Menu

Premium

Preekschets Lucas 4:13

Lucas 4:13

Invocabit

Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had
onderworpen, ging hij voor een tijdje bij hem vandaan.

Schriftlezing: Lucas 4:1-13

Het eigene van de zondag

Zondag Invocabit – naar Psalm 91 – is de eerste zondag in de Veertigdagentijd. In de vroege kerk het begin van de catechese die leidde tot de doop in de paasnacht. Dan werd er gelezen van de woestijn, de eenzaamheid en de duivel, want het doel van de catechese was versterking van het geloof tegen de aanvallen van satan. Wij volgen de komende drie zondagen de lezingen uit het C-jaar.

Uitleg

De doop in de Jordaan is voor Jezus beslissend geweest. Het was zijn Pinksteren. De heilige Geest daalde op hem neer, zegt Lucas. ‘En er klonk een stem uit de hemel: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde’ (Luc. 3:28). Alleen, hoe maak je dat waar? Zoon van de Vader, kan dat wel? Was Adam ook niet de zoon van God (Luc. 3:38) en hoe faalde hij! Dus: Adam opnieuw?

In de woestijn zal het blijken. Jezus komt door diezelfde Geest die Hem als Zoon aanwees in de woestijn terecht. De plaats van bezinning en eenzaamheid, de plaats van de beslissing. Grondleggend zal de uitkomst van de test tijdens dit verblijf in de woestijn zijn.

De woestijn is de plaats waar eenmaal God en zijn volk elkaar vonden en waar Mozes en Elia aanwijzingen kregen van de Onuitsprekelijke. De plaats waar je leert wat het betekent mens of volk van God te zijn. En natuurlijk veertig dagen, het getal van groeien, wachten, leren. Zo was Mozes veertig dagen op de berg en Elia ook en was het volk veertig jaar in de woestijn.

Zo is ook Jezus veertig dagen in de woestijn. Gekwalificeerde tijd in een gekwalificeerd gebied. Een harde, zware tijd, een tijd van honger en ongemak. De dagen zijn er lang, de nachten nog langer. Maar het verscherpt de concentratie en de gevoeligheid.

Meteen al begint bij Lucas de test, de verzoeking, anders dan bij Matteüs. Ook de volgorde van de verzoekingen is een andere. Bij Matteüs is de machtsvraag de laatste en zo eindigt dat evangelie ook. Bij Lucas gaat de machtsvraag vooraf aan zijn laatste vraag: die naar de tempel, waarmee zijn evangelie ook eindigt.

In de woestenij is er de duivel. De diabolos, de door-elkaar-gooier, degene die dat wat er is tussen de Vader en de Zoon probeert uit elkaar te spelen. Hoe moeten we dat zien? Is de duivel een zelfstandige entiteit of zijn het woorden, gedachten, beelden die in Jezus’ eigen hoofd hameren? Beslissend is steeds de vraag: wat is de weg? Veertig dagen en nachten geconfronteerd worden met jezelf, duizenden vragen, aanvechting en die ene vraag: wat zal mijn leven zijn?

Dan, na veertig dagen, klinken er in de eenzaamheid woorden. De Zoon die naar de Vader aardt, hoort woorden als woorden van zijn Vader. Bijbelteksten zijn het. Woorden die een weg wijzen. Maar is het wel de Vader die spreekt? Of is het een stoorzender? Hoe kun je onderscheiden? Tot drie keer toe komt Jezus in de crisis.

Eerst gaat het om brood. Veertig dagen vasten is niet niks. Manna is er niet, alleen maar stenen. ‘Gods Zoon, dat ben jij toch? Nou, dan doe je daar toch wat aan. Een steen voor een brood, dat zou toch een mooi privégebruik zijn van je Zoonschap?’ In de menselijke arbeid, techniek en cultuur zijn wij toch ook voortdurend bezig om van stenen brood te maken? ‘Waarom doe jij, Jezus, dat dan niet?’ Jezus antwoordt met een gedeeltelijk citaat uit Deuteronomium 8:3. Deze tweede Adam wil mens blijven. Brood is belangrijk, maar het Woord dat leven geeft, gaat voorop. Brood is een afgeleide.

De tweede crisis is die van de macht. ‘Heel de bewoonde wereld (hé oikoumené) – maar ook politiek tegenover de keizer als ho kurios tès oikoumenès – aan jouw voeten, zou dat niet prachtig zijn? Wat kun je allemaal niet doen? Buig alleen voor mij, want ik heb dit allemaal gekregen en kan het dus uitdelen. En jij bent toch zo met de Vader verbonden, dus. ’ Blijkbaar leven we in bezet gebied, duivels gebied. ‘Erken dat nou maar, Jezus, buig en alles zal van jou zijn.’ Opnieuw antwoordt Jezus met een citaat; ditmaal uit Deuteronomium 6:13. De Heer alleen de eer. Bovendien niet voor de macht is de Zoon des mensen gekomen, maar om te dienen. De weg van de Zoon is niet die van de macht, maar van de liefde voor mensen. Daarbij past geen onderwerping en dat is wat de stem hem voorhoudt. Voor zover het bij Jezus om de machtsvraag gaat, is deze dialogisch en eschatologisch.

Dan de derde crisis: die van het Godsvertrouwen. ‘Doe wat spectaculairs, Jezus,’ zegt de stem, terwijl hij hem heeft meegevoerd naar de tempel. ‘In de psalmen (Ps. 90:11-12; 91:11-12) staat toch dat de engelen je zullen dragen. Heb je dan geen vertrouwen? Kom, spring, kom van dat kruis! Doe dat en een heel volk zal onder de indruk zijn van je godsvertrouwen. Niemand zal je meer wantrouwen. Dus spring, er kan je toch niks overkomen.’ ‘Nee,’ zegt Jezus, ‘je zult God niet verzoeken.’ Voor de derde keer citeert Hij Deuteronomium (6:16). Het ‘er staat geschreven’ laat Jezus achterwege, want dat heeft de duivel net ook gebruikt. Wie vertrouwt, hoeft geen bewijzen en zoekt het niet in de demonstratie van zijn eigen geloof. Vertrouwen betekent: gehoor geven en gehoorzamen. En zo mislukt ook de derde test omdat de Zoon weigert de Vader te verzoeken. Hij blijft trouw aan zijn weg.

Daarop laat de duivel hem los. Niet definitief, maar tot een bestemde tijd (kairou). Is dat als de duivel bezit neemt van Judas (Luc. 22:3)? Of moeten we denken dat heel Jezus’ leven een strijd met de duivel is (Luc. 11:14-23), die de duivel lijkt te winnen (Golgota)? Maar juist als deze meent Hem te hebben, blijkt de Vader er wat op gevonden te hebben en staat de tweede Adam op.

Aanwijzingen voor de prediking

De verzoeking in de woestijn leent zich uitstekend voor een narratieve benadering. Al vertellend zullen we ons wel moeten realiseren dat de duivel voor veel mensen een struikelblok kan zijn. En dat terwijl de duivel in het verhaal op de tweede plaats komt. De Geest gaat voorop. Pas binnen de gang van de Geest met de Zoon komt de duivel ter sprake, die dan ook geontmythologiseerd mag worden.

De weg van de Zoon die aardt naar de Vader, de weg die door heel het leven gaat, erin ondergaat, deze weg van mens-willen-worden wijst tot driemaal toe dwaalwegen af. Die afwijzingen kunnen we doortrekken naar de situatie van de hoorders.

Ten eerste de broodvraag. Die is belangrijk, zoals alle economie belangrijk, maar niet het belangrijkste is. De Zoon weigert om als een deus ex machina op te treden. Dan zou Hij ook een schaduw op het gelaat van God werpen. Wie de Heer is, zul je wel zien (Ex. 3). Hij zorgt niet eens voor zijn eigen brood, laat staan voor het onze. Hij wil wel brood delen (Luc. 9), maar Hij wil geen gevierde held worden, zodat wij met de handen over elkaar kunnen gaan zitten.

Ten tweede is de politiek belangrijk, maar niet het enige. Jezus neemt niet de macht, de zeggenschap over, waardoor Hij het voor het zeggen zou hebben en wij maar hoeven te doen wat Hij zegt.

Ten derde is de Zoon geen tovenaar. Hij haalt geen stunt uit, waardoor mensen hem zouden bewonderen en wel in hem moeten geloven. Jezus wil geen applaus, niet vanwege een stunt klakkeloos gevolgd worden. Hij houdt het op vertrouwen, ook als het oog niet ziet. Bewijs hoeft Hij niet. Natuurlijk, de zogenoemde wonderverhalen in het evangelie zijn tekenend voor het koninkrijk dat komende is. Maar om ze te zien, heb je vertrouwen nodig, een vertrouwen dat je niet ontslaat van je verantwoordelijkheid. Wat blijft, is dat Jezus zijn weg gaat en het doel voor ogen houdt. En als je op deze mens-willen-wordende-weg meegaat, kunnen er onderweg ongekende dingen gebeuren.

In dit alles probeert de duivel verwarring te brengen. Het kan allemaal makkelijker. Kies toch de weg van de minste weerstand! Span God voor je karretje! Denk dat je alles beter weet en kunt! Dat is de verleiding voor allen die vooropgaan. En de verzoeking van de volgelingen is om meelopers te worden. Dat is fataal voor de menselijkheid in kerk en samenleving. Jezus doet daar niet aan mee.

Tot slot kun je iets vertellen over het vasten. Vasten is helemaal niet zo gek. Al zijn er ook verzoekingen. Zo van: zie mij eens! Zuiver gehouden is het in onze welvaartsmaatschappij echter een mogelijkheid om je een beetje te kunnen inleven in mensen die er helemaal niet voor kunnen kiezen om te vasten, gewoon omdat ze niks hebben. Daarnaast werd vasten vroeger ook wel ‘oefenen’ genoemd. Oefenen in weerbaarheid om de duivelse verzoekingen – brood voor onszelf, macht en roem voor onszelf en God zover krijgen dat Hij ons dient in plaats van omgekeerd – die ons van binnenuit en van buitenaf aanvallen, te weerstaan. Jezus verdedigt zich succesvol. Natuurlijk, vasten is geen doel op zich, maar het kan een goede training zijn om toe te komen aan de dingen waar het werkelijk om gaat. Levenin het spoor van Jezus! Want met Gods hulp en veel concentratie kunnen ook wij de duivel in het zand laten bijten, voorlopig.

Liturgische aanwijzingen

We zouden als tweede lezing Exodus 3:1-18 kunnen lezen. De psalm van de zondag is Psalm 91. Andere mogelijke liederen zijn: Gezang 172 (LvdK); Gezang 58, 63, 147 (Tt). Voor de afsluiting van het Kyrie zou men kunnen denken aan Gezang 9:13,14 (Tt).

Geraadpleegde literatuur

J.T. Nielsen, Het Evangelie naar Lucas deel 1(pnt), Nijkerk 1979; O. Noordmans, Verzamelde Werken 8, Kampen 1980, 278vv.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken