Preekschets Marcus 16:6 – Pasen
Marcus 16:6
Pasen
Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.’
Schriftlezing: Marcus 16:1-8
Het eigene van de dag
Op Pasen moet het hoge woord eruit: ‘De Heer is waarlijk opgestaan.’ Met onze adem geven we stem aan wat God gedaan heeft door zijn levenwekkend woord. Het is de christelijke feestdag bij uitstek. Nu kan en mag er uit volle borst gezongen worden, van Hem die de dood overwon. Vanuit deze dag leven wij. Vanuit Pasen krijgt het leven klank en kleur.
Uitleg
-
Indeling. Het Griekse kai verbindt met het voorgaande. Met het noemen van de namen van drie vrouwen wordt de verbinding gelegd met wat voorafgaat (15:40, 47). Vers 1 vormt de inleiding. De verzen 2-4 bepalen ons bij de gang naar het graf. De verzen 5-7 vormen de kern van de perikoop. Vers 8 sluit aan bij vers 1 door het noemen van de vrouwen en schetst hun reactie. Er gebeurt wat met de vrouwen. Het is de weg van wanhoop naar hoop. Het is de gang van verdriet om de gekruisigde en gestorven Jezus naar de vreugde en verrukking om de Levende.
-
Gang naar het graf. Bij de begrafenis had geen zalving plaatsgevonden en dat is voor de vrouwen de reden om naar het graf te gaan. De tijdsaanduiding is nauwkeurig. Het is de dag na de sabbat (vs. 1), nog vroeg in de morgen (lian prooi, vgl. 1:35), oftewel de eerste dag van de week. Dat sluit aan bij wat Jezus gezegd heeft (8:31; 9:31; 10:34) en is in overeenstemming met wat Paulus schrijft over ‘de derde dag’ (1 Kor. 15:4). Deze tijdsbepaling heeft theologische betekenis en wijst op Gods ingrijpen ten gunste van de lijdende rechtvaardige. Het vroege tijdstip onderstreept Gods handelen (6:48). Onderweg breken de vrouwen zich het hoofd over de vraag wie hen zal helpen de steen (‘grote steen’ in vers 4, vgl. ook 15:46) voor het graf weg te rollen. Het thema bereidt het open graf voor. Niet om hen, maar om Jezus is het graf geopend. In vers 4 staat het antwoord op de vraag in vers 3. Het onderstreept het bijzondere en grootse (perf.: anakekulistai). Het gaat buiten de vrouwen om. De grootte van de steen wordt benadrukt om het wonder uit te laten komen. Over de opstanding op zich horen we hier niets, enkel over het open graf. Dat geeft wel de mogelijkheid om verder te gaan op de zoektocht en bereidt de ontdekking van het lege graf voor. Het open graf blijkt ook leeg te zijn (vs. 5). Wel is er een jongeman (vgl. 2 Makk. 3:26, 33). Door de beschrijving van zijn kleding kan hij als een engel van de Heer worden gekenmerkt (vgl. 9:3). Hij is boodschapper van God en verklaart het open graf. De vrouwen slaat verbazing en schrik om het hart. Dat is een vast gegeven bij een epifanie (6:49; 9:6). Gods binnenkomen in het leven roept vrees en astonishment op.
-
Lege plaats. De jongeman spreekt troostvol. ‘Weest niet bang!’ (5:36; 6:50) Hij sluit naadloos aan bij de reactie van de vrouwen. Daarmee komt de weg vrij voor de verkondiging. Hart, ogen en gemoed moeten ‘open gemaakt’ worden om ontvankelijk te zijn voor de boodschap. De engel benoemt de gang van de vrouwen naar het graf als zoeken (zèteite) naar Jezus. Duidelijk wordt de verbinding gelegd met Jezus zoals Hij hun verschenen is (10:47; 14:67) als de man uit Nazaret. Daarnaast wordt Hij geïdentificeerd als de Gekruisigde (14:24). De engel bevestigt en benadrukt dat het hier gaat om dezelfde Jezus die de vrouwen eerder hebben leren kennen tijdens zijn leven en werken. Daarmee is misverstand of verwisseling uitgesloten. Het zoeken wordt in verband gebracht met de Opgestane, met als conclusie: het graf is leeg, Hij is hier niet! Hij is verkondiging van Gods grote daden. ‘Hij is opgewekt’ is een citaat van het oerchristelijke kerugma (1 Kor. 15:4); vandaaruit is Hij niet te vinden in het graf. Hij is niet in het huis van de dood gevangen gehouden (Hand. 2:24-31). De vrouwen zochten een dode Jezus, maar Hij is opgewekt. Als ‘bewijs’ wordt gewezen op de plaats waar Hij gelegen heeft. De vrouwen waren (15:47) bij de graflegging aanwezig, dus zullen zij hierdoor overtuigd worden. Zonder dat je een vinger kunt leggen op het mysterie van de opstanding, is de boodschap van het lege graf duidelijk. Marcus is kort in zijn berichtgeving. Ook grijpt hij niet terug op de linnen doeken die gebruikt zijn bij de begrafenis (Joh. 19:6). De plaats is leeg. Deze plaats kent Hem niet meer (Ps. 103:16). Zijn plaats is niet bij de doden. Banden van de dood konden Hem niet houden, Hij is opgewekt.
-
Missionair. Het lege graf is niet de plaats om te blijven. Ga terug! Weg van het lege graf, maar met een vol gemoed. De vrouwen worden terugverwezen naar de gemeenschap. Ze hebben een missie, een zending. Jezus is niet meer in het graf. Sterker nog: Hij gaat voor naar Galilea, de plaats waar Hij tijdens zijn leven en werken met de leerlingen samen was. Daar zal opnieuw de gemeenschap met de opgestane Jezus en zijn gemeente zijn (14:28). Marcus beschrijft geen (!) verschijning van Jezus aan zijn leerlingen, maar veronderstelt die wel. Eerst en vooral is er de verkondiging door de vrouwen als eerste getuigen van de opstanding. Die boodschap kan en mag je niet voor jezelf houden, maar die moet gedeeld worden. Hoe is de reactie? De vrouwen zijn ontzet en buiten zichzelf (extatisch) na de boodschap van de opwekking van Jezus. Dat zien we meer bij openbaring/epifaniegebeurtenissen (5:14; 5:42). Letterlijk vertaald betekent ‘extase’: verandering van plaats. Met de boodschap die de vrouwen ontvangen, zijn de dingen van het leven, die daarvoor zo keurig netjes op hun plaats waren, verplaatst. De boodschap van het lege graf en de opstanding van Jezus maakt dat niets meer op zijn plaats staat, dat de vrouwen en met hen de gemeenschap die in Jezus gelooft een andere plaats in het leven en in de wereld hebben. Pasen ver-plaatst ons perspectief in de richting van de Levende.
Aanwijzingen voor de prediking
-
Voorgangsters. We laten ons bij de hand nemen door de vrouwen die op weg gaan naar het graf (vs. 1) om Jezus te zalven, verslagen en verdrietig om de dood van Jezus. Aan het eind van onze tekst (vs. 8) gaan ze bij het graf vandaan, vol ontzetting en extase om de dingen die ze gehoord en gezien hebben. Deze twee momenten aan begin en einde zouden ook het begin en einde van de prediking kunnen zijn. Hoe zijn wij ter kerke gekomen? Wetend van de moeite en de zorg, de pijn en de dood in wereld en eigen leven en met de dagen van Goede Vrijdag en Stille Zaterdag achter ons. Het kan je terneerdrukken. Je vervullen met vragen die als stenen op je maag liggen. Stenen die je hart afsluiten. ‘Wie zal ons de steen afwentelen?’ vragen de vrouwen vroeg in de morgen.
-
Lege plaats. Eenmaal bij het graf blijkt het struikelblok opgeruimd. Dat waar ze tegenop zagen als tegen een berg is reeds geslecht. Er is een opening, waardoor ze het graf binnen kunnen. Het graf is het graf niet meer. Dood is dood niet meer. Een boodschapper van de Heer bevestigt wat ze zien. Als je Jezus zoekt, ben je hier op de verkeerde plaats. Deze plaats kent Hem niet. Hij was hier wel, maar is opgestaan en is voorgegaan. Als eersteling. Kijk de plaats. Rustplaats ontregeld. Je mag er weer gat in zien, nu het graf leeg is. Waar je voor dichte deuren komt en harten en levens hermetisch gesloten blijven, daar komen openingen. Onze aandacht wordt verplaatst. In plaats van de dood voor ogen te zien, wordt onze blik gericht op de Levende. Hij is niet op deze plaats, niet op deze makoom. Op die ‘plaats rust’ blijven heeft geen zin en maakt dat je je ‘leeg’ gaat voelen door gemis en verdriet.
-
Opdracht. Het graf is leeg. De vrouwen – en de gemeente met haar – zijn vol van het goede nieuws. Gaat heen, want Hij gaat u voor. Om u plaats bij God te bereiden (Joh. 14). Zeg het tegen iedereen die het maar horen wil. De boodschap van Pasen brengt ons in de benen, maakt dat we opstaan. Er wordt een weg gewezen uit de dood vandaan, uit wat ons terneerdrukt en gevangen houdt. Onze blik, ons perspectief wordt verplaatst. Dat is de gang van de vrouwen op de paasmorgen. Dat is onze gang. Te midden van een wereld waarin dood en einde van zich doen spreken, blijkt het woord van God sterker en geeft het leven. Dan valt pas echt alles op zijn plaats.
Liturgische aanwijzingen.
Het hoge woord mag eruit! Geprezen zij de Heer! Uitbundig en groots mag op deze dag het loflied klinken. De keuze is groot. Te denken valt aan Psalm 98; 118; 139; 149. Van de Gezangen noemen we: 208; 210; 215; 218 en 220 (Lvdk). Uit Zingende Gezegend: Gezang 154 (over openen van deuren én aarde); 155; 161; 167. Uit Tussentijds: 118; 157; 165; 169; 172. Uit Evangelische Liedbundel 125; 130.