Menu

Premium

Preekschets Marcus 12:31 – Gezinsdienst

Marcus 12:31

Het op een na belangrijkste is dit: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’

Schriftlezing: Marcus 12:28-34

Het eigene van een gezinsdienst

In ‘gewone diensten’ is er voor de kinderen doorgaans een aparte kinderkerk, zoals kindernevendienst. Dan is er eventueel wel een moment met de kinderen in de dienst, maar is de dienst verder vooral gericht op volwassenen. Dat impliceert dat tieners en jongeren dan vaak niet scherp in beeld zijn als doelgroep. Zij hebben, voor zover zij betrokken zijn bij de kerk, doorgaans dan ook behoefte aan diensten met leeftijdgenoten. Vanuit die behoefte zijn in kerken aparte tiener- en jongerenvieringen ontstaan. Een gezinsdienst is gericht op kinderen, tieners, jongeren én volwassenen, waarbij de categorie volwassenen natuurlijk ook nog heel divers is. Dat geeft maar even aan hoe moeilijk het is om alle generaties te willen aanspreken in eenzelfde dienst.

De naam ‘gezinsdienst’ kan verwarrend zijn en exclusief klinken, alsof hij alleen voor gezinnen is bedoeld en niet voor individuen. Een meer inclusieve naam voor zo’n dienst zou wenselijk zijn, bijvoorbeeld ‘ontmoetingsdienst’ of een andere naam toegesneden op de gemeente zelf.

Uitleg

De perikoop staat in de context van enkele confrontaties tussen Jezus en een aantal farizeeën, herodianen en sadduceeën, die beurtelings Jezus bevragen op belangrijke discussiepunten.

Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod? Over die vraag ontspint zich het gesprek. Jezus geeft een in zijn tijd gangbare samenvatting met woorden van de Thora (Deut. 6:4-5 en Lev. 19:18). Deze samenvatting komt voor in verschillende traktaten van de Babylonische Talmoed, zoals traktaat Soekah en traktaat Berachoth (Internationaal commentaar op de Bijbel, bd. 2, 1577). Belangrijk is het hierbij vast te stellen dat Jezus duidelijk staat in de traditie van zijn volk.

Bij het noemen van het voornaamste gebod haalt Jezus de woorden aan van het Shema Israël (Deut. 6:4-9), het centrale vaste deel van het Joodse morgenen avondgebed zoals dat ook in onze tijd nog wordt gebeden. Tot het complete Shema wordt naast deze verzen ook Deuteronomium 11:13-21 gerekend (Tenachon, 384). De schriftgeleerde stemt met Jezus’ uitleg in en onderstreept dat met enkele andere schriftverwijzingen (Deut. 4:35 en Hos. 6:6).

Aanvullend op de tekst van Deuteronomium spreekt Jezus over liefhebben ‘met heel het verstand’. Frappant is dat bij Matteüs wel deze aanvulling op de Thora klinkt, maar niet de woorden uit Deuteronomium klinken: ‘met heel uw kracht’. Bovendien citeert Matteüs alleen Deuteronomium 6:5.

Het tweede gebod komt uit de context van het hoofdstuk in Leviticus over de levensheiliging. De nbv geeft hier naar mijn mening door de vertaling een mindere betekenis aan het tweede gebod dan nodig is. Waar de nbv ‘deute,ra vertaalt met ‘het op een na belangrijkste’, vertaalt de nb hier neutraler ‘het tweede’. Beide vertalingen van het Griekse woord zijn mogelijk. Door zo te vertalen dat het tweede ook het op één na belangrijkste is, ontstaat een verschil ten opzichte van de parallelle tekst uit Matteüs, waar gesproken wordt over ‘het eerste’ en ‘het tweede, daaraan gelijk’. De Griekse woorden voor eerste en tweede zijn dezelfde in beide teksten. Het ontbreken van de woorden over de gelijkheid van de twee geboden bij Marcus betekent mijns inziens nog niet dat het tweede gebod ook op het tweede plan staat en dus ondergeschikt zou zijn aan het eerste. Staat volgens Jezus het ene gebod nu boven het andere, of zijn ze aan elkaar gelijk? Dat maakt nogal verschil! Ik volg hier de vertaling van de nb (die dezelfde is als van de nbg), omdat ik er niet van overtuigd ben dat hier op grond van de Griekse tekst aan het tweede gebod minder kracht gegeven moet worden dan aan het eerste.

Bij deze twee geboden is natuurlijk een kernvraag wat het centrale woord liefhebben betekent. Het Hebreeuwse werkwoord van de stam ‘hb waar het Griekse avgapaw naar terugverwijst, is een algemeen woord voor liefhebben dat in latere instantie ook is gebruikt om de liefde van God en mensen uit te drukken (thwat I, 111). Het woord kan duiden op de genegenheid tussen mannen en vrouwen, op gemeenschap van man en vrouw, maar ook op familieverbanden, op hechte vriendschap van twee mensen en op sterke verbondenheid van een volk met zijn leider. Naastenliefde wordt in dit verband geduid als ‘tegemoetkomende, vriendschappelijke bereidheid tot hulp aan de volksgenoot’. Het Hebreeuws heeft wat dit betreft dus minder woorden tot zijn beschikking om de verschillende soorten van liefde, genegenheid en verbondenheid uit te drukken dan het Grieks. Dat liefhebben van de naaste uitgelegd kan worden als een tegemoetkomende vriendschappelijke bereidheid tot hulp maakt het woord ‘liefhebben’ in dit verband wat toegankelijker. Want wordt hier niet iets onmogelijks gevraagd wanneer het gebod zou luiden dat men genegenheid voelt ten opzichte van een willekeurige naaste?

Ramban zou hierop bevestigend antwoorden, want hij stelde in zijn tijd al vast dat een mens niet alle mensen kan liefhebben met de liefde die men God en zijn dierbaren toedraagt (Tenachon, 272). In dit verband is de discussie interessant over de vertaling van het tweede gebod. In het Hebreeuws worden twee verschillende vormen gebruikt wanneer gesproken wordt over God liefhebben en de naaste liefhebben. Bij het liefhebben van de naaste staat een voorzetsel, zodat gepleit kan worden voor een vertaling ‘heb liefde voor de naaste’ in plaats van ‘heb de naaste lief. Ramban kiest voor de eerste vertaling, omdat er onderscheid moet zijn tussen het liefhebben van God en de naaste.

Op een andere manier ontkomen Buber en Rosenzweig aan de problematiek van het gebod een willekeurige volksgenoot lief te hebben als zichzelf. Zij vertalen Leviticus 19:18 als volgt: ‘heb je naaste lief, die is als jij’. Het zou volgens deze vertaling dan gaan om een verwijzing naar de schepping van de mens naar het beeld en de gelijkenis van God (Tenachon, 273). Zo zou dit gebod volgens Buber ook oorspronkelijk bedoeld zijn en dat betekent dat het dan ook een gebod is voor ieder mens zichzelf lief te hebben, aangezien een mens ook over zichzelf moet zeggen geschapen te zijn naar het beeld en de gelijkenis van God.

Aanwijzingen voor de prediking

Veel kerkgangers zijn met deze twee geboden vertrouwd. Mogelijk klinken deze woorden regelmatig in een dienst, bijvoorbeeld als leefregel. Maar zo bekend als de tekst van de twee geboden is, zo moeilijk kan het zijn om ze te begrijpen. Misschien geldt dat wel vooral het tweede gebod. Niet voor niets worstelen exegeten met de vertaling hiervan. Een valkuil voor een gezinsdienst, waarin de taal eenvoudig moet zijn, is dat je in een moralistische uitleg belandt, in de zin dat we allemaal aardig voor elkaar moeten zijn en elkaar moeten respecteren.

Spannender en inhoudelijk interessanter lijkt het me daarom om de thematiek van het liefhebben van jezelf uit te werken. Het gaat hier om een gevoelige thematiek, die ik in pastorale situaties – zowel bij jong als oud – nogal eens tegenkom. Daarbij kan de verwijzing naar de schepping van de mens naar het beeld en de gelijkenis van God dienstbaar zijn. Het ankerpunt van de liefde voor zichzelf kan gevonden worden in een liefhebbende God, voor Wie ieder mensenkind van waarde is.

Een goede mogelijkheid is om in de vorm van een dialoog tussen twee mensen de problematiek van het liefhebben van jezelf uit te werken. Door dialogen kun je mensen heel direct meenemen. Zo kun je de ontwikkeling schetsen van een kind of jongere die worstelt met gevoelens van minderwaardigheid en dat plaatsen in de setting van het gezin waarin een kind opgroeit.

Liturgische aanwijzingen

In een gezinsviering is het, net als in een kerk-en-schooldienst, belangrijk dat er een helder thema is. Om ook de tieners en jongeren echt bij de viering te betrekken, is het mogelijk te kiezen voor de opzet van de dienst zoals zij die kennen in hun eigen diensten. In mijn gemeente zijn Het Hoge Huis (12-14 jaar) en Het Hemels Gelag (15-25 jaar) ontwikkeld als vernieuwende vormen van vieren, waaraan een heel eigen concept ten grondslag ligt (Hendriks en Schoemaker). Elementen uit deze diensten kunnen heel goed gebruikt worden in een gezinsdienst. Dat betekent dat er meer interactieve onderdelen van een dienst zijn. Zo kunnen er korte gesprekken in kleine kring gevoerd worden, er kan een gast geïnterviewd worden over het thema van de dienst en een verhalenverteller kan een eigen verhaal vertellen bij de thematiek van de dienst. Daaromheen worden dan passende liederen gezocht. Dat kunnen liederen van een algemene strekking zijn, afgewisseld met liederen bij het thema.

Geraadpleegde literatuur

Tenachon. De Tora, meegelezen met de leraren van Talmoed en Midrasj en met de grote Joodse verklaarders van de Middeleeuwen tot heden, deel 1, Hilversum, 1987; thwat, dl. 1; Bas van Iersel, Marcus, uitgelegd aan andere lezers, Baarn, 1997, tweede druk; Internationaal Commentaar op de Bijbel, deel 2, Kampen, 2001; Peter Hendriks en Tom Schoemaker, Het Hemels Gelag. Vernieuwend vieren tot op de bodem, Zoetermeer, 2004.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Ruimhartig delen

Onze relatie met God is een van de thema’s die de vier lezingen voor deze zondag gemeenschappelijk hebben. In de evangelielezing onderwijst Jezus zijn leerlingen over gebed als vriendschap. In de Genesislezing zien we hoe het gebed van een van Gods intiemste vrienden in de praktijk gestalte krijgt. In Kolossenzen roept Paulus de gemeente op tot wandelen met God in een relatie die gebouwd is op en geworteld is in Christus. De psalm bezingt biddend die hechte relatie en de verlossing die deze brengt.

God zelf ontmoeten
God zelf ontmoeten
None

Thema: God zelf ontmoeten

Hoe vind je stille tijd in een wereld die op hol is geslagen? Nikolaas Sintobin nodigt je in God zelf ontmoeten uit om op retraite te gaan. Zonder klooster, gewoon vanuit je eigen huiskamer. Want in de stilte en het gebed kan God opeens verschijnen. Hij laat zich daarbij inspireren door de geestelijke inzichten Ignatius van Loyola. Het leidt tot een herontdekking van de geestelijke begeleiding uit vroeger tijden. Geestelijke begeleiding die erop gericht is de ander te helpen bij het ontwikkelen en onderhouden van een relatie met God. Belangrijk daarin is het herkennen van Gods stem in je leven. Vanuit de overtuiging dat God spreekt via gevoelens, verlangens en dagelijkse ervaringen.

Nieuwe boeken