Preekschets Lucas 4:34
Lucas 4:34
Eerste zondag na Epifanie
‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret?Ben je gekomen om ons te vernietigen?Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’
Schriftlezing: Lucas 4:31-37
Het eigene van de zondag
In de periode van Epifanie gaat het om de vraag: wie is Jezus? En vanuit wiens macht zegt Hij de dingen die Hij zegt en doet Hij de dingen die Hij doet? In de evangeliën vragen veel mensen zich af wie Jezus is, en ze weten het niet precies. Opvallend is dat de boze en onreine geesten het vanaf het eerste moment wel precies weten. Jezus wil echter zijn identiteit niet bekend laten worden door hen. Daarom spreekt Hij hen streng toe om te zwijgen, want reclame van ‘de andere zijde’ heeft Hij niet nodig.
Uitleg
In het evangelie van Lucas is de genezing van deze bezeten man het eerste teken dat door Jezus wordt gedaan. Als dokter is Lucas erg geïnteresseerd in genezingen door het uitdrijven van boze geesten. Het woord dat vertaald wordt met onreine geest, is in het Grieks daimon. In het klassieke Grieks wordt met dit woord een godheid of goddelijke kracht aangeduid. De betekenis van het woord is neutraal. In het Nieuwe Testament heeft dit woord een negatieve betekenis gekregen en wordt er een geestelijk wezen mee bedoeld, dat zich vijandig gedraagt tegenover God en mensen. Deze vijandigheid tegenover mensen wordt onder andere zichtbaar in het veroorzaken van verschillende ziekten zoals melaatsheid, blindheid, doofheid en verlamming.
Na zijn mislukte optreden in Nazaret is Jezus naar Kafarnaüm gegaan, waar Hij regelmatig op sabbat onderwijst in de synagoge. In tegenstelling tot de inwoners van de stad waar Hij opgroeide, zijn de mensen in Kafarnaüm diep onder de indruk, want Hij spreekt met gezag. In dit verhaal maakt Lucas duidelijk dat Jezus niet alleen met gezag spreekt, maar dat Hij ook gezag heeft over de boze geesten. In de synagoge is er iemand die tegen Jezus begint te schreeuwen: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ Opvallend is dat de man spreekt over ‘wij’ en ‘ons’. Wordt daarmee bedoeld dat de man bezeten is van meerdere boze geesten? Of bedoelt de boze geest alleen zichzelf en de man in wie hij huist? Verderop in vers 35 wordt gesproken over ‘de demon’, in het enkelvoud. Het tweede lijkt dus het geval.
Hoe het ook zij, niet alleen hier, maar ook op andere plaatsen in de evangeliën wordt verteld dat de boze geesten Jezus meteen herkennen als Hij bij hen in de buurt komt, dat ze beginnen te schreeuwen en zich verzetten tegen Hem. Want ze weten: als Jezus komt, dan moeten zij het veld ruimen. Zie ook Marcus 5:6 waar de man met de naam ‘Legioen’ tegen Jezus schreeuwt: ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn!’ Jezus is als het Licht dat schijnt in de duisternis. En als Jezus de duistere wereld van de boze geesten binnenkomt, dan moet de duisternis wijken. De boze geesten weten dat. Ze proberen Jezus nog in hun macht te krijgen door zijn naam te noemen, door te zeggen dat ze weten wie Hij is, maar het heeft geen zin meer. Als Jezus komt, moeten zij wijken!
Jezus wordt door de boze geest ‘de heilige van God’ genoemd. Deze aanduiding van Jezus betekent dat Hij radicaal tegenover de wereld van de onheilige en onreine geesten staat. Jezus is op een bijzondere en unieke manier vervuld met de heilige Geest van God, de Geest van rechtvaardigheid, zuiverheid en licht. Dat Jezus is gekomen om de boze geesten te overwinnen, maakt Hij hier meteen duidelijk. Hij zegt tegen hem: ‘Zwijg en ga uit van hem!’ Hoewel de boze geest de man nog op de grond smijt, echter zonder hem te verwonden, gaat hij van hem uit. Jezus redt de man, maar verdelgt de boze geest. De mensen die het zien, zijn verbijsterd en zij zeggen tegen elkaar: ‘Hoe komt dat hij het gezag en de macht heeft om onreine geesten zijn bevelen te geven zodat zij de mensen verlaten?’ Hoewel de boze geest een duidelijk antwoord gaf op deze vraag en Jezus demonstreerde dat dit antwoord waar was, vragen de mensen die getuige waren van deze gebeurtenis het zich nog steeds af…
Aanwijzingen voor de prediking
-
Een tekst als deze waarin gesproken wordt over een genezing van iemand met een boze geest kan bij ons verschillende vragen oproepen. Dankzij de moderne medische wetenschap weten wij dat er verschillende ziekten zijn die een verklaarbare lichamelijke oorzaak hebben en die niet veroorzaakt worden door een boze of onreine geest. Hoe moeten we hiermee omgaan als in de Bijbel wordt gesproken over geesten als veroorzaker van ziekten? Dit soort vragen kunnen we proberen genuanceerd te beantwoorden. Dat sommige ziekten in de Bijbel verklaard worden vanuit bezetenheid door een boze geest, mogen we enerzijds bestempelen als tijd- en cultuurgebonden spraakgebruik. Aan de andere kant mogen we erkennen dat er boze machten en krachten in deze wereld zijn, die invloed op ons kunnen uitoefenen, en soms zelfs ook op onze geestelijke en lichamelijke gezondheid. Waar de grens ligt tussen deze beide manieren van spreken, is niet altijd even gemakkelijk aan te geven.
-
Een andere vraag is wat wij moeten denken van het spreken over boze geesten. In de Bijbel wordt daar veel en vrijuit over gesproken. Het geloof in boze en onreine geesten was een onderdeel van de leefwereld van de mensen van die tijd. Wij, mensen van onze tijd, hebben een dubbele houding tegenover boze geesten. Aan de ene kant leven wij in een moderne technische materiële wereld, waar voor geesten steeds minder plaats is. Tegelijkertijd is er ook in onze tijd veel interesse in occulte en paranormale zaken. Dit uit zich onder andere in de populariteit van boeken, films en tv-series waarin boze geesten, demonen en alles wat daarmee te maken heeft, veelvoudig voorkomen. Hoe kunnen we als gelovige met dit soort dingen omgaan? Zijn dit soort boeken en films onschuldige fantasie? Of is de wereld van geesten en demonen reëler dan wij vaak denken? En daarom ook gevaarlijker dan wij denken?
-
Los van het wel of niet bestaan van boze geesten, roept dit verhaal ook nog een heel andere vraag op, ook voor mensen die niet letterlijk bezeten zijn door een geest. Als Jezus bij ons in de buurt komt, hoe reageren wij dan als ‘gewone’ mensen? Laten wij Jezus dicht bij ons komen of houden wij Hem liever op afstand? Als we Jezus dichtbij laten komen, dan betekent dat immers misschien ook wel dat wij sommige dingen in ons leven moeten loslaten, dat sommige zonden en fouten uit ons leven gedreven moet worden. Als we Jezus dichtbij laten komen en toelaten in ons leven, betekent dat, dat we ons leven moeten veranderen. Willen we dat, kunnen we dat? Of houden we Jezus toch liever op een afstand door over Hem te filosoferen en te discussiëren over de vraag wie Hij is? Denken we liever minder na over de vraag wat zijn woorden en daden voor ons leven van vandaag kunnen betekenen? Laten we ons door die woorden en daden liever niet beïnvloeden en veranderen?
Liturgische aanwijzingen
Mogelijke liederen: Gezang 323:1, 3, 7 en 8; 435; 437 (Lvdk).
Geraadpleegde literatuur
J.T. Nielsen , Het evangelie naar Lucas I