Preekschets Lucas 22:14-15
Lucas 22:14-15
Witte Donderdag
Toen het zover was, ging hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt…’
Schriftlezing: Lucas 22:14-38
Uitleg
De maaltijd is voor Lucas een aangelegen punt, grondvorm en toetssteen van Gods reddend handelen in Jezus’ evangelie. De maaltijd bij Simon de Farizeeër (Luc. 7), de gelijkenis van de uitnodiging tot de maaltijd (Luc. 14) en het gemeste kalf voor de verloren zoon (Luc. 15) zijn slechts een greep uit de vele maal tij dteksten die in dit evangelie aangetroffen worden, vaak behorend tot het zogenaamde Lucaanse ‘Sondergut’. De grief van Farizeeën en schriftgeleerden tegen Jezus is volgens Lucas samen te vatten in de zin: ‘Hij ontvangt zondaren en eet met hen’ (Luc. 5:30; 15:2). Als uitdrukking van de allereerste voorwaarde tot leven is de maaltijd in het evangelie ook belofte van het allerlaatste: ‘eten en drinken in mijn Koninkrijk’ (vs. 30). De maaltijd tekent ook het grondpatroon van gemeenschap. Sociale ordening, opname en uitsluiting krijgen er fysieke vorm.
Geen wonder dus dat ook de paschamaaltijd Lucas’ bijzondere belangstelling heeft. Was er in de herberg (kataluma, vs. 11) voor Jezus’ geboorte geen plaats, nu blijkt er een grote bovenzaal beschikbaar te zijn waar Jezus én zijn leerlingen het Pascha (Pesach) kunnen eten.
Deze maaltijd is het gedenken van Israëls verlossing uit de slavernij van Egypte. Het keerpunt in de nacht als de uittocht begint. Lucas 9:31 had deze exodus al ter sprake gebracht, als samenvattend beeld voor de weg van Jezus: ‘De exodus die hij te Jeruzalem zou volbrengen’ (Luc. 9:31).
Opmerkelijk in Lucas 22 is de beklemtoning van het woord Pascha (Pesach): zes maal. In de kern is Pascha (voor Lucas) het lam dat geslacht moet worden (22:7). Het Pascha wacht op vervulling in het offer van de Mensenzoon, ‘dat voor jullie gegeven wordt’ (vs. 19, 20). Dit pascha-uur is nu aangebroken (vgl. Luc. 14:17). Jezus wil deze maaltijd van bevrijding eten voordat Hij het lijden ingaat, in het vertrouwen op Israëls God, dat dit lijden het laatste niet kan zijn. Zo is de maaltijd Jezus’ belijdenis van zijn verwachting én zijn gehoorzaamheid aan de vervulling in het Koninkrijk van God (vs. 16).
Jezus’ woorden: ‘Ik zal niet eten’ (vs. 16) en ‘Ik zal vanaf nu niet meer drinken totdat’ (vs. 18) zijn eerder te begrijpen als een gelofte van gehoorzaamheid, dan als een feitelijke constatering. Veel nadruk legt Lucas daarbij op de gemeenschap – Jezus heeft een vurig verlangen dit samen met de zijnen te vieren (vgl. vs. 8, 11, 15) – en op het feit dat deze maaltijd – het vervulde Pascha – ook de basis van dienende gemeenschap blijft.
Aan de tafel waar Jezus zijn eigen lichaam als brood breekt en de wijn als bloed van een nieuw verbond uitgiet, worden de contouren van de gemeente én haar opdracht zichtbaar.
Niet toevallig heten de leerlingen hier dan ook ‘apostelen’ (vs. 14,35). Het onderwerp van gesprek aan tafel is inderdaad het apostolaat in de breedste en diepste zin.
Jezus draagt zijn volgelingen het Koninkrijk van zijn Vader over als dienaar (diakonos, vs. 27). De realiteit is evenwel dat de leerlingen twisten wie van hen de meeste is. Zodoende komen ze allen in aanmerking voor de rol van verrader. De naam van Judas wordt niet meer genoemd. Wel ‘Simon, Simon’ in wie de andere leerlingen inbegrepen zijn (zie vs. 31, humas, jullie): de satan (ook genoemd door Lucas in 22:3) schudt allen als graan op de zeef om kaf en koren te scheiden. Alleen het gebed van Jezus zal Simons geloof behouden, en zo zal hij desondanks in staat zijn de broeders te versterken. Petrus valt als loochenaar door de mand, ondanks heftige ontkenning.
Tenslotte de eigenaardige passage over de twee zwaarden, die ook alleen Lucas heeft. Het begint met de herinnering aan het aanvankelijke apostolaat van Lucas 9:lvv. en 10:lvv. ‘Heeft het jullie toen aan iets ontbroken?’ is de retorische vraag. Maar nu, in dit uur, zal het anders zijn…
Een zwaard zal meer van pas komen dan een mantel. Het blijkt overbodig te zeggen. Reeds zijn twee zwaarden aanwezig, en is Jezus dus feitelijk verraden. Het alibi van geweldloosheid hebben zijn leerlingen Hem al ontnomen, zoals dadelijk ook blijken zal (22:49-50). Niettemin blijft Jezus een der hunnen: onder deze wettelozen en geweldplegers wil Hij gerekend zijn (vs. 37).
Vanwege zijn falende leerlingen keert het apostolaat tot Jezus terug. Hij neemt de schuld op zich en wordt veroordeeld vanwege hun onmacht om de minsten te zijn en te wachten op het gegeven uur van bevrijding. Daarin komt de knecht van de Heer (Jes. 53) tot zijn doel (telos, vs. 37).
‘Het is genoeg’; nu de zwaarden er zijn, kan het Pascha inderdaad geslacht worden.
Aanwijzingen voor de prediking
Motto: Maar nu… het aangebroken uur!
Het laatste Avondmaal is allerminst een tragische afscheidsmaaltijd. Jezus viert het Pascha met zijn leerlingen als het beslissende uur, dat nu is aangebroken, het keerpunt in de nacht, waarop de bevrijding begint. Ook al is er nog een weg van lijden te gaan, toch staat de maaltijd principieel in het teken van het komende Koninkrijk van God. Terwijl Jezus zijn dood (als het Paaslam zelve) nabij weet, wordt de verwachting van het Godsrijk bewaard en gevierd.
Kunnen we iets invoelen van dit hevige verlangen? Soms moet een mens inderdaad aan de grens van het leven komen om te ervaren hoe werkelijk verwachting is.
Dit Pascha ervaart Jezus als een vorm van intens samenzijn met zijn volgelingen. In de bovenzaal hebben zij alles voorbereid. Jezus geeft hun de beker van de dankzegging in handen om deze ‘in hun midden rond te laten gaan’ (verdelen). Zo draagt Jezus het Koninkrijk van zijn Vader op zijn leerlingen over. De maaltijd van de gemeenschap is dus ook een maaltijd van overdracht (traditio).
Daarom worden de leerlingen aan de tafel apostelen genoemd. Ook na zoveel eeuwen delen we in Jezus’ opdracht vanaf de tafel. In het Engels wordt Witte Donderdag genoemd: Maundy Thursday; dat is letterlijk: donderdag met een opdracht (mandaat; mandatum novum, Joh. 13:34). Witte Donderdag is het geboortemoment van het diaconaat (niet alleen volgens het Johannesevangelie met de lezing van de voetwassing, ook volgens Lucas): ‘Ik ben in jullie midden als dienaar.’
Traditie, overdracht, overlevering blijkt echter ook altijd weer verraad te zijn. Niet voor niets wordt Judas consequent ‘één van de twaalven’ genoemd. Allen blijkt deze schoen te passen en zij twisten daarom wie van hen de meeste en de eerste is. Het is een beschamend gebeuren, tegenover Jezus’ vurig verlangen naar echte gemeenschap. Zijn er ook twisten in de gemeente? Zelfs de maaltijd van delen blijkt nog altijd een bron van verdeeldheid en twist te zijn. Kunnen we ons erbij neerleggen dat het Avondmaal/de eucharistie christenen gescheiden houdt?
De verrader is door Jezus niet van de maaltijd uitgesloten, al zal ‘deze mens’ niet onveranderd van de tafel met Jezus weggaan: ten goede óf ten kwade.
Pascha is de maaltijd van Gods bevrijding-in-verwachting. Maar op het kritieke ogenblik blijken de volgelingen (apostelen) Pascha te verstaan als bevrijding-in- actie. Van onder de tafel duiken de zwaarden op. Daardoor wordt Jezus ook medeplichtig gemaakt aan geweld. Het bewijs schuldeloos te zijn vervalt. Echter zelfs met het zwaard op tafel houdt Jezus de gemeenschap vol. Als Knecht van de HEER blijft Hij solidair met wettelozen en gewetenlozen, ook al kost het zijn leven: ‘Ik heb voor jullie gebeden’ (niet: met het zwaard gestreden).
Jezus is de enige die de verwachting van Gods sjaloom in geweldloosheid volhoudt, maar laat zich door zijn leerlingen compromitteren. Hij wordt onder misdadigers gerekend. Deze misdadigers blijken in de eerste plaats zijn behulpzame volgelingen te zijn, die het zwaard voor Hem willen trekken. Durven we zo ons gemeente-zijn onder ogen te zien: Christus te midden van misdadigers? Maar nu deze laatste consequentie aan het licht gekomen is, kan alles wat geschreven is tot vervulling komen. Het uur is aangebroken dat het Paaslam tot zijn doel (telos) komt: ‘Het nieuwe verbond in Jezus’ bloed, dat voor u en mij uitgegoten wordt’ (vs. 20).
Liturgische aanwijzingen
Naast deze evangelielezing ook nog de klassieke lezing uit Johannes 13 lezen, lijkt mij verwarrend. Jezus is Heer ook over de liturgische traditie. De andere klassieke lezingen zoals I Korintiërs 11:23-26 en Psalm 116 hebben ook naast Lucas recht van spreken. Natuurlijk mag het ‘Ubi caritas’ (Tt nr. 162) zijn plaats hebben, wellicht ook met de woorden van Psalm 133. Waar over Israëls Pesach uit Exodus 12 wordt gelezen, kan men aansluiten bij Lucas 9:31. Uit Tt is zowel nr. 158 als 161 passend als avondmaalslied.
Geraadpleegde literatuur
Boeken die mij bij de omgang met Lucas tot hulp geweest zijn: H. Berkhof, Christelijk geloof, Nijkerk 1973; Henk van de Bovenkamp, De chaos en het geheim, Baarn 1955, en de exegetische studie over Lucas en Handelingen van W.A. Verheij, De Geest schrijft wegen in de tijd, Kampen 1991. Maar het nuttigste instrument voor de exegese blijkt voor mij toch altijd weer de concordantie te zijn. Voor de liturgie van de Goede Week heb ik veel gehad aan: Ko Joosse, Om Hem te gedenken, Gooi en Sticht 2000.