Preekschets Genesis 38:26
Genesis 38:26
Zeventiende zondag na Pinksteren
Juda herkende ze en zei:
‘Zij is onschuldig maar ik niet,
want ik heb haar niet aan mijn zoon Sela gegeven.’
Schriftlezing: Genesis 38
Het eigene van de zondag
Deze zondag valt een dag na de Grote Verzoendag (Jom Kippoer). Het gaat op Grote Verzoendag om schulderkenning en om het oprechte verlangen naar omkeer en een nieuw begin in de persoonlijke relatie met God en medemensen. In Genesis 38 komt Juda tot het inzicht dat hij schuldig is en Tamar onrecht heeft aangedaan.
Uitleg
Genesis 38 komt op het eerste gehoor over als een zwerfsteen in het doorlopende verhaal over Jozef en zijn broers. Maar als we naar de rol van Juda in de hele Jozefcyclus kijken, komt het toch anders te liggen. Juda speelt als vierde zoon van Lea naast Jozef de belangrijkste rol. Hij neemt het initiatief om Jozef niet te doden en wijst daarbij op het belang van de broederschap die ook verder in de verhalen een wezenlijke rol speelt. Hij verloochent die broederschap echter ook door voor te stellen Jozef als slaaf te verkopen. Zo wordt hij de hoofdverantwoordelijke voor de afdaling van Jozef naar Egypte (Gen. 37:26,27). Later neemt Juda de leiding. Hij weet zijn vader Jakob te overtuigen Benjamin mee te geven door zichzelf borg te stellen voor zijn jongste broer (Gen. 43:3vv.) en dat doet hij ook echt in zijn intense pleidooi bij Jozef (Gen. 44:18-34). Uiteindelijk doet hij dus recht aan de broederschap en zo aan het voortbestaan van Israël. In de zegen die Juda dan van zijn vader Jakob ontvangt, krijgt zijn leidende rol koninklijke allure (Gen. 49:8-10).
In Genesis 38 lijkt Juda zich echter helemaal van zijn familie los te maken door zelf ook af te dalen. Hij buigt af, weg van zijn broers. Zijn weg krijgt het karakter van een ontsporing die doodloopt. Juda zoekt zijn eigen voorspoed door met de dochter van de Kanaäniet Sua (voorspoed) te trouwen, maar het loopt uit op niets. De zonen die Juda bij haar verwekt, zijn niet veel soeps. Het Hebreeuwse woordje rac (slecht, kwaad, inferieur) als omkering van de naam van de eerste zoon cer (Deurloo 1998) vindt zijn voortzetting in vers 10 met het werkwoord rcc als het gaat om de tweede zoon Onan, die weigert bij Tamar nakomelingschap te verwekken. Beide slechte zonen worden door
Tamar (palm), door Juda zelf gekozen voor zijn eerstgeboren zoon, wordt de tegenspeelster van Juda. Als Onan zich onttrekt aan de sociale wet van het leviraat (Deut. 25:5-10) – en dus het wezen van de broederschap verloochent zoals ook zijn vader in eerste instantie deed – en Juda vervolgens zijn derde zoon aan haar onthoudt, lijkt Tamar op dood spoor te belanden. Juda ziet Tamar als een vloek voor zijn zoons en blijft volkomen blind voor hun slechtheid in de ogen van
De climax van het verhaal breekt aan als Juda hoort dat Tamar zwanger is. Hoewel Tamar als uitgestotene bij haar eigen vader is teruggekeerd, stelt Juda zich toch als rechter over haar op en veroordeelt haar ter dood. De dubbele moraal van Juda komt hier schrijnend naar voren en deze maakt zijn blamage des te groter. Want als Tamar hem dan zijn waardigheidstekens laat zien en zo zijn onwaardigheid onthult, moet hij wel tot inkeer komen: ‘Een rechtvaardige (tsadeqa) is zij en ik niet.’ Dat is een betere vertaling dan het ‘onschuldig’ in de NBV. Tamar haalt immers haar recht volgens de Thora en Juda erkent dat hij Tamar haar recht onthouden heeft.
Blijkbaar luidt de inkeer van Juda ook zijn omkeer in, want in Genesis 39 en volgende is hij weer teruggekeerd onder zijn broeders en gaat hij een waardige rol spelen. Tamar heeft voor deze omkeer gezorgd. Haar leven heeft toekomst, messiaanse toekomst zelfs. Ze krijgt een tweeling, waarbij in haar schoot de laatste al eerste wordt: Peres, de voorvader van David, streeft Zerach voorbij. Zo wordt Tamar ook de voormoeder van Jezus (Matt. 1:3), waarvan akte!
Aanwijzingen voor de prediking
Met het oog op de hoorder is het altijd goed bedacht te zijn op struikelteksten. Dat
Voor andere hoorders zou het verhaal ook iets aanstootgevends kunnen hebben wegens de seksuele kanten die het heeft. Het is goed om deze mogelijke weerstanden in de preek kort bespreekbaar te maken. Dan is het daarna mogelijk de hoorder over te halen om in het verhaal te stappen.
De verhalen in de Thora vragen om verhalende prediking en het gaat er om het verhaal zo na te vertellen, dat de hoorder als nabije getuige gespiegeld wordt in de tijd en samenleving waarin hij zelf leeft. In hoeverre denken wij onze eigen geschiedenis te kunnen maken, los van een verbondsrelatie met God en onze naaste? Hoe staan wij zelf in een samenleving, waarin ook vaak vrouwen en kinderen ‘genomen’ worden en in hun rechten worden aangetast? Onan laat Tamar niet tot haar recht komen binnen de cultuur van die dagen. En dat is dus de betekenis van ‘onaneren’. Dat heeft met een bepaald soort zelfbevrediging te maken: kiezen voor jezelf en de weduwe, de wees en de vreemdeling laten barsten door de sociale voorzieningen af te breken. Juda gaat daarin mee. Maar voorzien onze huidige sociale voorzieningen dan wel voldoende in een menswaardig bestaan voor hen die verliezen lijden? Dat is de kritische ondertoon in het verhaal, die vragenderwijs aan de orde kan komen zonder dat we moralistisch worden.
Van groot belang is ook de bevrijdende kant van het verhaal te laten spreken. Er is een vrouw, Tamar, die zich niet neerlegt bij onrecht en creatieve wegen gaat om haar opstandigheid gestalte te geven. Zij wil geen gevelde palmboom zijn, nee, zij richt zich op en wil vrucht dragen. Zij komt op voor de werking van de Thora. Zij stelt de dubbele seksuele moraal van mannen aan de kaak. De tegendraadse weg die zij kiest, blijkt veelbelovend en juist daar komen we Gods verborgen geschiedenis met de mensen op het spoor.
Het bevrijdende is ook dat er voor Juda een nieuw begin mogelijk is. Zijn schuldbelijdenis is verademend na alles wat zich daarvoor heeft afgespeeld. Hij durft eerlijk naar zichzelf te kijken en herstelt Tamar in haar eer. Hier kan de link gelegd worden met Grote Verzoendag als dag van herstel van de relatie met God en medemensen. Voor Juda is een nieuw begin mogelijk en hij zal ook daadwerkelijk een nieuwe weg gaan. Zo komen we iets op het spoor van Gods verborgen weg met doodlopende mensen, die daardoor toch weer toekomst krijgen.
Tamars ijveren voor gerechtigheid helpt mee die toekomst mogelijk te maken.
Liturgische aanwijzingen
Mogelijke tweede lezing: verzen uit Matteüs 1, omdat Tamar daar wordt genoemd. Een gedeelte over verzoening, bijvoorbeeld Matteüs 5:21-24 of een gedeelte uit 18:15-35. Het lied van Tamar (Eva I, lied 5) is zeer passend. Ook Gezang 9 LB, lied 50 en 196 Tt zijn bruikbaar.
Geraadpleegde literatuur
K.A. Deurloo, Genesis. Verklaring van een Bijbelgedeelte, Kampen 19992; R. de Vaux, Hoe het oude Israël leefde, 1978.