Menu

Premium

Preekschets Marcus 2:4-5

Marcus 2:4-5

Dertiende zondag na Pinksteren

Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’

Schriftlezing: Marcus 2:1-12

Het eigene van de zondag

In veel gemeenten wordt op de eerste of tweede zondag in september het seizoen weer gestart met de zogeheten startzondag. Na een periode van rust en vakantie komen gemeenteleden weer bij elkaar. Het kan een vrolijke ontmoetingszondag zijn. Tegelijk kan de start van een nieuw seizoen ook verlammend werken. We gaan weer beginnen, maar waar beginnen we aan? Het is dan zinvol om je gezamenlijke vertrekpunt vast te stellen en tegelijk ook de gedeelde moeiten te benoemen waarmee elke plaatselijke gemeente te maken heeft. Opgewekt vertrekken uit een verlamde en verlammende situatie.

Uitleg

De schrijver van het Marcusevangelie is geen eloquente verteller. Zijn woordkeus en zinsopbouw worden niet zelden als volks aangemerkt. Zijn verhalen zijn schokkerig en de decors waarin de verhalen zich afspelen, lopen niet vloeiend in elkaar over. De schrijver is zogezegd een volksverteller, met Jezus als hoofdpersoon. Dat betekent dat de verhalen heel direct bij de lezer binnenkomen.

Dat blijkt al door het gebruik van het woord krabatos in vers 4. Matteüs heeft het over een klinè, ‘rustbed’, een stuk deftiger. Maar de omgeving van de lamme was niet zo deftig. Het was chaotisch, druk en stoffig. Het beste zou men krabatos met ‘brits’ kunnen vertalen.

Op een brits dragen vier vrienden hun verlamde vriend. Vier vrienden die elk een hoek van de brits oppakken en hup, gaan! Ze nemen een erg groot risico, want het kan ook op een teleurstelling uitlopen. Nergens hebben ze de garantie dat hun missie succesvol zal verlopen.

Over de verlamde vriend weten we weinig, behalve dat hij verlamd is. Hij komt niet aan het woord. De vrienden zelf worden ook niet sprekend ten tonele gebracht, alleen handelend. Opvallend is dat Jezus hun geloof ziet en aanspreekt. Het geloof van de verlamde vriend komt helemaal niet aan de orde. Was hij zijn geloof al lang kwijt? Had hij het opgegeven na jaren van bidden zonder zicht op genezing? Dit is opvallend. In de evangeliën zijn het juist de mensen met een handicap of ziekte die ‘geloof’ hebben. Onze verlamde vriend moet het kennelijk hebben van het geloof van zijn vrienden.

Personen die zelf lijden onder een chronische ziekte of aandoening kunnen de kerk veel leren over het verstaan van de genezingsverhalen. Ze hebben ons ervan bewust gemaakt dat mensen niet gereduceerd mogen worden tot hun aandoening of ziekte. Ze laten ons zien dat zulke mensen geen passieve objecten zijn, afhankelijk van beslissingen en daden van anderen. Maar deze verlamde man was dat wel. Dit als tegenwerping tegen wat staat in Internationaal Commentaar op de Bijbel, waarin wordt gesuggereerd dat de man anderen gemobiliseerd heeft. Dat is een gok. Wil je dit verhaal recht doen, dan moet je dus kijken naar de rol van de vier vrienden en de betekenis van het bed dat door hen gedragen werd.

Nog een laatste opmerking: er heerst een begrijpelijk, maar gevaarlijk verband tussen zonde en kwaal, en geloof en genezing. Iemand zou zijn of haar kwaal verdiend hebben door het leven dat hij/zij leidde. En iemand zal wel te weinig geloof hebben als men niet geneest. Beide constructies zijn kwetsend en oordelend. En dat is niet de rol en betekenis van genezingsverhalen. Mijns inziens duiden de zonden van de mens op het missen van het doel, de zin van het leven. Daar waar mensen zich verschuilen achter door henzelf opgeworpen barrières of door anderen opgelegde beperkingen. Je mist je doel, namelijk een kind van God te zijn. Dat is waar Jezus over spreekt wanneer Hij zegt dat mensen bevrijd moeten worden van dat wat hen minder mens maakt.

Aanwijzingen voor de prediking

Geloof dat het anders kan! Dat is waar de kerk zich vaak op beroept. Als een tegenstem tegen alles wat we dagelijks om onze oren krijgen. Alles wat ons lam legt, angstig maakt, aan bed gekluisterd houdt. Nee, wij geloven dat de mens, elk mens een toekomst heeft en in het licht van Gods liefde bestaansrecht heeft. Tenminste, dat wil je als christelijke gemeente graag uitstralen. Daar werk je aan in je diaconie, in je pastoraat, in je toerusting. Daar hebben we woorden en rituelen voor rondom geboorte, liefde en dood.

Je zou kunnen stellen dat de rol van de kerk is wat die vrienden deden. Om het een beetje prekerig te zeggen: het bed van onmacht bij de uiteinden oppakken en daarmee de pijn, het verdriet en de verlamming van onze wereld aan Gods voeten leggen. Omdat ze gelooft dat het anders kan. Omdat de kerk daarvoor staat: dat er een andere weg mogelijk is, een weg uit de verlamming.

Maar helaas, de kerk speelt niet altijd die rol. Maar al te vaak zit de kerk zelf op dat bed. Is ze vast komen te zitten, wordt het allemaal te moeilijk, of erger nog: heeft ze zich neergelegd bij alles wat onveranderlijk lijkt. Wie weet wat verandering ons brengt? Welk risico lopen we wel niet? Kerkmensen en kerkbesturen kunnen op deze manier een karikatuur worden van zichzelf.

Maar in het verhaal komt het bed in beweging. Grenzen die vast leken te liggen, worden verlegd. En wat de man uit zichzelf niet voor mogelijk had gehouden, wordt mogelijk door de inzet van vier anderen. Vanwege hun geloof dat het anders kan.

Als individuen, als kerk laten we ons door heel veel dingen begrenzen, vastleggen of verlammen. We blijven hangen in onmogelijkheden. We zijn bang gemaakt door traumatische ervaringen in het verleden. Willen onszelf daar tegen beschermen misschien, door afsluiten van alles wat dichtbij komt. Verlamd ben je dan, gevangen door je eigen spoken. En blind voor alle mogelijkheden, voor datgene wat zich al onzichtbaar voor het oog aan jou aan het voltrekken is, het onzichtbare begin van iets nieuws.

Geloof dat het anders kan, vertrouwen op de Schepper van nieuwe dingen, de vader en moeder van leven in het klein en in het groot, de bron van liefde. Dat geloof kan dan een plek zijn die onze genezing en bevrijding bewerkstelligt. En dat geloof zal wellicht soms een doorbraak moeten forceren. Maar dat geloof legt zich in ieder geval niet neer bij de grenzen, de beperkingen die we onszelf opleggen. Het is het vertrouwen op het geloof dat van ons gevraagd wordt, dat ons aangezegd wordt ook. Je bent meer dan de missers in je leven en Ik ben God, die jou liefheeft, en die, in het verborgene, al is begonnen met iets nieuws. Zie je het niet? Sta dan maar op en wandel. en kijk je ogen uit!

Liturgische aanwijzingen

Vanwege de rol van geloof dat het anders kan en moet zou je kunnen lezen uit Genesis, de verhalen over Noach, Abraham en Jozef. Zij vertegenwoordigen mensen die zich niet wilden neerleggen bij dat wat er was, gingen in gesprek en draaiden om. Om te zingen is prachtig Gezang 51 (Tt), ‘Blijf niet staren’.

Geraadpleegde literatuur

Een inspirerend commentaar op Marcus is E. Drewerman, Beelden van verlossing, Den Haag 1990. Het lezen van verschillende kinderbijbels kan tot verrassende inzichten leiden: onder andere Beeldspraak onder redactie van Kees Posthumus (Gorinchem 2002) en ‘t Hoogste Woord onder redactie van Hanna van Dorssen (Hilversum 2003). Daarnaast maak ik dankbaar gebruik van William L. Lane, The Gospel According to Mark (NICNT), Grand Rapids 1974 en Internationaal Commentaar op de Bijbel, Band 2, Kampen 2001.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken