Preekschets Jona 1:14
Jona 1:14
Vierde zondag na Pinksteren
U bent de heer, al wat u wilt dat doet u!
Schriftlezing: Jona 1
Het eigene van de zondag
De liturgische kleur op de zondagen na Pinksteren is groen, de kleur van de hoop. Dat past bij het bijbelboek Jona, dat uitdrukt hoe er hoop is voor de volken rondom Israël, zelfs na aankondiging van vernietiging. Het verhaal laat zich ook gebruiken op andere ‘groene’ zondagen, bijvoorbeeld rond Grote Verzoendag (4 oktober 2014), de dag waarop in de synagoge het boek Jona wordt gelezen. Wij gebruiken het bijbelboek Jona hier voor een serie van drie preken over het gebed.
Uitleg
Het bijbelboek Jona is anders dan de verhalende gedeelten uit andere profetenboeken. Het geheel laat zich nog het beste beschouwen als een voorloper van het genre van de haggadische midrasj: een verhalende manier om antwoord te geven bij vragen die opkomen bij het lezen van bijbelteksten. Het boek Jona is een verhalende uitleg bij Jeremia 18:8 (Brockington, 627), die de vraag uitwerkt of de boodschap van onheil en heil voor het volk Israël is bedoeld (zo de aanspraak in Jer. 18:6) en/of voor andere volkeren (zo de formulering in Jer. 18:7).
Voor zijn verhaal heeft de auteur de verder onbekende Jona uit 2 Koningen 14:25 genomen en gebruikt hij Nineve – in zijn tijd inmiddels verwoest maar ook legendarisch – als decor voor zijn verhaal. Nahum 1-3 moet zeker bij zijn lezers in de oren hebben geklonken. De manier waarop hij in algemene bewoordingen spreekt over ‘de koning van Nineve’, andere verhaaldetails en arameïsmen in de tekst wijzen op een ontstaan tussen de zevende en derde eeuw voor Christus. Meer dan historische speculatie echter is er aanleiding om te genieten van de prachtige vertelkunst van dit bijbelboek.
Als een welbewuste eenheid wordt het verhaal neergezet in twee delen met vier scènes: er komt na dodelijke dreiging heil voor niet-Israëlieten (Jona 1 en 3), waarna verteld wordt hoe Jona moeite heeft om dit te aanvaarden (Jona 2 en 4). Veelbetekenende woordherhalingen geven reliëf aan de vertelkunst.
De namen zijn veelzeggend in het verhaal. De Godsnaam jhwh komt 26 maal voor in de Hebreeuwse tekst (Siebert, 279). (N.B. de nbv laat de Godsnaam eenmaal wegvallen: in Jona 1:16.) Dat getal is precies de getalswaarde van de Godsnaam. God toont zich in zijn volle waarde, zou je kunnen zeggen.
Heel anders ligt dat voor Jona – en dat is een prachtig punt om in de prediking uit te werken. De naam Jona betekent ‘duif. We moeten ogenblikkelijk denken aan Noach die een duif loslaat: een verhaal met de verzekering dat er geen vernietiging van de aarde zal plaatsvinden (Gen. 8:8-12), en aan de offerwetten in Leviticus (bijv. Lev. 5:7 en 15:29), waar de duif een dier is dat mogelijk maakt dat ook de gewone man en vrouw een brandoffer of reinigingsoffer kunnen voltrekken. De naam Amittai is afgeleid van het woord ‘emet, waarheid. Jona is een ‘zoon van de waarheid’, die de waarheid over God moet uitdragen. Jona blijkt echter een profeet die zijn naam, met alle verwijzingen naar vergeving en verzoening, niet waar wil maken.
De diepe slaap van Jona valt in het kader van een profetische roeping te plaatsen. Dezelfde werkwoordsvorm (nif al van rdm) wordt gebruikt in Daniël 8:18 en 10:9, waar de profeet Daniël een visioen krijgt. De slaap als mogelijkheid van een goddelijke boodschap wordt bij Jona de vluchtpoging van een profeet die vooral zich wil onttrekken aan het boodschapper van God zijn.
Opvallend is hoe de verteller de zeelieden (die duidelijk niet van Israëlitische komaf zijn) laat bidden tot de Heer, dus met gebruik van de ‘eigenlijke’ Godsnaam, terwijl het voor de hand zou liggen dat zij het algemene ‘God’ (‘
Aanwijzingen voor de prediking
Allerlei mensen bidden, ook niet doorgewinterde kerkgangers. Daar zijn tal van voorbeelden van te noemen. Dat roept de vraag op naar wat een gebed is. En wie kan ons dat beter leren dan een profeet, een ‘man Gods’? Bij een profeet moet je toch de innige omgang met God gewaarworden?
Met die vraag komt het verhaal van Jona naar voren. Het zal bij de meeste lezers bekend zijn, maar vraagt om een kleine navertelling. Het is de uitdaging om daarbij niet de motieven van Jona al te uitgebreid in te vullen. Het verhaal opent zich wanneer gelet wordt op alle momenten waar we een reactie van Jona of van God verwachten en die juist niet tegenkomen.
Na de vertelling komt de teleurgestelde vraag op: is dat nou een profeet? Niets uit zijn naam maakt hij waar (zie de uitleg over de naam Jona en Amittai).
De joodse filosoof Abraham Heschel zei ooit: ‘Wat is de essentie van het profeet-zijn? Een profeet is een persoon die God en mensen in één gedachte bevat, op een bepaalde tijd, te allen tijde’ (Heschel, 93). En ook: ‘De profeet is een persoon die lijdt aan het kwaad dat anderen wordt aangedaan (…) Alle profetie is één grote uitroep: het kwaad laat God niet onverschillig’ (Heschel, 92). Jona wil deze profetische roeping niet op zich nemen. Voor wie het goede zoekt in plaats van het kwade zal het recht stromen als water (Amos 5:14, 24). Voor Jona, die deze keuze niet maakt, wordt het kwaad een dodelijke waterkolk.
Wat is dan bidden? Van de profeet Jona leren we het hier niet. Maar we krijgen wel iets mee van de zeelieden. Het gebed kan een diepe noodkreet zijn: God, wat moet ik toch doen? Dat is de vraag van de zeelieden, wanneer ze moeten besluiten of ze Jona wel of niet overboord zullen gooien. Zij zijn de echte profeten in de omschrijving van Heschel, in die zin dat ze lijden aan het leed dat er is en waaraan ze niet nog meer kwaad willen toevoegen. Hun geloofskracht is dat ze uiteindelijk niet meer handelen vanuit hun eigen belangen of afwegingen, maar alles aan God laten: ‘U bent de heer’ (1:14).
We kunnen raden naar de afwegingen van Jona: met een onheilsboodschap voor de inwoners van Nineve maakt hij zich tot potentieel slachtoffer van collectieve woede; als zijn profetie door een vergevende daad van God niet uitkomt, maakt hij zich voor het thuisfront tot een valse profeet (vgl. Deut. 18:21-22) en verliest hij alle gezag. Wanneer je je door zulke overwegingen laat leiden, blijf je altijd steken in dilemma’s en gepieker waar je niet uitkomt. Bidden is: een besluit om een andere levenshouding te hebben en de dingen bij God neer te leggen. Christus deed dat ook, in alle vertrouwen van een Zoon op zijn Vader. Kunnen wij dat navolgen?
Wie er de ruimte voor wil nemen kan hier Handelingen 10 behandelen, waarin verteld wordt dat het ook anders toe kan gaan bij iemand die een roeping van God krijgt. Er is hier ook ruimte voor een korte verwijzing naar de andere ondersteunende bijbelgedeelten die bij de Liturgische aanwijzingen worden genoemd.
Liturgische aanwijzingen
Een kerkdienst begint met de bemoediging dat onze hulp is van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft. Deze dienst vraagt natuurlijk om Psalm 124, waarin het ‘Onze hulp…’ voorkomt, het ontkomen aan het water én het ontsnappen van een vogel (Jona = duif) aan de dood. T 100, met o.a. coupletten over Noach en Jona, in de vorm van een kyriegebed. elb 309 en 389 als bezinnende gebedsliederen. Als kinderlied awn I, 12 (‘Nee, nee, nee’).
Als ondersteunende lezingen Jeremia 18:1-12, Joël 2:12-17, Amos 5:14-24 of een bijbelgedeelte over bidden, zoals Romeinen 8:26-30. Handelingen 10:23b-36 is ook mooi, omdat hier een man (Petrus) uit hetzelfde Joppe/Jafo afreist die de opdracht van God wél volgt en daarmee het heil voor niet-Israëlieten (het huis van Cornelius) openlegt.
Geraadpleegde literatuur
C. van Breukelen, ‘Jona: Omkeer’, in: F. Maas e.a. (red.), De Bijbel spiritueel, Zoetermeer, 2004, 465-472; L.H. Brockington, ‘Jonah’, in: M. Black, H.H. Rowley (eds.), Peake’s Commentary on the Bible, London, 1962; G.H. Cohn, Das Buch Jona im Lichte der bliblischen Erzählkunst, Assen, 1969; K.A. Deurloo, Jona, Baarn, 1995; A.J. Heschel, The Insecurity of Freedom, New York, 1972; K.H. Miskotte, Als de goden zwijgen, Amsterdam, 1956, 345-359; P. Ricoeur, Soi-même comme un autre, Paris, 1990; J. Siebert-Hommes, ‘Jona’, in: J. Fokkelman, W. Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer, 2003, 279-286; D. Stuart, wbc; K.L. Wierenga, Jona, een psychodrama, Kampen, 1999.