Menu

Premium

Preekschets Johannes 3:4 – Trinitatis

 

Trinitatis

‘Hoe kan iemand opnieuw geboren worden als hij al oud is?’

Johannes 3:4

Aanbeloven Schriftlezingen

Jesaja 6:1-8 en Romeinen 11:33-36 (Luthers rooster) of
Exodus 3:1-6 en Romeinen 8:12-17 (oecumenisch rooster),
en Johannes 3:1-6 (beide roosters)

Het eigene van de zondag

In de heilspedagogische opzet van het kerkelijk jaar gaat het (na de conceptionele toespitsingen van Kerst, Pasen en Pinksteren) vanaf zondag Trinitatis om de ervaring van Gods aanwezigheid in zijn veelkleurige breedte en diepte. De ‘zondagen door het jaar’, de ‘groene’ periode in het kerkelijk jaar, werkt dit uit.

Zondag Trinitatis markeert -met het voor de laatste keer oplichten van de witte liturgische kleur- die wonderbaarlijke overgang, en daarmee de uitdaging om God te geloven als één en drie tegelijk: Vader, Zoon en Heilige Geest. Die beeldtaal voert ons, in haar verwoording van de uiteenlopende ervaringen die mensen met de God van het Bijbels verhaal hebben gemaakt, voorbij de grens en beperking van wat rationeel te zeggen valt, naar het gebied van de verwondering en de lofzang.

Triniteit is dan ook vooral een soteriologisch en doxologisch concept dat op geloof gericht is, niet op verklaring of analyse. Ontologische speculaties over Gods bestaan, los van het geloof in Gods ‘bestaan voor mij’, gaan bij het trinitarisch spreken over God dan ook de mist in.

Uitleg

Nikodemus vertegenwoordigt in deze perikoop de in Schriftuitleg en interpretatie van de Bijbelse traditie gespecialiseerde groep van de Farizeeën. Hij is een gewaardeerd leider en leraar in die traditie. Vanuit dat leraarschap en vanuit zijn eigen persoonlijk leerinteresse om te weten en te verstaan wie God is, zoekt hij Jezus op (vers 2: ‘wij weten dat u een leraar bent’).

Klaarblijkelijk is Nikodemus zo existentieel met dit zoeken naar (begrip van) God begaan, dat hij er letterlijk van wakker ligt. Hij komt (vers 2) ‘in de nacht’ naar Jezus toe. Exegetische speculaties over Nikodemus’ angst (namelijk: de angst dat zijn bezoek aan Jezus door anderen gezien zou kunnen worden) lijkt mij bezijden de tekst. Hetzelfde geldt voor het motief ‘nacht’, dat op de verdonkering van Nikodemus’ Godsbegrip zou duiden. Er zit geen enkele verwijzing naar angst in de tekst. En wie kent de ervaring niet, dat juist nachtelijke (pastorale) gesprekken een bijzondere diepte en intimiteit in het geloofsgesprek mogelijk maken?

Dat is dan ook wat de tekst schildert: een geloofsgesprek over de kenmerken van (vers 3) ‘het koninkrijk van God’. Nikodemus ziet de tekenen (vers 2: ‘de wondertekenen die u verricht’), maar hij weet ze niet gelovig te duiden binnen de categorieën van geloof die hem eigen zijn. Hij vindt geen toegang tot het geheim. Met die vraag en behoefte komt hij bij Jezus: hij wil begrijpen, hij zoekt een tastbaar handvat voor zijn op levenspraxis gericht geloof. Want dat is de grondhouding van een Farizese spiritualiteit: het geloof tastbaar maken, er handen en voeten aan geven. En zo blijft hij ook doorvragen: ‘hoe kan dat?’ (vers 4 en 9).

Jezus’ antwoord probeert -van begin af aan- dit primair op toepassing en ‘begrijpen’ gerichte perspectief om te buigen naar een meer principiële benadering vanuit de geloofshouding. Vandaar ook het tot twee keer toe gebruikte declaratorische (vers 2, 5 en 11): ‘Waarachtig, ik verzeker u…’ Evenals op andere plaatsen in de evangelieverhalen geeft deze formule wel een noodzakelijke perspectiefwissel aan, maar geen tegenstelling! Nikodemus’ vragen worden niet van tafel geveegd, maar in de tekst van Johannes daagt Jezus Nikodemus uit, om een stap achteruit te gaan, opdat het geheel van Gods heilsperspectief in zicht kan komen. Daarvoor zal de gelovige Nikodemus zijn eigen existentie nieuw moeten leren denken en ervaren: ‘opnieuw/van boven geboren worden…’ (vers 3). Het anothen gennethenai‘ (zie ook ‘anothen‘ Johannes 3:31; Johannes 19; Johannes 11:23) wordt vervolgens geconcretiseerd in vers 5, 6 en 8 met de verwijzing naar de Geest. Enkel vanuit het Geest-perspectief is Jezus’ geloofsgetuigenis (vers 11) in zijn leven (en sterven en opstaan tot nieuw leven) verstaanbaar, als een vernieuwend spreken van Godswege over leven dat de dood overwint (over hemelse dingen’, vers 12).

Die geloofswaarheid, die dood en leven vanuit een eeuwigheidperspectief en vanuit opstandingleven bij elkaar houdt (vers 15/16) valt niet deductief te construeren vanuit het bestaande (de praktijk van de traditie), want ‘er is nooit iemand opgestegen naar de hemel’ (vers 13). Maar ze is ook geen vreemd lichaam in die Bijbelse traditie! Ze is als het ware geprefigureerd, zo verwoordt het de tekst, in de associatieve verwijzing naar het beeld van Mozes en de slang in de woestijn (vers 14).

Voor het goede verstaan van vers 13 (‘opgestegen naar de hemel’) is het zaak om hier ook de parallel te zien met Paulus’ spreken in Romeinen 10 over Christus (daarbij verwijzend naar Deuteronomium 30,11v) die niet te zoeken/vinden is ‘aan de overkant van de zee…‘. Tevens is die parallel er met de bekende midrasj in de Babylonische Talmoed over de plaats van de Tora (die niet in de hemel is, maar in de verantwoordelijkheid van de menselijke uitleg). Culminatiepunt daarvan is de uitspraak ‘Zij tora> is niet in de hemel!’ van Rabbi Joshua (zie bBM 59b).

De perikoop bij Johannes cirkelt in haar kern om de verhouding van geloof en geleefde traditie, verstaan als uitlegtraditie van de Tora. In die verhouding is het, zo de tekst van Johannes, de Geest, die de nodige ruimte en het perspectief schept om bij elkaar te houden; en om Gods heilswil en Gods koninkrijk te blijven geloven, wat voor het menselijk verstand soms als tegenstelling tegenover leven en heil kan worden ervaren. De (Farizese) traditie waar Nikodemus voor staat, de vertaling van het Bijbels getuigenis naar een geleefde geloofspraktijk, wordt door Jezus in deze tekst niet weersproken, maar ze wordt bevestigd en breed geopend en daarbij van het gevaar van Schriftuurlijk fundamentalisme bevrijd, door ze te verbinden met het perspectief van de Geest ‘die waait waarheen hij wil’ (vers 8). Uit die open spanning tussen Schrift en geleefde uitleg in de geloofspraktijk voedt zich het leven van de gemeente van Christus. Niet als habitus, maar als een alsmaar weer in nachtelijke of dagelijkse gesprekken en ontmoetingen tussen zin-zoekers te vinden waarheid.

Aanwijzingen voor de prediking

Zo zeer het goed kan zijn om op een zondag Trinitatis het concept van de Drievuldigheid ook eens catechetisch uit te werken, zo zeer is het ook zaak, om de Bijbelse teksten in hun beeldtaal te laten uitspreken.

De dialoog tussen Eerste en Tweede Testament laat zich vanuit de tekst van Johannes goed en vruchtbaar voeren met zowel de Jesajalezing van het Luthers rooster als ook met de Exoduslezing van het Oecumenisch rooster.

Zo verwoordt de Jesajatekst met zijn elementen van een mystiek schouwen van Gods heerlijkheid de wonderbaarlijke ervaring van transcendentie (vers 1: ‘zag ik de Heer’), die je de woorden op de lipppen kan doen besterven. Gods zijn-voor-mij als de geheel Andere staat daarbij tegenover de menselijke zelfervaring als wereld/vlees-gebonden schepsel (vers 5: ‘onreine lippen’). Maar dit tegenover wordt (en dat is Evangelie!) van Godswege overbrugt (vers 7: ‘je zonden zijn tenietgedaan’), en de mens wordt geheel en al ingeschakeld in Gods heilsplan en mag daar op antwoorden: ‘Hier ben ik, stuur mij.‘ (vers 8)

De Exoduslezing verhaalt eveneens van die bijzondere ontmoetingservaring met de geheel andere (vers 5: ‘het heilige’), tegenover wie doxologie en aanbidding de enig passende houdingen zijn (eveneens vers 5: ‘trek je sandalen uit…‘) . Tegelijkertijd reikt de tekst tenminste twee elementen aan, die ook in de Johannestekst centraal staan: het willen zien/bekijken (vers 2, ‘Mozes zag’ en vers 3, ‘van dichterbij bekijken’ en vers 4, ‘de Heer zag’, en vers 6 ‘Mozes bedekte zijn gezicht’ en ‘durfde niet naar God te kijken’) als ook de eerlijk vragende houding van het zoekend geloof: ‘Hoe kan dat?‘ (vers 3).

De prediking zou in grote lijnen twee thema’s kunnen uitwerken:

– Nikodemus vertegenwoordigt een belangrijk aspect van geloof, in zijn worsteling met de spanning tussen het terechte willen weten, begrijpen, toepassen, … en het geheel andere van de aanzegging van het Evangelie dat eeuwig leven de dood overwint: de spanning tussen actie en contemplatie.

– Trinitarisch geloof is aan de hand van het verhaal, vooral in gesprek met de lezing(en) uit het Eerste Testament, exemplarisch te beschrijven: niet als ontologische speculatie over God, maar als verwoording van de ervaring van Gods veelkleurig zijn voor mij. God te ervaren als vaderlijk, broederlijk, geestelijk – als oergrond, vergeving, toekomst – of vragenderwijs: waar vandaan, hoe hier en vandaag bestaand, waarheen en waarvoor levend – … of welke andere begrippenparen hier in te vullen zouden zijn.

Ideeën voor kinderen

Een voor kinderen herkenbaar motief in de tekst is het ‘van onrust niet kunnen slapen in de nacht’. Wat zijn de vragen die een mens wakker houden? Nikodemus had zulk soort vragen over God, en daarover wilde hij met Jezus spreken. Wat zijn vragen die jij aan Jezus zou willen stellen…?

Een andere toegang zou kunnen gaan via de verschillende beelden waarmee mensen over God spreken, over hoe ze God ervaren en over God denken. God als degene bij wie ik me veilig voel, als degene die mij zo goed kent als geen ander, als degene bij wie alle geheimen thuis komen, als een warme zomerdag, als … Allemaal beelden die bij elkaar horen, ook al zijn ze verschillend, zoals de oude Bijbelse beelden van Vader, Zoon en Heilige Geest…

Als jij God zou moeten uittekenen, welke kleuren zou je daar bij kiezen, en welke beelden…?

Liturgische aanwijzingen / liederen

De liturgische kleur van de zondag is wit, de Christuskleur, en de kleur van de verwondering. Dat licht zou ook in de liederen kunnen doorschijnen. Geschikt zijn in ieder geval:

  • LB 302 (zondagslied van het Luthers rooster)

  • LB 671

  • LB 319 (Exodus 3)

  • LB 686 (Johannes 3)

  • LB 341

  • LB 705 (antifoon)

Literatuur

Geen.

 

Wellicht ook interessant

None

Reactie op Geloof en gender. Zoeken naar een begaanbare weg

Jan Minderhoud heeft zich als theoloog gewaagd aan een studie over gender – een van de grote twistappels in maatschappij en kerk in onze tijd. Wat me meteen positief raakt is de aangename, respectvolle en fijngevoelige toon die hij aanslaat. Minderhoud schrijft vanuit zijn persoonlijke betrokkenheid bij mensen, die op allerlei manieren te maken hebben met het onderwerp. Op geen enkele manier voel ik iets van neerbuigendheid of veroordeling naar wie dan ook. Dat is grote winst in een sterk verhit debat. Minderhoud streeft ernaar recht te doen aan de hoge mate van complexiteit van het onderwerp en daar zo genuanceerd mogelijk over te schrijven. Tegelijkertijd schrijft hij met het verlangen om te onderscheiden wat God ons aanreikt aan waarheid en wijsheid, in wetenschap, schepping en Bijbel.

None

Toespraak van Johan Tahon tijdens de boekpresentatie van De imitatie van Christus

Zelden heb ik iemand zo intens, diep en als een hedendaagse mysticus horen voorlezen als Frank Deroo. Tijdens de voorstelling van de nieuwe pocketeditie van De Imitatie van Christus van Thomas a Kempis werd de zaal muisstil zodra Frank het woord nam. Ik begrijp zijn passie voor deze eeuwenoude teksten. Ook in mijn beeldhouwatelier ligt het Kempis-boek altijd open. Een kaars brandt ernaast. En telkens wanneer ik erlangs loop, heb ik het gevoel dat er een aanwezigheid is in de historische kerk die ik als werkruimte mag gebruiken.

Nieuwe boeken