Menu

Premium

Preekschets Marcus 5:6

De eerste zondag in de Lijdenstijd voor Pasen (of de laatste zondag van Epifanie)

Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer…

Marcus 5:6

Tekst: Marcus 5:1-20
Thema: Jezus van verre zien

Bij de zondag

Deze zondag is een overgang van de viering van de Epifanie – de verschijning – van de Here Jezus naar zijn weg naar het kruis. Deze verschijning tekent Wie de Here Jezus is, in een soort vierstemmigheid. In de periode van de viering van de verschijning komen indirect alle vier de Evangelisten aan bod. De geboorte in Bethlehem volgens Lucas 2, daarna de aanbidding door de wijzen volgens Matteüs 2, de doop van de Here Jezus in Marcus 1 en de bruiloft te Kana volgens Johannes 2.

Op de weg naar het kruis zijn er de confrontaties met het kwade. Deze tekst hoort daar in vele opzichten in thuis. Toch kan ons juist in die weg de Here Jezus ver weg lijken te zijn. Wij zien Hem uit de verte.

Uitleg

Wanneer de Here Jezus aan de overkant van de zee komt, ziet de bezeten man Hem van verre. Achteraf – na de lezing van de gehele perikoop – krijg je de indruk alsof de Heer alleen voor de bevrijding van deze ene mens de zee is overgestoken. Op verzoek van zijn mededorpsgenoten vertrekt Hij direct zonder nog een daad of teken te verrichten. In het Grieks is sprake van zee. Gelet op de diepere betekenis die de zee in het geheel van de Bijbelse verkondiging heeft, namelijk een teken van de alomtegenwoordige dood, handhaaf ik de term zee, al gaat het uiteraard in onze optiek om een meer.

De bezeten man wordt uitgebreid getekend. In de eerste plaats woont hij tussen de graven. Dat zijn gedenktekens, zo kan het woord graf ook worden vertaald, die herinneren aan een verleden. Voor deze mens is dat – vermoedelijk beladen – verleden nog actueel. Bovendien begeeft hij zich daarbij op onrein gebied, om zo ook zichzelf te verontreinigen.

Dat ligt in de samenleving gevoelig en de maatschappij heeft steeds getracht met aan te passen. Marten Toonder spreekt in een van zijn strips over de aanpasserij, om onderdanen aan een heersend regime te onderwerpen. Het mislukt, niemand kan deze mens boeien.

Hij is alleen, maar dat is niet het gevolg van een vrije keuze. Hij is niet in staat zichzelf lief te hebben, laat staan een ander. Hij schendt zijn lichaam, het lichaam dat het uiterlijke teken zou moeten zijn van het beeld Gods. Daarbij heeft hij het schema van de nacht en de dag omgekeerd.

Hij is bezeten. Hij is bezet gebied. Hij is geheel vol van het “legioen”. Er kan niets meer bij, daardoor is zijn leven op aarde een hel geworden.

Onder zulke omstandigheden, kan het niet anders dan dat de Here Jezus van verre is.

Toch aanbidt hij Jezus. Opvallend hoe steeds in de verkonding van het Evangelie blijkt dat de tegenstanders het ware getuigenis over de Here Jezus geven. Denk aan Kajafas, die zijn eigen kleding scheurt waardoor de Here Jezus de ware hogepriester blijkt te zijn. Deze paradoxale verkondiging door vijanden gaat door tot op het kruis, waar de Here hangt onder het bordje dat Hij de Koning der Joden is. Als ultieme spot bedoelt, maar het diepste Woord van God.

De Here sommeert de boze geesten uit deze mens te gaan. Wij zouden deze man allang een onmens, een beest van een mens noemen. Voor de Here Jezus blijft hij, hoe geschonden hij vanbuiten of vanbinnen ook is, in de eerste plaats mens, een geroepen beelddrager van God. De Here zoekt zijn nabijheid. Richt in hem een teken van bevrijding op, een teken van leven, waarbij de hel ten dode is opgeschreven.

De boze geesten gaan in de zwijnen. Hun onreinheid is evident en zij zoeken de dood. Er wordt hier gespeeld met de legerterm legioen, die afkomstig is uit het vakjargon van de gehate Romeinse bezetters. De mens zelf heeft geen naam meer, zijn bestaan is in dit legioen opgenomen. Uiteindelijk niet, maar dat is een inzicht dat we later in de tekst ontvangen.

En passant vernietigt de Here Jezus de handel in deze onreine (offer?) dieren. Zij gaan in de zee ten onder. De dood gaat dood! Dat is de toon die uiteindelijk in kruisiging en opstanding zal doorklinken.

Een paar opvallende details: de bevrijde mens zit bij de Here Jezus. Dit zitten drukt de houding van een leerling uit. Daar ligt ook onze roeping en uitdaging. Zo is de Here Jezus, die zo ver weg was, definitief naderbij gekomen.

Mij trof dat de Here Jezus expliciet positief ingaat op het verzoek van het legioen om bezit te mogen nemen van de kudde zwijnen. Ook gaat Hij positief in op het verzoek, een letterlijk zelfde manier van smeken zelfs, van de dorpsgenoten van de door de Here bevrijde mens om weg te gaan. Hij vertrekt direct met het schip.

Wanneer echter de bevrijde mens – ook op diezelfde wijze – smeekt om bij Hem te mogen blijven, dan willigt de Here dat verzoek niet in. Hij moet gaat verkondigen wat de Here God aan hem heeft gedaan. De opdracht is bescheiden, maar hij gaat de tien vrije steden van die streek in om het Evangelie van de Here Jezus te verkondigen. Zo is in de verkondiging de Here toch – dat leek eerst onvoorstelbaar – bevrijdend nabij.

Homiletisch

De tekst gaat over leven en dood. De dood doordringt zozeer het leven dat de Hebreeënbrief schrijver verzucht dat de angstgedachte daaraan de mensen tot slavernij brengt. De man tussen de graven leeft daar letterlijk tussen. Hij is naar de graven toe gevlucht. Er zijn allerlei manieren waarop mensen zoeken te vluchten aan die alles omvattende angstgedachte. Verslavingen worden dat dan; afgoden. Die lijken soms sterker dan jezelf. Je brengt jezelf schande toe. Tot verdriet dikwijls van wie je naasten zijn. Dat komt door die machten, die je in de greep lijken te houden. Uiteindelijk zijn het namaakgoden (Tim Keller). Die kunnen een mens niet redden. Het lijkt misschien wel zo, er kan een moment van ogenschijnlijke gelukzaligheid zijn, maar uiteindelijk stellen ze teleur en blijft de ten hemel schreiende mens eenzaam achter. Dan ben je levend dood. Deze ene mens is daar haast een prototype van. De tekst gaat echter ook over leven. De liefde drijft de Here Jezus over de zee van de dood naar die mens die zo druk, druk, druk is dat hij met recht bezeten wordt genoemd. Zijn leven is bezet gebied geworden. De Here Jezus lijkt van verre. Hij moet van de “overkant” der zee komen (Deuteronomium 30,13) lijkt het wel. Dat doet Hij dan ook, in zijn gang naar deze mens in nood. Wie een mensenleven redt, redt een wereld. Dat leren de Joodse middeleeuwse rabbijnen hun leerlingen. De Here Jezus brengt dat hier in de praktijk. Uiteindelijk legt Hij zijn Woord in het hart van deze man. Hij maakt de bevrijde mens tot vrije getuige van de grote daden Gods. Hij zal niet sterven maar leven en die daden Gods verkondigen (Psalm 118,17). Hij is een leerling van de Here Jezus geworden. Het Woord van zijn Heer is in zijn hart en mond woning komen maken. Niet de Here Jezus, maar het graf is verder weg dan ooit. En Jezus gaat zijn weg naar het kruis en naar zijn opstanding, ook voor deze mens. Als vrije getuige tekent hij mijn roeping en hoe de Here Jezus ook mij nabij zal zijn.

Voor kinderen en jongeren

De mate van aanpassen. Hoe vaak moet jij je aanpassen aan de ander? Hoe vaak kijk jij niet met hetzelfde oog naar de ander? ‘Dat doe je toch niet?’, ‘Heb je gezien wat hij aanheeft?’, enzovoort.

In een verhaal van Olivier B. Bommel door Marten Toonder wordt degene die zich niet helemaal aanpast aan het zogenaamde vrije nieuwe denken, naar de Aanpasserij gebracht. Daar wordt hij geperst in het model van dat nieuwe denken. De vrijheid van dat nieuwe denken is dus nog maar heel erg beperkt.

In dit Bijbelgedeelte wordt de bezeten man weliswaar bevrijd, maar dat is voor de omgeving gek genoeg eerder beangstigend dan bevrijdend. Hij past nog steeds niet in “hun” nieuwe denken. Deze tekst laat ons zien dat niet het aanpassen ons vrij maakt, maar het Evangelie maakt vrij! De man wordt een verkondiger van de echte Vrijheid!

Liturgische aanwijzigingen

LB 118 (NLB 442) is strikt genomen een Adventslied, maar zou uitstekend bij deze tekst passen. Het verlangen naar de nabijheid van de Here Jezus klinkt in tekst en melodie duidelijk door. Ook in Psalm 31 vers 18 komt dat diepe verlangen om reddende nabijheid tot uiting. In Palm 139 vers 3 wordt het paradoxale van het ver zijn en de nabijheid helder bezongen.

Geraadpleegd
Er is een helder commentaar van dr. J. van Bruggen, Marcus, Commentaar op het Nieuwe Testament Kampen, 1988)

De gedachte van de confrontaties met het kwade in de weg naar het kruis, heb ik ontleend aan E. Rosenstock-Huessy, De Vrucht der lippen – waarom vier Evangeliën (1981)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken