Preekschets Hebreeën 11:11
Hebreeën 11:11
Jubilate
Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan.
Schriftlezing: Genesis 16:1-3; Genesis 18:1-15; Genesis 21:1-7; Hebreeën 11:11-12
Het eigene van de zondag
We zijn weer een eindje verder van de vreugde van de opstanding, worden er weer wat meer bij bepaald dat de regering van de Heer verborgen is. Jubilate is ontleend aan Psalm 66. De jubel voert nog steeds de boventoon; tenslotte zfjn de kwade machten in principe reeds overwonnen.
Uitleg
Sara is de vijfde in de rij van geloofsgetuigen in de Hebreeënbrief, waarvan het geloof als voorbeeld en bemoediging voor de gelovigen wordt gegeven. ‘Door haar geloof: zie uitleg bij zondag 15 april. Sara ontving van God kracht eis katabolein sperma, om zaad te verwekken. Maar dat kan alleen van mannen gezegd worden.Volgens sommigen zou er moeten staan: ‘Door het geloof ontving hij (= Abraham) met Sara (dat. i.p.v. nom.) de kracht om een zaad te verwekken.’ Anderen kiezen er voor sperma te vertalen als ‘nakomelingschap’ (zoals ook in 2:16 en 11:18) of om katabolein te vertalen met ‘aan te vangen, te grondvesten’ (zoals in 4:3 en 9:26).
Hoe het ook zij, de schrijver wil aanduiden dat Sara door het geloof op hoge leeftijd zwanger werd en een kind baarde – omdat ze degene die de belofte gedaan had voor pistos (betrouwbaar, geloofwaardig) hield.
Net als in Hebreeën 11:5 wil de schrijver van de Hebreeënbrief ook hier meer weten dan er in Genesis staat (zie zondag 15 april). Sara komt in Genesis niet naar voren als een iemand die een groot geloof heeft. Integendeel. Zij verliest het geloof dat de Heer Abraham door haar een kind zal schenken: ‘De Heer houdt mijn moederschoot gesloten’ (Gen. 16:2) en haalt Abraham over om bij Hagar nakomelingen te verwekken. Zij lacht als ze de belofte in Genesis 18 hoort: ‘Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn? Ik ben immers verwelkt en mijn man is ook al oud’ (vs. 12; zie over Gen. 18 ook zondag Laetare).
In Genesis 18 verschijnt de Heer aan Abraham, niet in een visioen, maar direct, in de gestalte van een man. In het Oude Testament is er vaker sprake van dergelijke directe verschijningen van de Heer (o.a. aan Abraham in Gen. 12:7; Gen.l7:l; aan Jakob in Gen. 26:24; aan Samuëlin 1 Sam. 3:10; aan Mozes in Ex. 6:3 en Ex. 33:11). In deze oude verhalen worden de verschijningen van de Heer aan bevoorrechte personen niet ter discussie gesteld: het is werkelijk de Heer die zich liet zien.
Buitengewoon spannend is te lezen hoe de Heer zijn belofte vervult in Genesis 21:1. ‘De Heer zag om naar Sara (zocht haar op) zoals hij had beloofd, hij gaf haar wat hij had toegezegd: Sara werd zwanger en baarde Abraham op zijn oude dag een zoon.’ De Heer is steeds degene die handelt, Abraham lijkt geen rol te spelen. Er staat zelfs niet dat hij Isaak verwekte. Isaak is dankzij de Heer geboren. Zo worden twee dingen benadrukt. Als eerste dat dit een onmogelijke geboorte is. Isaak, en daarmee Israël, dankt zijn bestaan aan een bijzonder ingrijpen van de Heer. Israël is een nieuwe schepping, geboren zoals in Hebreeën 11:12 staat uit iemand ‘wiens kracht al gestorven was’. Leven uit de dood. En ten tweede: Israël heeft zich altijd als zoon van God begrepen. De verhouding tussen de Heer en Israël wordt vaker voorgesteld als die tussen een vader en zijn kind (bijvoorbeeld in Ex. 4:2; Deut. 14:1; Hos. 2:1 en 11:1).
Aanwijzingen voor de prediking
De schrijver van de Hebreeënbrief maakt aan zijn lezers de kracht en werking van het geloof duidelijk door Sara als voorbeeld voor het voetlicht te halen. Sara hield God voor betrouwbaar, ze geloofde zijn belofte en daardoor kreeg ze ondanks onvruchtbaarheid en ouderdom wat haar beloofd was: een zoon voor haar en Abraham. Wat een groot geloof moet dat zijn geweest.
Maar in Genesis lees je nergens dat Sara zo’n groot geloof had. Integendeel haast.
De Heer heeft Abraham en haar een zoon beloofd. Maar als die maar niet komt en de tijd begint te dringen verliest Sara het geloof en de hoop. Zij gaat zelf op zoek naar een manier om een zoon te krijgen. Voor haar in haar tijd zijn er niet de moderne middelen tegen ongewilde kinderloosheid, geen gynaecoloog, geen hormoonkuren, geen in-vitrofertilisatie, geen eicel-donatie. Wat voor haar overblijft is het inschakelen van een soort draagmoeder. Zij geeft haar dienares Hagar aan Abraham als bijvrouw en Abraham gaat daar op in. Je moet haar en Abraham toegeven dat ze een manier zochten om de belofte van de Heer in vervulling te doen gaan. Het is immers: bidden en werken, God vragen om hulp maar zelf ook doen wat je kan. En je proeft uit deze daad ook de wanhoop en het verdriet van Sara. Maar toch, deze actie van Sara wordt zonder overleg met de HEER ondernomen. Dit was werken zonder bidden. Het getuigt er niet van dat Sara God betrouwbaar achtte – ze deed op zijn minst pogingen om de beloofde zoon buiten Hem om af te dwingen.
Wanneer de Heer in Genesis 18 persoonlijk op bezoek komt bij Abraham en belooft dat zij binnen een jaar een zoon zal hebben gelooft Sara daar helemaal niets van. Ze lacht erom. Zij houdt Hem niet voor betrouwbaar, zij houdt het voor onmogelijk dat zij op haar leeftijd nog een zoon zal baren. En neem het haar maar eens kwalijk…
Maar de Heer beschaamt haar ongeloof. Zou voor de Heer iets te wonderlijk zijn? stelt Genesis de retorische vraag.
Wellicht denkt Hebreeën 11 alleen aan Genesis 18, over Sara die lachte, als er verteld wordt dat zij God betrouwbaar achtte. Sara zou mogelijk na dit bezoek van de Heer toch de moed weer opgevat hebben om de echtelijke sponde met Abraham te delen, ondanks hun leeftijd, in het geloof dat zij nu wel zwanger zal worden. Maar dat staat er niet.
De zoon komt inderdaad. Maar, let op hoe dat verteld word.
Er staat niet dat Abraham Isaak verwekte bij Sara. Isaak is Abrahams zoon. Maar over Abrahams inbreng wordt niets gezegd. De Heer is de handelende instantie: de Heer zag om naar Sarah, zoals Hij had beloofd, Hij gaf haar wat Hij had toegezegd.
Dat geeft te denken. Het is op het randje. Door het ingrijpen van de HEER wordt Isaak geboren. Isaak is de zoon van Abraham en Sara, niet door de wil van Sara en Abraham, maar door de kracht en wil van de Heer. Scherper kan het niet gezegd worden.
Het volk Israël heeft zich altijd als zoon van de Heer begrepen. God is hun Vader. Niet biologisch, maar theologisch. In de aartsvaderverhalen is er sprake van onmogelijke geboorten: bijna alle aartsmoeders zijn aanvankelijk onvruchtbaar, steeds weer moet God eerst ingrijpen voordat de beloofde zoon komt. Het behoort tot de geloofsbelijdenis van Israël: ons bestaan hebben wij aan de Heer te danken.
Deze geschiedenis met Sara laat niet zozeer het geloof van Sara als wel de betrouwbaarheid van de Heer zien.
Sara was een mens zoals wij, ze geloofde met vallen en opstaan, zij vertrouwde en zij twijfelde. Ze zocht naar wat zij zelf kon doen en beging daarin vergissingen. Maar al achtte zij de Heer dan niet heel haar leven betrouwbaar: de Heer was, is het wel. Dat is het getuigenis dat van Sara uitgaat: de Heer is betrouwbaar, Hij doet wat Hij beloofd heeft.
Hebreeën 11 roept ons met Sara toe: gelóóf nou dat de HEER betrouwbaar is. Hij is trouw, niet alleen voor Sara, en voor Abraham en voor heel die lange rij van geloofsgetuigen die we in Hebreeën langs zien komen, maar ook voor jou.
Liturgische aanwijzingen
Psalm 31:1, 4, 15; 66:1, 3; 128:1, 2, 3; Gezang 375:1, 4, 6, 7; 103; 447:1, 2, 4; 409:1, 2, 5.
Geraadpleegde literatuur
Th.C. Vriezen, Hoofdlijnen der theologie van het Oude Testament, Wageningen 1966; Lawrence Boadt in: Internationaal commentaar op de bijbel II, Kampen en Averbode 2001; H. van Oyen, De brief aan de Hebreeën