Preekschets Genesis 26:32
Genesis 26:32
Vijfde zondag na Pinksteren
Wij hebben water gevonden.
Schriftlezing: Genesis 26:12-33
Uitleg
In Genesis 26 staat het begrip zegen centraal. God verschijnt tweemaal aan Isaak en belooft hem te zegenen. Isaak wórdt gezegend, meer dan de andere aartsvaders ziet hij de vervulling van de belofte. Die zegen is aards, hij oogst honderdvoudig en wordt schatrijk. Maar die zegen is ook ambivalent: door zijn rijkdom komt de relatie met de Filistijnen onder druk te staan. Er ontstaat afgunst, twist, vijandschap en haat jegens Isaak. De sjaloom is ver te zoeken in het beloofde land. Wordt de zegen van Isaak ook tot zegen voor Abimelech of wordt zij voor hem tot vloek?
Vers 14. Isaaks rijkdom leidt tot afgunst. Ziet Abimelech niet dat de zegen van Isaak heel het land ten goede komt? Er is overvloedig brood terwijl er hongersnood was.
Vers 15. Ging het de eerste 14 verzen om brood, vanaf vers 15 gaat het om water. Onduidelijk blijft of de Filistijnen de bronnen dicht hebben gegooid na het vertrek van Abraham of dat zij dit doen nadat Isaak de oogst binnen heeft. Hoe dan ook, zij ontzeggen de erfgenaam van Abraham aanspraak op alle bronnen die door hem gegraven zijn. Het leven wordt hem zo onmogelijk gemaakt. Anders dan zijn vader (Gen. 21:25) horen we Isaak niet protesteren. Hij probeert zelfs niet tot een compromis te komen, maar laat zich keer op keer wegsturen totdat hij rust vindt.
Vers 16-17. Isaak geeft gehoor aan het verzoek van Abimelech en vertrekt. Wederom geen strijd of protest. In het klein tekent zich af wat in de toekomst van Israël vaker zal voorkomen: de zegen leidt tot vervolging en uitwijzing (Ex. 1:7,20; 12:31).
Vers 18-22. Het is onduidelijk hoe vers 18 zich verhoudt tot vers 19-22. Het lijkt of Isaak eerst de putten opgraaft die Abraham heeft geslagen en daarna zelf nieuwe graaft. Maar waarom worden de namen van deze putten dan niet genoemd, waarom moeten er daarna nog meer putten worden gegraven (gaven ze te weinig water?) en waarom ontstaat over deze putten geen conflict? Ik houd het er op dat de verzen 19-22 een nadere uitwerking zijn van vers 18. Isaak gaat in het voetspoor van zijn vader, graaft de oude putten weer open en leeft van wat het voorgeslacht heeft gevonden. Maar voordat hij ze de naam kan geven die Abraham ze heeft gegeven, zijn de herders van Gerar er bij om hem het eigendomsrecht te betwisten. Esek (twist) en Sitna (vijandschap) noemt Isaak deze putten vervolgens. Hij breekt zijn tent op, trekt een stuk verder en gaat zelf graven tot hij een put vindt waarover niet getwist wordt. Isaak ziet deze vrede als een gave van God. Hij krijgt Rehoboth, ruimte om te leven.
Vers 23-25. Opnieuw verschijnt de Here aan hem. Nu niet met een opdracht, maar met een bemoediging: ‘Vrees niet.’ Ook in Berseba begint hij een put te graven.
Vers 26-29. Terwijl er nog gegraven wordt, verschijnt Abimelech. De spanning loopt weer op: zal Isaaks recht opnieuw betwist worden? Met het ‘vrees niet’ nog in zijn oren treedt hij Abimelech frontaal tegemoet. Het initiatief ligt dit keer bij Isaak. Geen oosterse hoffelijkheid, maar een confronterende vraag: ‘Waarom komt u hier als u mij haat en mij hebt weggezonden?’ Isaak heeft haat bespeurd bij Abimelech. Zo diep is de kloof tussen hen geworden. Maar die haat lijkt nu verdwenen. Abimelech erkent in Isaak zijn meerdere en relateert dat aan Isaaks God. Isaak is een gezegende. Waaraan herken je een gezegende? Is het zijn vredelievende houding? Is het het feit dat Isaak ondanks de vervolging overleeft en putten blijft graven? Hoe dan ook, Abimelech vraagt vrede. Een heiden neemt hier de naam van
Vers 30-31. Het woord is aan Isaak. Wat zal hij doen na alle vernederingen en treiterijen? Isaak richt een feestmaal aan! Wie met de ander eet, gunt hem het leven. Zo maakt Isaak in zijn tent zelf ruimte voor Abimelech. Isaak komt hier naar voren als een zachtmoedig en vredelievend mens. Na afgunst, twist, vijandschap en haat komt er daardoor sjaloom in het beloofde land.
Vers 32-33. Direct daarna klinkt een vreugdekreet: wij hebben water gevonden! Isaak geeft deze bron dezelfde naam als zijn vader Abraham had gedaan: Berseba, het voornemen uit vers 18 komt uiteindelijk toch uit. Onder de Negev ruist levend water. Zo kent deze geschiedenis een happy end. Het begon met droogte en hongersnood, het eindigt met water in overvloed. Isaak begon als asielzoeker en eindigt als schatrijke inwoner van het land. Hij is de gezegende des Heren.
Aanwijzingen voor de prediking
-
In de vorige preekschets zagen we dat Isaak bleef terwijl er alle reden was om te gaan. In deze perikoop zien we het omgekeerde. Isaak vertrekt terwijl er alle reden is om te blijven. Hem wordt onrecht aangedaan, hij wordt verdreven en vervolgens worden zijn bronnen afgepakt. Alle reden om het conflict aan te gaan. Isaak doet dat niet. Hij staat niet op zijn rechten, maar trekt zich net zo lang terug totdat hij met rust wordt gelaten. Mogen wij in Isaaks opstelling iets zien oplichten van wat Jezus later in de Bergrede onderwijst (Matt. 5:38-46)? In de preek zou dan de vraag aan de orde kunnen komen hoe wij reageren als onze belangen worden aangetast. Gaan we bij de kleinste krenking vaak al niet tot de aanval over? Assertiviteit, grenzen stellen en opkomen voor je belangen moeten veel mensen leren, maar is het niet net zo belangrijk te leren dingen soms maar aan God over te laten? Wachten tot Hij ruimte voor je maakt (Rom. 12:16-21)? Met evenveel recht echter kan worden betoogd dat Isaaks handelen niet door geloof wordt ingegeven, maar door angst. Zijn timide optreden is ambivalent. Geloof en ongeloof, sterkte en zwakheid liggen dicht bij elkaar. Net als in de verzen 7-11 lijkt hij ook hier gedreven te worden door angst. God zelf moet hem uiteindelijk moed inspreken voordat hij Abimelech durft te weerspreken. Zelfverloochening die voortkomt uit geloof is sterk, zelfverloochening die voortkomt uit angst is zwak. Maar die zwakke man – dat aarden vat (2 Kor. 4:7) – is drager van de zegen. In hem wordt Gods kracht zichtbaar. Ook voor Isaak geldt: als ik zwak ben, ben ik machtig (2 Kor. 12:10). In het leven van de zwakste en meest passieve aartsvader komt de belofte het meest tot vervulling. Hij woont als rijk man in het beloofde land. De Filistijnen erkennen hem als hun meerdere en sluiten een verbond met hem. Wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen. Het is de bijbelse Umwertung aller Werte. Onze zwakke kanten die wij liever verbergen, kunnen ‘heenwijzers’ naar God worden. Onze sterkte kan een verhindering zijn om op Hem te vertrouwen.
-
Isaak zoekt water. Bij Berseba wordt water gevonden. Onzichtbaar, onder de dorre oppervlakte van de woestijn stroomt water. Het gaat hier om concreet water, maar in het geheel van het bijbels getuigenis krijgt dat water een diepere betekenis (Jer. 2:13). In het Nieuwe Testament is het een verwijzing naar Jezus, het levende water dat onze diepste dorst vervult. Dat levende water stroomt in deze wereld, onder de oppervlakte van het alledaagse leven. In de preek zou de vraag aan de orde kunnen komen hoe wij daar toegang toe krijgen. Hoe het met onze bronnen is gesteld. Of ze net als bij Isaak ook worden betwist en door wie. In een postchristelijke maatschappij is geloven niet vanzelfsprekend. Bronnen die voor vroegere generaties van waarde waren, zijn dichtgegooid of dichtgeslibd. Wie in het spoor van Isaak wil gaan, moet niet vreemd opkijken als hij zelf ook twist en vijandschap ervaart. De vraag is: uit welke bronnen putten wij en waar vinden we die bronnen? Het is in ieder geval duidelijk dat we om water te vinden hard moeten werken. Je moet de diepte in en weten waar je moet graven. Dat geldt in het geloof net zo. Isaak kent de bronnen uit het verleden en graaft ze weer open, maar graaft zelf ook nieuwe bronnen. Als gelovige mag je putten uit de schat van de traditie van de kerk. Je mag je laten inspireren door de verhalen van ouders en grootouders. Maar net als Isaak zal iedere generatie ook haar eigen putten moeten slaan en op eigen wijze toegang krijgen tot dat levende water: ecclesia reformata semper reformanda. Is dat niet de opdracht van de kerk? In de woestijn van het ongeloof de gedempte bronnen van het evangelie weer opengraven, in het geloof dat dit het hele land tot zegen strekt.
-
In de preek kan de verhouding van Israël tot de volken aan de orde worden gesteld. Israël wordt gezegend om tot zegen te zijn voor alle volken. De vervolging die Isaak ondergaat, vindt haar oorsprong in een mengeling van jaloezie en angst. De kerkgeschiedenis leert dat dit een voedingsbodem is waarop antisemitisme de eeuwen door heeft kunnen gedijen. Werpt dit gedeelte licht op de huidige situatie in Israël? Een ding is duidelijk: vergeving, niet vergelding is uiteindelijk de weg naar vrede.
Liturgische aanwijzingen
Als evangelielezing ligt Johannes 7:37-44 voor de hand. Op het Loofhuttenfeest (waar Jes. 12:3 een centrale rol speelt) noemt Jezus zich de bron van levend water. Als epistellezing kan 2 Korintiërs 4:1-15 gekozen worden: in alles in de druk, maar niet in het nauw.
Liederen: Psalm 44:1,2; 68:9,11; Gezang 61; 442 (LvdK).