en van de viering van het Feest van de ongezuurde broden verhaald. Gods licht straalt weer in Jeruzalem. Op dat punt doet Ezra zijn intrede. Als het leven met Gods tempel in de buurt weer ‘gewoon’ dreigt te worden, wil hij het volk leren te leven in Gods licht – en zo voorkomen dat het godsdienstig leven oppervlakkig gaat kabbelen. Precies het risico dat ook ons niet vreemd is, aan het eind van de tijd van Epifanie: Christus is verschenen! Maar ongemerkt lijkt dat licht in ons midden steeds minder aandacht te krijgen. Hoe blijven wij leven in dat licht, hoe zijn wij lichtdragers in onze gemeenschap?
Uitleg
Ezra is een relatief weinig gelezen boek in de kerk. Vaak weet de gemiddelde kerkganger nog wel dat de tempel na de ballingschap is herbouwd, maar wat zich in die tijd allemaal heeft afgespeeld? Hoewel de laatste jaren ook in het – steeds populairder – literatuurgenre van de Bijbelse roman de figuren van Ezra en Nehemia aandacht hebben gekregen, kennen veel kerkgangers deze twee voormannen hooguit van naam. Enige introductie van boek en persoon kan dus geen kwaad.
Het boek Ezra maakt deel uit van het chronistisch geschiedwerk, dat de beide kroniekenboeken, Nehemia en Ezra omvat (Vriezen/van der Wouden). De boeken Ezra en Nehemia worden in de Tenach als een eenheid gerekend, pas sinds Origenes worden ze in de christelijke traditie als twee afzonderlijke boeken geteld. Opvallend is overigens, dat zij in de Tenach voorafgaan aan de Kronieken, hoewel zij chronologisch en ook vertelmatig daar op volgen. Sommigen vermoeden dat de reden hiervan is dat de Kronieken pas later als canoniek in de Tenach zijn opgenomen, anderen betwijfelen dit echter, met name vanwege de vele aanwijzingen dat Kronieken en Ezra/Nehemia een redactioneel verband kennen.
Het boek Ezra valt uiteen in twee delen: het eerste deel (hoofdstuk 1-6) behandelt de eerste terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van de tempel. Het tweede deel (hoofdstuk 7-10) speelt ongeveer vijftig jaar later en gaat over Ezra zelf; het wordt in de literatuur vaak zijn memoires genoemd. Dit deel omvat Ezra’s opdracht om naar Jeruzalem te gaan, zijn voorbereiding, reisgenoten, de reis en tot slot zijn grote taak: het onderwijs over én het praktisch uitvoeren van Gods wet, opdat het volk zo zuiver mogelijk voor God zal leven. Daarmee is ook de kernboodschap van de boeken Ezra-Nehemia benoemd: beschrijving van de terugkeer van de ballingen als de rechtmatige voortzetting van het in ballingschap gevoerde Israël en van het in lijn met de mozaïsche wetgeving en de eerste tempelperiode opnieuw opzetten van het geestelijk leven.
De persoon Ezra komen we tegen in het tweede deel van het boek Ezra en in Nehemia 8. Zijn naam betekent ‘hulp.’ Zijn stamboom wordt in 7:1-5 teruggevoerd op Aäron, via Sadok de hogepriester ten tijde van David en Salomo. Hierin is iets van het programma van dit Bijbelboek te lezen: geschiedschrijving met nadruk op de voortzetting van de wetgeving van Mozes en het godsdienstig leven uit de tijd van de eerste tempelperiode. Ezra was dus priester, tevens Schriftgeleerde, tevens ‘ambtenaar Joodse zaken’ aan het hof van Arthasasta. Hij komt pas na de tempelherbouw in Jeruzalem aan, in het jaar 458. Zijn grote taak is om, nu dit centrum van geloof in steen gebouwd is, het geloof ook weer te laten groeien in de harten van mensen. Onderzoeken van, voorleven uit en onderwijs van Gods wet, dat is waar zijn hart op staat (Ezra 7:10).
Ons Schriftgedeelte is de inleiding op het tweede deel van het boek Ezra, en is een programmatische introductie op wie de persoon Ezra is en op zijn werk. Vandaar ook de nadruk op zijn bedrevenheid om de wet van Mozes uit te leggen en toe te passen (Ezra 7:6): dit wordt straks zijn hoofdtaak. Daarbij zullen ingrijpende keuzes worden gemaakt: het wegsturen van de buitenlandse vrouwen om zo het volk zuiver te bewaren als volk van God moet voor de teruggekeerde ballingen een zware keuze zijn geweest. Dit besluit kan alleen worden genomen als degene die dit besluit invoert, voldoende autoriteit heeft; in dit geval: bekend staat om zijn kennis van de wet, die dit eist.
Deel van die autoriteit wordt ook gevormd door de zending van Ezra door koning Arthasasta. Daarmee heeft Ezra niet alleen geestelijke autoriteit, maar ook de goedkeuring van de wereldlijke macht – voor teruggekeerde ballingen die niettemin nog altijd binnen het rijk van deze koning wonen niet onbelangrijk. Zeker gezien de eerdere conflicten met de andere inwoners van het land, die zich door deze beslissing ongetwijfeld beledigd zullen voelen, is deze koninklijke waarborg van het gezag van Ezra van belang.
De derde en belangrijkste gezagsbron voor Ezra is het feit dat ‘de hand van de HEER zijn God op hem rustte.’ (Ezra 7:6,9). Dat wordt benoemd als de uiteindelijke bron van de instemming van de koning en de voorspoedige reis naar Jeruzalem. Het is ook de diepere grond van Ezra’s geestelijk gezag. De reden waarom Gods hand op hem rust, wordt benoemd in ons preekvers: Ezra heeft zijn hart gericht op het onderzoeken van de wet van de HEER, die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen. Deze drieslag: onderzoeken, doen, onderwijzen van Gods wet en woord, vormt niet alleen de opdracht voor Ezra, maar ook de wijze waarop Ezra Gods licht zichtbaar wil laten stralen in Jeruzalem.
Uit het boek Ezra spreekt een verlangen naar herstel van wat geweest is aan godsdienstig leven, gecombineerd met het besef dat dit opnieuw en in een nieuwe situatie moet worden opgebouwd. De weemoed van de ‘oude’ generatie die wat vroeger was idealiseert, staat naast het enthousiasme van een nieuwe generatie. Het vraagt moed en geestelijk leiderschap – dat voldoende gezag heeft – om deze weg aan te gaan. In zekere zin staat de kerk vandaag ook op zo’n punt. Na vele jaren secularisatie en ontkerkelijking staan vele kerken leeg. Tegelijkertijd is er een nieuw élan om missionair te zijn, te pionieren, om kerk op het dorp te zijn. Nieuwe wegen die van een nieuwe generatie veel enthousiasme ontvangen, waar de oudere generatie nog vaak met weemoed terugkijkt. Hoe kunnen we dan geestelijk leiderschap ontwikkelen om de toekomst aan te gaan? Wat kunnen wij van Ezra, en zijn drieslag van het onderzoeken van, zelf leven naar, en het onderwijzen aan het volk van de wet van de Heer leren, om anno 2020 Gods licht te laten stralen in onze plaatselijke gemeenten, en als landelijke kerk?
Aanwijzingen voor de prediking
Een goede inleiding op de persoon van Ezra, en zijn plek in de geschiedenis, maar ook op het verlangen van de chronistische redactor om aan te tonen dat de ballingen de rechtmatige voortzetting van het volk Israël zijn, is belangrijk. Dit helpt om de vertaling te maken naar de kerkelijke situatie nu: van weemoed na een periode van afbraak en vaak gevoelde weerstand uit de omringende samenleving, naast nieuw élan om terug naar de kern te gaan. Hierbij kan verwezen worden naar nieuwe lijnen binnen de ecclesiologie zoals te vinden bij o.a. Stefan Paas en Erik Borgman, die wijzen op het belang om enerzijds intern te zorgen voor goed geloofsonderwijs en een goede liturgie binnen de gemeente, waarbij uitgeleefd geloof uitnodigend en motiverend werkt, en anderzijds – dit in tegenstelling tot wat we bij Ezra vinden – een open uitnodigende houding naar de maatschappij om ons heen, waar we het licht van Christus present mogen stellen én mensen mogen uitnodigen dit Licht zelf te ontvangen. Als wij zelf het woord van God onderzoeken, er uit leven, en dit uitleggen aan nieuwe generaties en aan zoekers, mogen wij erop vertrouwen dat Gods hand ook op ons zal rusten in ons leven, in de opbouw van Zijn gemeente.
Liturgische aanwijzingen
-
NLB 967 als kyrië, ook schuldbelijdenis
-
NLB 968, HH 392, HH 402 over de grond van ons kerk-zijn
-
NLB 971, HH 393 zingen over moed de kerk te bouwen
-
NLB 519, NLB 1005 bij thema en tijd van het jaar
-
Ps. 146 over Gods trouw, Ps. 37 over de twijfel en vertrouwen in Gods weg
Geraadpleegde literatuur
-
Studiebijbel, inleiding op het boek Ezra en commentaar geven een goede basis.
-
G. Bettenzoli, Internationaal Commentaar op de Bijbel, band 1, Kok Kampen 2001, 779vv is handzaam en informatief.
-
Over het chronistisch geschiedwerk: Th. C. Vriezen/ A.S. van der Woude, Oud Israëlitische & Vroeg Joodse literatuur, Kok Kampen, 2000, 380vv.