Preekschets Marcus 9:49-50
17e zondag na Trinitatis
Marcus 9:49-50
Iedereen moet met vuur gezouten worden. Zout is goed! Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe zullen jullie het zijn kracht dan teruggeven? Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkaar de vrede.
Schriftlezing: Marcus 9:30-50
Thema: Vrede: niet heersen maar dienen
Het eigene van de zondag
Dit is de 17e zondag na Trinitatis ofwel de 2e zondag van de herfst. Deze zondag valt aan het einde van de Vredesweek. Jezus roept zijn volgelingen op als zout te zijn en zout te blijven. Zout proef je. Onderlinge vrede tussen zijn leerlingen is een van de ingrediënten die het zoutgehalte bepalen. Jezus refereert met zijn woorden aan Leviticus 2, terwijl in het onderwijs van Paulus de echo van Jezus’ woorden klinkt.
Uitleg
Een opmerking vooraf: in vers 49 volg ik de HSV, die andere handschriften volgt dan de NBV: ‘(…) en ieder zal met zout gezouten worden’ (zie ook: Van Bruggen, 216).
In Marcus 9:30-50 lezen we hoe Jezus zijn leerlingen onderwijst. De vraag is of er hier sprake is van eenheid of niet. Met Van Bruggen (208) ben ik van mening dat het antwoord op de vraag wie er nu echt belangrijk is in Gods koninkrijk de rode draad is die het onderwijs tot eenheid smeedt. Namelijk niet degene die uit is op veel invloed en eer van mensen, maar degene die wil dienen. Zoals Jezus die op weg is naar Jeruzalem om ons mensen daar te dienen en er te sterven (30-33).
-
Voor die tweede lijdensaankondiging hebben de leerlingen echter geen oor. Na Jezus’ verheerlijking op de berg Tabor (1-13) zijn hun verwachtingen hooggespannen. Het messiaanse rijk is nabij. Onderweg maken zij ruzie over de verdeling van de ministersposten. Jezus neemt hen apart en kondigt de grondregel van zijn koninkrijk af: vers 35.
Om te laten zien wat Hij bedoelt pakt Jezus een kind op. Aan het begin van onze jaartelling telde een kind, anders dan bij ons (prinsen en prinsessen), niet echt mee. Groot in het koninkrijk is hij die zijn arm om zo’n onbelangrijk kind slaat.
Hoewel de Heer duidelijke woorden spreekt en met een treffend voorbeeld komt, valt het kwartje bij de leerlingen niet. Opnieuw zijn zij vooral met zichzelf bezig: straks gaan de mensen de man die demonen uitdreef nog belangrijker vinden dan ons… (vers 38). Opnieuw corrigeert Jezus hen in hun poging om belangrijk gevonden te worden. Jullie moeten niet bezig zijn met je eigen positie, zo zegt Hij, maar juist blij zijn met iemand die zich ook voor mijn zaak inzet. Ik zal jullie nog eens iets zeggen. Zelfs iemand die jullie op weg naar Jeruzalem een beker koud water voorzet omdat jullie bij Christus horen zal daarvoor beloond worden. Ook zo iemand is belangrijk.
-
Na de correctie volgt een waarschuwing. Want door zich hoogmoedig en arrogant op te stellen lopen de leerlingen het risico gelovigen, zoals bijvoorbeeld die man die demonen uitdreef en een vrouw die een beker koud water aanreikt, van de goede weg af te brengen. Letterlijk: in een strik te laten belanden, te laten struikelen. Zo’n arrogante, hooghartige houding zal de leerlingen zwaar worden aangerekend.
-
Jezus doet een vurig appèl op zijn leerlingen zo te leven dat zij niet in de Gehenna zullen belanden. Wie leerling van Jezus is, moet bereid zijn zichzelf hard aan te pakken en zichzelf afvragen: welke dingen zou ik uit mijn leven moeten verwijderen die het dienen, die het geluk van een ander in de weg staan? Het afhakken van hand en voet en het uitrukken van een oog bedoelt Jezus niet letterlijk, maar figuurlijk. De hand wil een ander wijzen wat hij moet doen, een ander zijn plaats wijzen, hem wegduwen. De voet wil graag vooroplopen, beklimt graag een podium of loopt aan een ander voorbij zonder even stil te staan. Het oog kan iemand misprijzend, hooghartig of arrogant aankijken. Blikken kunnen doden.
Om te laten zien hoe belangrijk het is te dienen en zodoende de vrede te bewaren komt Jezus ook nog met een voorbeeld uit de offerdienst in de tempel. In Leviticus 2:13 staat dat aan ieder offer zout moet worden toegevoegd. Zo moet het nu ook met jullie zijn, zegt Jezus. Wanneer jullie leven een offer voor God is (zie Romeinen 12:1), mag daaraan het zout niet ontbreken. Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar vrede onder elkaar. Uit het voorgaande is duidelijk geworden wat Hij met dat zout bedoelt: aandacht en liefde voor je medegelovigen, hoe gering je die misschien ook acht en hoe anders die misschien ook zijn, én de bereidheid alles wat in jouw leven het dienen van je medegelovige in de weg staat aan te pakken.
Aanwijzingen voor de prediking
Intro
Wij mensen willen in het algemeen graag belangrijk worden gevonden. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die vader en moedertje willen spelen, denk aan spitsen, politici, religieuze leiders en wereldleiders (uitwerken). Daar waar mensen belangrijk gevonden willen worden ontstaat er bij anderen onvrede, komt er onenigheid en zijn zwakken al bijna helemaal niet in beeld.
Jezus wil nu dat het er onder zijn volgelingen anders aan toegaat. In zijn koninkrijk is niet die mens groot die heerst en verdeelt. Nee, groot in het koninkrijk is de mens die in stilte dient. Zo iemand is in de ogen van mensen meestal niet belangrijk, maar in Gods ogen wel. Want daar waar mensen elkaar dienen is vrede. En daar waar mensen over elkaar willen heersen is onvrede.
Correctie
Zoals in de ‘Uitleg’ onder A beschreven staat uitwerken.
Waarschuwing
Uitwerken wat onder B in de ‘Uitleg’ staat beschreven.
Appèl
Uitwerken wat onder C in de ‘Uitleg’ staat beschreven.
Spiegel
Jezus’ woorden zijn als een spiegel. Ik moet nadenken over mijn handen. Zijn er bijvoorbeeld mensen die ik op afstand hou omdat… Wat voor gevoel zou mijn houding bij hen oproepen? Ik moet nadenken over mijn voeten. Zijn er bijvoorbeeld mensen in de gemeente naar wie ik niet toe stap omdat ik hen zo vreemd vind geloven of omdat ik hen niet zo mag en hen daarom bewust negeer? Wat voor gevoel zou mijn houding bij hen oproepen? Ik moet nadenken over mijn ogen. Zijn er bijvoorbeeld mensen die ik liever niet aankijk of die ik, als ik hen aankijk een wat arrogante, misprijzende of kille blik toewerp? Ach jij? Wat voor gevoel zou mijn houding bij hen oproepen?
Wanneer je in de spiegel gezien hebt waar je fout zit, mag je het daarbij niet laten. Dan moet je jezelf aanpakken. Want alleen zo zul je in staat zijn te dienen, zal er tussen Gods kinderen vrede zijn, zal het er in de kerk anders aan toegaan dan in de wereld.
Veel onvrede in Gods kerk komt voort uit smaakverlies van het zout. Mensen zijn vaak vooral druk met de handen, voeten en ogen van de ander, maar weigeren naar zichzelf te kijken. Veel eenzaamheid in de kerk is te wijten aan de neiging onszelf groot te maken en een ander minder ruimte te gunnen. Het verschil tussen de kerk en de wereld is soms zo onthutsend klein. Maar Jezus wil dat het er onder zijn volgelingen anders aan toegaat dan in de wereld. Juist met het oog op die wereld.
De kerk is de plek waar Jezus zijn volgelingen wil leren wat het betekent te dienen en zo in vrede met elkaar te leven. In de kerk ontvangen we onderwijs van Jezus en lopen we ook stage. Jezus zelf is daarbij ons grote voorbeeld. Zijn leven was dienen. Zijn voeten bleven stilstaan bij wie hulp nodig had, eenzaam of ziek was. Zijn handen hielpen mensen overeind, zegenden, genazen, deelden voedsel uit, trokken mensen in de kring. Zijn ogen bevestigden mensen, straalden warmte, liefde en betrokkenheid uit.
Jezus was met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem om ons te dienen. Uit liefde voor ons liet Jezus zich blauwe ogen slaan, liet Hij het toe dat er spijkers door zijn handen en voeten geslagen werden.
Jezus diende ons door aan het kruis ook voor jou en mij te sterven. Jezelf aanpakken is alleen maar mogelijk dankzij het kruis. Wat met betrekking tot jouw voeten, jouw handen en jouw ogen beter en anders kan, mag je naar het kruis brengen: Heer, hier is mijn hoogmoed et cetera (Galaten 5:24).
Praktijk
Jezus wil dat we wat we in de kerk van Hem leren in de wereld in praktijk brengen. Het zout moet de soep in. Onze wereld, waarin het er vaak hard en smakeloos aan toegaat, schreeuwt om mensen die weten wat er voor vrede echt nodig is. Want van Jezus leren we: vrede bewaren doe je niet door te heersen, maar door… te dienen.
Liturgische aanwijzingen
Schriftlezingen: Leviticus 2:4-13, Marcus 9:30-50, Romeinen 12:9-21 of 2 Korintiërs 13:11-12 of 2 Timoteüs 2:19-22.
Liederen: na de lezing uit Marcus 9: uit Psalmen voor Nu Psalm 133; na de preek: Opw 268; na de leefregels (Romeinen 12:1-2 en 9-18; aan het slot van de dienst als heenzending): Gz 481. Kinderlied: Bewaar je oog voor wat je ziet.
Geraadpleegde literatuur
Jakob van Bruggen, Marcus, het evangelie volgens Petrus, Kampen 1988
J.A.C. van Leeuwen, Het heilig evangelie naar de beschrijving van Markus, Amsterdam 1928
Fritz Rienecker, Das Evangelium des Markus, Wuppertal 1962