Preekschets Lucas 15:11-32
Lucas 15:11-32
Toen kwam hij tot zichzelf…
Schriftlezing: Lucas 15:11-32
Het eigene van de zondag
Op deze zondag gaat het voor de tweede keer over een verhaal waarin familieverhoudingen centraal staan: een vader en twee broers. Het is een verhaal over het leven zelf, een verhaal dat herkenning oproept en een spiegel is voor iedere luisteraar. Het is mooi om de dienst zo in te vullen dat het verhaal dicht op de huid van kerkgangers komt. Bijvoorbeeld door een korte inleiding te houden die de vragen die het verhaal oproept beklemtoont, maar niet beantwoordt. Daarna als het mogelijk is, een gesprek rond de vragen die het verhaal oproept, het liefst in kleine groepjes. Misschien is het aantal kerkgangers in de zomerdienst zo beperkt dat dat niet veel organisatie kost. Natuurlijk is iedere deelnemer vrij om zo veel te vertellen als hij/zij zelf wil. Veiligheid staat voorop. Je kunt ook laten mediteren rond het verhaal. Na de inleiding kun je mensen een aantal vragen meegeven en daarover laten nadenken. Je kunt hierbij ook beelden gebruiken, zoals Henri Nouwen zich liet raken door Rembrandts verbeelding van dit verhaal. Misschien kun je resultaten van deze dienst ook verwerken in een vervolgdienst.
Uitleg
Jezus vertelt het verhaal in het kader van een van zijn vele maaltijden. Maaltijden met allerlei mensen, ook met orthodoxe farizeeën (15:1v). Zij hebben andere ideeën over geloof dan Jezus, maar ze zijn hem bij Lucas nergens vijandig gezind. Zij vragen zich wel af waarom Jezus zich bezighoudt met tollenaars en zondaars en niet alleen met keurige mensen zoals zij. Het antwoord is een verhaal. Jezus is niet de eerste die vertelt over een vader en zijn zoons (dat kunnen wat ons betreft natuurlijk ook dochters zijn). Jaloezie, nijd, elkaar iets niet gunnen, onzekerheid, opgekropte woede spelen tussen gezinsleden, in de Bijbel, zoals in het leven zelf. Het verhaal is helder opgebouwd. Eén deel gaat over de jongste zoon (11-24), een ander deel over de oudste zoon (25-32). Daar tussen in staat de vader. Het is een kunst om dit overbekende verhaal te lezen zonder vooringenomen of vastomlijnd kader en om niet meteen vast te stellen wat of wie goed en fout is. Verhalen geven geen rechtlijnige antwoorden.
Jezus’ verhaal is de derde in een serie waarin steeds iets verloren gaat. Na schaap en geldstuk nu een zoon. Maar naast verliezen en verloren gaan, gaat het ook om zoeken en de blijdschap van vinden en gevonden worden. Dat is het grondthema bij Lucas en in dit hoofdstuk. In dit verhaal gaat het niet over bezit dat wordt verspild aan een al te uitbundige levensstijl. Wanneer de jongste zoon vraagt om de erfenis, krijgen hij en zijn broer van hun vader het leven (bios, 12). In de volgende regel staat dan hoe hij dat in een ver land verstrooit, verkwist (dieskorpisen, 13). Misschien gaat dit verhaal vooral over de vraag hoe je een leven kunt leiden dat een geheel is, niet verbrokkeld. De jongste zoon zoekt daarnaar door ver weg te gaan. Als hij berooid is en het land in crisis, komt hij bij de varkens terecht. Verder weg kan hij niet gaan. Dit zijn geen plaatsaanduidingen maar beelden van vervreemding. Beelden die duiden wat een woord als zonde ten diepste betekent. Niet zozeer: goed en fout gedrag, hoeren en sloeren (zoals de moralistische oudste zoon in vs. 30 suggereert), maar: vervreemd raken van jezelf, je bestemming, een verstrooid, gebroken mens zijn. Meteen daarna volgt hoe de jongen op dit totale dieptepunt tot zichzelf komt (vs. 17). Hij wordt er zich voor het eerst van bewust wat er toe doet in zijn leven. Hij vindt zijn bestemming. Althans, hij gaat terug naar huis, maar weet nu ook waarom. En de oudste? Dat laat het verhaal open en dat is waardoor het verhaal zo indringend blijft en niet versleten raakt.
In dit derde verhaal van Lucas over verliezen, zoeken en gevonden worden, blijft meer dan de blijdschap om de jongste zoon, de positie van de oudste zoon haken. Hij zoekt niet, hij wordt niet gevonden, alles rondom hem staat stil, is verstard en vreugdeloos. Hij heeft zijn leven niet ‘verstrooid’ en toch is hij geen mens uit één stuk. Het is voor hem moeilijk om tot die blijdschap van de vader te komen die het leven licht en draaglijk maakt. Wrok, jaloezie, onzekerheid, opgekropte gevoelens staan in de weg en zijn lastig te overwinnen. Zal hij nu, in navolging van zijn jongste broer een weg van vallen en opstaan durven gaan om tot zijn bestemming te geraken? Je vindt pas als je durft te zoeken.
De vader zou het centrum kunnen zijn van het levenslabyrint waarin ieder mens ronddwaalt. Hoe kom je bij dat centrum? Hoe bereik je die blijdschap die vrijheid geeft en het leven licht maakt? Nouwen schrijft hoe het er voor hem om ging om uiteindelijk als die vader te worden. Hij schrijft dat het er voor een gelovige uiteindelijk om gaat zo te durven leven als die vader. Dat heeft alles te maken met durf, lef en creativiteit. Iets waartoe Jezus de farizeeën uitnodigt maar ook ons, de lezers van vandaag.
Aanwijzingen voor de prediking
Ik zou ervoor willen pleiten om te kiezen voor een korte inleidende preek waarin vooral vragen gesteld worden. De toehoorders kunnen dan met hun eigen levenservaringen antwoorden zoeken. Sta eerst eens stil bij de zoons. Hoe zou je hen en hun gedrag beschrijven? Wat zijn hun zwakke en sterke eigenschappen?
Wat zijn de verschillen, contrasten? Welke keuzes maken ze? Door zulke vragen te stellen, zonder te oordelen, maar eerder nieuwsgierig en met verbeeldingskracht, ontstijg je de zwart-wit beelden.
Daarna kun je de toehoorders persoonlijke vragen stellen: in wie herkent u zichzelf het meest? In de jongste zoon die vol levensmoed en gretigheid weg gaat, of in de oudste die achterblijft. Wat voert in uw leven de boventoon: lust of plicht? Je best doen of genieten? En heeft je geloof daar een rol in gespeeld, je een kant op gestuurd? Zou je het zo overdoen of niet? Is het je gelukt om je verlangens in overeenstemming te brengen met je verantwoordelijkheidsgevoel? Is het leven plezierig of alleen maar moeten? Herken je dat gevoel van jaloezie van de oudste zoon?
Het verhaal tekent ons ook een vader (moeder). Wat voor ouder is hij en hoe kijken zijn kinderen tegen hem aan? Wat zegt dat over hen? Herken je je in deze ouder? Wat voor ouders had u? Deze passage kan weer nieuwe vragen openen naar hoe wij tegen God aankijken, welke waarden in ons geloof en leven daardoor belangrijk zijn geworden. De hamvraag is misschien of je het gevoel hebt je bestemming te hebben gevonden, geen verstrooid leven te leiden, maar een geïntegreerde persoon te zijn. Je kunt het verhaal zelfs toepassen op de manier waarop we gemeente zijn. Heeft dat te maken met plezier, lust, nieuwsgierigheid, durven veranderen en loslaten of heeft dat vooral te maken met plicht en verantwoordelijkheid, op je plek blijven? Zijn we als oudste zonen druk bezig in de kerk en ten diepste jaloers op de broer die het ervan neemt en weggaat? Is er een kerk te verzinnen waar de jongste zoon naar terug zou willen keren?
Liturgische aanwijzingen
Een dienst waarin zo wordt nagedacht of gepraat over dit verhaal kan wel wat stilte gebruiken. Meditatieve stilte of stilte die tot nadenken stemt. Misschien kun je dat ook zien als gebed. Zelf wissel ik vaak bidden af met meerdere momenten van stilte, De stiltes en de woorden van het gebed krijgen dan veel meer impact en de toehoorders krijgen meer tijd om van binnen zelf stil te worden. In ieder geval levert het veel op als je experimenteert met de vorm van het gebed. Bij dit verhaal is het ook mooi om een of meer beelden aan te bieden, om daarnaar kijkend een gedachtenstroom op gang te brengen (Rembrandt, Jeroen Bosch). De gelijkenis van de verloren zoon wordt bezongen in:
Geraadpleegde literatuur
H. Nouwen, Eindelijk thuis, Tielt, 1992; N. ter Linden, Het verhaal gaat, Amsterdam, 2003; Th.J.M. Naastepad, Acht gelijkenissen, verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen, (z.j.).