Preekschets Matteüs 11:3 – Derde Advent
![Prediking [2;1, edit]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Prediking-21-edit-1140x570.png)
Matteüs 11:3
Derde adventszondag
‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’
Schriftlezing: Matteüs 11:2-19
Het eigene van de zondag
Deze zondag heet naar de antifoon van de zondag uit Filippenzen 4:4-5: ‘Gaudete’, verheugt u. Daarom is de liturgische kleur rozerood in de paarse periode. Er staat iets nieuws te gebeuren. Nog meer dan de andere zondagen zijn we ons daarvan bewust. Sterker: er staat niet alleen iets nieuws te gebeuren, het nieuwe is al begonnen! Gods tijd breekt baan.
Uitleg
De schriftlezing die we op de derde advent lezen, valt uiteen in twee gedeelten: de verzen 2-6 en de verzen 7- de verzen 2-6 draait alles om de vraag van Johannes: ‘Bent u degene die komen zou of moeten wij een ander verwachten?’ Johannes zaait duidelijk twijfel. In het eerste gedeelte wordt niet meer over de twijfel gesproken. Die wordt pas vanaf vers 7 opgepakt. Reeds hier mag opgemerkt worden dat twijfel door Matteüs uiterst serieus genomen wordt. Achter deze twijfel van Johannes mag de twijfel van de eerste christenen verondersteld worden. Wie is Jezus? De vraag is begrijpelijk. Het is niet eenduidig wat men in Israël precies verwachtte: een nieuwe tijd, een nieuwe koning, de Messias? Het citaat uit Jesaja vers 5 roept het beeld op van het Koninkrijk van God. De wonderen daar beschreven zijn zekere tekenen van Jezus’ bijzondere volmacht.
Maar wonderen zijn nooit onproblematisch. Een wonder is alleen een wonder voor wie het wil zien. Zie hiervoor ook vers 14. Alleen de man of vrouw die het aan wil nemen, ziet de bijzondere positie van Johannes. In de verzen 7 en verder wordt reeds duidelijk waar de onzekerheid ligt. Alles begint met de onzekerheid over de identiteit van Johannes. Met de identiteit van Johannes is ook de identiteit van Jezus in het geding. De mensen denken dat Johannes een profeet is. Maar Jezus zegt dat Johannes meer dan een profeet is. Hij verwijst naar Maleachi 3:1 ‘Let op, ik zal mijn bode zenden; hij zal de weg voor mij effenen. Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen.’ De bode wordt nader omschreven als een engel. Zie met het oog hierop ook Exodus 23:20. Aan het slot van Maleachi wordt de bode gelijkgesteld aan Elia. Met de komst van Elia worden de eindtijdverwachtingen vervuld. Hier moeten we Matteüs zorgvuldig volgen. Lucas schrijft duidelijk dat Johannes naar Jezus wijst (Luc. 1:16). Johannes is een profeet. Hier lijkt een zwaardere rol voor Johannes weggelegd te worden. In vers 14 zegt Jezus met zoveel woorden dat Johannes Elia is die komen zou. Het feit dat Matteüs hem Maleachi in de mond legt, duiden op onzekerheden in de vroegchristelijke gemeente. Is Johannes de wegbereider of is hij toch meer? Krijgt hij zelfs messiaanse trekken? Het lijkt er hier wel op. Johannes wordt uitermate belangrijk. Hij was de grootste die uit vrouwen geboren werd. Maar – let wel – in het Koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij. Johannes brengt de eindtijd, maar staat zelf niet in de eindtijd. Daarin bestaat het onderscheid met Jezus en zijn leerlingen. Zij staan voluit in de eindtijd. Alleen zo is ook het vervolg te begrijpen. Johannes moest vasten; Jezus en zijn leerlingen mogen alles eten en drinken. De identiteit van Johannes en Jezus hangen nauw met elkaar samen. Alleen in het licht van de eindtijd zijn ze te onderscheiden. Johannes brengt de eindtijd. Jezus is de eindtijd. Wie met Hem leeft, leeft in Gods rijk.
Aanwijzingen voor de prediking
Is het Jezus of is het Johannes? Op het eerste gezicht is dat een vreemde vraag. Gaan we mee de woestijn in, gaan we op zoek naar het visioen? Gaan we de weg van Johannes? Of gaan we de weg van Jezus? En wat voor een weg is dat dan? Waarin verschillen Johannes en Jezus? De vraag naar de weg is een belangrijk thema. Ze heeft van alles te maken met ons zelfbeeld. dat helder te krijgen moeten we Johannes en Jezus tegenover elkaar zetten.
Voor de tijdgenoten van Jezus en Johannes is het een heel gewone vraag: Johannes of Jezus? Zelfs bij het ontstaan van de eerste christelijke gemeenten, na Jezus’ dood en opstanding, blijft de vraag spelen. En begrijpelijk natuurlijk. Johannes was een heel bijzonder mens. Wat heeft Jezus meer dan hij? Johannes is de man die uit een nette priesterfamilie bij Jeruzalem komt. Maar op zijn zoektocht naar de waarheid vindt hij die niet in de gaanderijen van de tempel. Sterker: hij voelt zich er niet thuis. Heel Jeruzalem staat hem tegen. Hij trekt de woestijn in.
Johannes brengt ons bij twee subthema’s voor de preek: de woestijn en het visioen. We kennen meer verhalen die in de woestijn spelen. In de woestijn ging Mozes het Joodse volk voor. Van hem wordt verteld dat hij met God sprak zoals een vriend met zijn vriend spreekt. Een intiem contact. Maar zo informeel is de omgang met God niet gebleven. Geen enkele godsdienst ontkomt aan het gevaar van het formalisme; ook onze godsdienst niet. Als vanzelf krijgt de heersende klasse het voor het zeggen. Het tempo van het geloof wordt het tempo van de groep. En dat tempo is nooit hoog. Johannes speelt zijn eigen rol om het Joodse geloof op te schudden en nieuw vuur te geven. Zijn er redenen waarom wij meer vuur zouden wensen? En wat betekent dat dan?
Johannes ontdekt in de woestijn niets nieuws. Hij ontdekt het oude visioen van het Koninkrijk van God; een wereld waarin het kwaad niet langer zal overwegen, waar vrede zal zijn, de leeuw naast het lam zal slapen. En Johannes roept de mensen op om naar de Jordaan te komen om zich daar te laten dopen, zich om te keren en hun leven alvast in overeenstemming te brengen met het nieuwe leven van het Koninkrijk van de hemel. Wat zouden wij doen met zo’n visioen? Kunnen wij er nog wat mee? Johannes roept mensen op zich om te keren, boete te doen en zich te laten dopen. Is dat voor ons voldoende?
Mensen zullen zeer verschillende antwoorden geven. Onder uw hoorders zullen mensen zitten die heel wat van zichzelf verwachten. Moet je die een zondebesef aanpraten? Ik houd daar niet van. Een goede kenschetsing van Johannes hoeft niet te tot het aanpraten van het zondebesef, maar wel tot ontdekking van het menselijk tekort. De doop zet mensen op het goede pad. Maar blijven ze op het goede pad? Blijven wij op het goede pad? Alleen Jezus daarvoor zorgen. Als Jezus over zijn eigen leven spreekt, citeert Hij Jesaja. De visioenen die Johannes had, worden waar. Maar hoe horen wij dat woord? Jezus begrijpt dat het moeilijk te vatten is. Want wie is Hij, dat Hij zulke dingen doet? Wat gebeurt er? Het is een vraag die ons nog steeds bezighoudt. Wat is er gebeurd? Is het Koninkrijk aangebroken? Zo ja, dan is het niet gebleven, dat Koninkrijk. Want wij weten toch dat er nog steeds een hoop rottigheid gebeurt? En wat is onze rol daarin? Moeten wij daar niet eerlijk over nadenken? Hier wordt het verschil tussen Johannes en Jezus duidelijk. Johannes hielp mensen de goede richting uit. En Jezus nam ze mee op het pad. De enige troost voor een christen is dat hij als gelovige één is met Christus, en zo, maar dan ook alleen zo, deel heeft aan het Koninkrijk dat Jesaja zo mooi omschrijft.
Liturgische aanwijzingen
De lezingen naast de evangelielezing zijn: Jesaja 35:1-10 en 1 Korintiërs 4:1-5. De Jesajalezing vertelt van de terugkomst van Israël uit de ballingschap, Paulus refereert ook aan de komst van Gods rijk. Zij geven beide een lichte toon bij een overigens toch wel zware evangelielezing. Als ingangspsalm 85:1, 2. T 35 is een prachtige vertaling van Psalm 85. Voorts LvdK 125 een plaats krijgen in de dienst. Voor de kinderen awn II, 14.