Preekschets Lucas 9:38
Lucas 9:38
Oculi
Help mijn zoon, want hij is mijn enige kind.
Schriftlezing: Lucas 9:37-43
Het eigene van de zondag
De antifoon van de zondag is ontleend aan Psalm 25:15 en 16: ‘Ik houd mijn ogen gericht op de Heer, hij bevrijdt mijn voeten uit het net. Keer u tot mij en wees mij genadig, ik ben alleen en ellendig.’ Nadat twee zondagen lang gepreekt is over het lijden van de Heer, wordt nu opnieuw duidelijk waarom de Heer moet lijden. Hij komt de berg af om zich bezig te houden met een zieke jongen. Dat is zijn boodschap: er zijn is er te zijn voor de ander. Zo heeft Hij geleefd en zo is Hij gestorven.
Uitleg
De perikoop nodigt uit om een vooropmerking te maken. Wellicht enigszins speculatief durf ik toch een samenhang te zien tussen deze perikoop en de eerdere perikoop, over de verheerlijking op de berg. De samenhang ligt voor wie van het beeld uitgaat voor de hand. Daar stond Jezus, de aanblik van zijn gezicht veranderd, zijn kleding stralend wit. Een stem uit de hemel riep over Hem uit: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem.’ Nu klinkt er een stem uit de menigte. Het is de stem van een vader die zegt: ‘Meester, ik smeek u, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind.’ Het kind heeft stuiptrekkingen en het schuim staat hem op de lippen. Twee vaders, twee kinderen, twee enige kinderen. Maar hoe verschillend is hun situatie. De een stralend, verheerlijkt, de ander in nood. Maar daar blijft het niet bij. De vorige perikopen hebben ons reeds twee maal voorgehouden dat ook de uitverkorene zal lijden. Wetend van het lijden van de uitverkorene dat komt, zien wij naast contrast ook correspondentie. Want Hij die van de hoge komt, zal in dit aardse lijden.
De verhaallijn stelt ons niet voor grote vragen. De geschiedenis ontrolt zich voor onze ogen: de ellende slaat op Jezus neer als Hij van de berg afdaalt. Een grote schare komt op Hem af. Een vader roept van het midden van de schare naar Hem. Hij heeft de negen achtergebleven leerlingen gevraagd zijn zoon te genezen. Maar ze konden het niet. Daar staat een zielig hoopje mensen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen.’ Het is onduidelijk tot wie Jezus deze woorden richt. Zijn het de leerlingen? Of denkt Hij, breder, aan de mensen die daar staan? Met dit volk is in ieder geval niet alleen de vader bedoeld. Er zijn er meer om wie het gaat. Jezus spreekt op een toon die wij kennen uit het Oude Testament. In Numeri 14:27 noemt God het volk een verdorven volk. En in het lied van Mozes in Deuteronomium 32 spreekt Mozes achtereenvolgens over een vals en trouweloos volk en over een verdorven geslacht. Harde woorden hoeven ons niet te verbazen. Het lied van Mozes biedt de beste mogelijkheden een parallel te zoeken met de woorden van Jezus. Mozes staat op het punt zijn werk neer te leggen en over te dragen aan Jozua. Jezus staat vlak voor het lijden. Moet Hij deze leerlingen, moet Hij dit volk alleen laten terwijl ze zo duidelijk nog niet weten wat hun te doen staat? Het is Hem duidelijk zwaar te moede. Het lijden komt nabij. Nog een korte tijd en Hij zal niet meer onder zijn leerlingen verkeren. Hoe zullen zij die grote verantwoordelijkheid kunnen dragen? Niet voor niets zal Jezus direct na de genezing van de zieke jongen opnieuw over zijn aankomend lijden spreken. De tijd dringt. Omdat de tijd dringt, staat het werken van Jezus onder druk. Die druk wordt in vers 43 heel duidelijk. Iedereen is nog onder de indruk van zijn grote daden, maar Jezus spreekt al weer over zijn lijden.
De genezing onderscheidt zich niet van andere genezingen in de evangeliën. Jezus spreekt de onreine geest op strenge toon toe en geneest zo de jongen. Tegenover zijn spreken staan de leerlingen met stomheid geslagen. Hun tongen moeten nog loskomen. Maar daarvoor moet het Pasen en Pinksteren worden.
Aanwijzingen voor de prediking
-
De wereld weet geen raad met ziekte en verdriet. Het liefst gaan mensen aan ziekte en verdriet voorbij. Mensen die ernstig ziek raken, vertellen steeds weer dat zij vrienden kwijt zijn geraakt, omdat zij het verdriet niet aan konden. Ziekte maakt angstig en onzeker.
-
De leerlingen van Jezus zijn niet anders dan andere mensen. Ook zij hebben moeite met de zieke man die bij hen gebracht wordt. Jezus is er niet. Met drie andere leerlingen is Hij de berg op. Nu staan zij ervoor. Zij hebben vaak genoeg gezien dat Jezus een zieke genas. Een vader met een zieke zoon doet een beroep op hun. Maar wat ze ook doen, de zieke jongen wordt door hun werken niet beter.
-
Als Jezus van de berg komt is Hij teleurgesteld over zijn leerlingen. Hij spreekt harde woorden. Deze woorden worden Hem ingegeven door het feit dat Hij weet dat Hij niet lang meer bij zijn leerlingen zal kunnen zijn. De tijd dat Hij moet lijden is al heel dichtbij. Straks zullen zijn leerlingen het werk van Hem over moeten nemen. Maar zal dat lukken als zij nu al falen?
-
Jezus is met drie van zijn leerlingen de berg opgegaan. Op die berg is Hij verheerlijkt. Mozes en Elia zijn uit de hemel neergedaald. Jezus droeg witte klederen en had een stralend gezicht. En ook Mozes en Elia verschenen in hemelse luister. Het is een prachtig moment geweest. Maar Petrus die tenten wilde bouwen om het moment vast te houden is door Jezus teruggewezen. Het mag zo niet blijven. Het moment gaat voorbij en de leerlingen vertellen daarvan niets aan de anderen, zo staat er in het evangelie van Lucas. In andere evangeliën staat geschreven dat Jezus duidelijk zegt dat de leerlingen er niets over mochten vertellen. Een ding moet duidelijk zijn: de verheerlijking kan slechts begrepen worden in relatie tot het kruis. Jezus die verheerlijkt wordt, zal ook degene zijn die moet lijden. Hij die van de hoge komt, zal de diepte leren kennen.
-
Het lijden van Christus staat op deze lijdenszondagen steeds weer in de belangstelling. Niet omdat het zo fijn is om over het lijden na te denken, maar omdat het lijden van Christus ons inzicht geeft in ware solidariteit. Jezus die verheerlijkt wordt, is tevens degene die moet lijden. Dat lijden geschiedt met het oog op alle lijdenden. Jezus gaat de weg die Hij gaan moet. Alleen door zelf de berg af te komen en zich open te stellen voor alle mensen in de diepte kan Jezus dat lijden opheffen.
-
Het verhaal van vanmorgen laat de diepte na de verheerlijking op de berg goed zien. Het lijden van de zoon is afzichtelijk. De wanhoop van de vader voelbaar. Al zijn pogingen om zijn zoon weer beter te laten worden zijn mislukt. De diepte van de vader staat in schril contrast met de zoon die daar boven op de berg verheerlijkt wordt. Alleen daarom al kan Jezus daar niet blijven. Hij gaat naast de zieke jongen staan en spreekt zijn machtswoord tegenover de onreine geest.
-
De leerlingen moeten nog leren wat werkelijke solidariteit met de lijdende betekent. Het feit dat zij niet in staat zijn de jongen te genezen is in dit opzicht tekenend. Zij houden ons een spiegel voor. Hoe gaan wij met het lijden om?
-
Ongelovig en dwars noemt Jezus het volk dat zich rondom de zieke zoon heeft verzameld. Gelovig zijn betekent, zo heeft Jezus eerder tegen zijn leerlingen gezegd, zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en volgen.
-
Zo vaak gaat het fout als wij zieken en lijdenden willen troosten, omdat wij hun lijden en hun verdriet niet als het onze beschouwen. Wij blijven het liefst op een afstand staan. Jezus was niet bang zijn eigen macht en glorie te ruilen voor het aardse bestaan. Als wij Hem willen volgen en niet als zijn leerlingen beteuterd aan de kant willen komen te staan, dan moeten wij ook zo willen ruilen: afzien van onszelf en ons wijden aan de ander.
Liturgische aanwijzingen
Een prachtig lied voor deze zondag is Gezang 17. Spelend met de woorden van de psalm van de zondag draait het in dit lied om onze ogen en om de ogen van God die ons in onheil en gevaren gadeslaat. Een prachtig lied over de navolging is ook Gezang 484.