Preekschets Matteüs 27:59 – Stille zaterdag
Matteüs 27:59
Stille Zaterdag
Jozef nam het lichaam
Schriftlezingen: Jesaja 53:1-9, Matteüs 27:57-61
Het eigene van Stille Zaterdag
Op deze sabbat gedenkt de gemeente dat zij en allen die haar voorgingen met de Heer zijn begraven in de hoop op eeuwig leven.
Uitleg
Matteüs heeft de tekst van Marcus (15:42-47) bekort en gewijzigd. Beiden veronderstellen bekend dat met de avond de sabbat aanbreekt. Lucas expliciteert het. Het is een wezenlijk element in de perikoop. Jozef is bij Matteüs geen raadsheer, maar een rijke man. De relatie tussen de volgelingen van Jezus en de Joodse leiders was in Matteüs’ situatie zo gespannen dat een raadsheer die Jezus eer bewijst onvoorstelbaar was. (Van die context moet men zich rekenschap geven, ook bij de drie andere schetsen.) Volgens Marcus verwacht Jozef het rijk van God, Matteüs preciseert: hij is een leerling van Jezus. Verder laat hij niet controleren of Jezus inderdaad gestorven is als Jozef hem om zijn lichaam vraagt. Hij geeft zonder meer toestemming. Is Jozef zo invloedrijk of jegens Jezus zo welwillend? Ten slotte meldt Matteüs alleen dat Jozef het lichaam in zuiver linnen wikkelt, niet dat hij grafdoeken koopt en het van het kruis afneemt.
Jozef van Arimatea verschijnt even in het Evangelie als de man die Jezus begroef, net als Simon van Cyrene die het kruis van Jezus droeg. Ze bewijzen Hem allebei een dienst. Jozef doet dat helemaal uit eigen beweging. Hij komt er speciaal voor naar Jeruzalem en gaat daarna ook meteen weer terug. Wordt zijn rijkdom genoemd om te verklaren dat hij een eigen graf in Jeruzalem had of klinkt er een verwijzing naar Jesaja door? Wellicht beide. Zo onderstrepen ze Jezus’ onschuld. Een eervolle begrafenis voor een gekruisigde was ongewoon (Strack en Billerbeck I, 1048v). Tegelijk hoort die volgens Joodse opvatting bij de boete die de doodstraf is (Strack en Billerbeck I, 1049). Pas dan is het (zoen)offer compleet. Zo geldt ook hier ‘Hij voor ons’. Het is, met de woorden van Paulus, het definitieve einde van de oude mens.
Anders dan Marcus en Lucas heeft Matteüs laboon to sooma, vers 59. Dat woordgebruik doet denken aan labete (…) to soma in 26:26. Is het een hint van Matteüs om verband te leggen? ‘Hij is begraven’ is in ieder geval deel van de traditie waarin het apostolisch getuigenis staat, 1 Korintiërs 15:4. Volgens de Heidelbergse Catechismus is de begrafenis bewijs dat Hij echt gestorven is.
Van de begrafenisrituelen vermeldt Matteüs alleen dat het lichaam gewikkeld wordt in zuiver linnen. Katharos, zuiver in rituele zin? Zo in 23:26. Dan wordt daarmee opnieuw de onschuld onderstreept.
Jezus wordt begraven in zijn nieuw graf (de andere Evangeliën: een graf). Zijn, dat wil zeggen dat van Jozef. Nieuw in die zin dat er nog nooit iemand in begraven was. Dat hij een graf uit had laten houwen in Jeruzalem worden opgevat als teken dat hij inderdaad het rijk van God verwachtte.
Na de begrafenis zijn er alleen nog de vrouwen. Matteüs meldt hun aanwezigheid bij Jezus’ dood, begrafenis en het open graf, met name die van de twee Maria’s. Die twee dragen op deze cruciale momenten het evangelieverhaal als getuigen en niet de leerlingen die straks worden heengezonden. Ze gaan na de begrafenis tegenover het graf zitten, een rouwgebruik, en bevestigen daarmee zijn dood.
Aanwijzingen voor de prediking
Luz vertelt in zijn commentaar (p. 382ff) hoe er in de kerkelijke traditie rond Jezus’ begrafenis een rijkdom aan rouwrituelen is ontstaan. Dat een inspiratiebron zijn voor de vertolking van deze perikoop. De sabbat biedt een goed motief: wie in de Heer sterft, rust in vrede. Van die vrede is zijn begrafenis de bevestiging. Ook in de dood zijn wij van Hem. Luther: ‘Wij zullen slapen tot Hij aan onze grafsteen klopt en zegt: Dokter Martinus, sta op. Dan zal ik in een ogenblik opstaan en eeuwig bij Hem zijn’. ‘Toen de avond gevallen was’, vertelt Matteüs. Dat herinnert aan het refrein in Genesis 1: ‘het werd avond en het werd morgen’. Zo heeft God de tijd geschapen: van het duister naar het licht, met Pasen als de nieuwe dag.
Geen van de twaalf leerlingen was bij zijn begrafenis aanwezig. Ook hier geldt voor hen, zonder hen: de begrafenis is de bevestiging dat Hij echt gestorven is en het offer is gebracht. In de dienst die Jozef van Arimatea Jezus bewijst, wordt zijn onschuld onderstreept. Hij, een onbekende discipel, komt en gaat omHem met eer, in zuiver linnen, in een uitgehouwen graf te begraven (zie de schets voor Witte Donderdag). Matteüs noemt nadrukkelijk zijn rijkdom, op te vatten als een verwijzing naar Jesaja 53. Punt van de perikoop is de plaatsvervanging: ‘om onze overtredingen’.
De vrouwen, getuigen van zijn begrafenis, bevestigen met hun rouw zijn dood. Er is wel liefde, maar geen geloof. Matteüs maakt duidelijk dat het voor allen einde verhaal is. Ook dat is herkenbaar voor wie rouw draagt: de dood als laatste woord. Te midden van alle verdriet en vragen wordt het Pasen.
De samenkomst van de Stille Zaterdag de doopgedachtenis dienen. ‘Wij zijn door de doop in de dood met Hem begraven’ ( 6:4). Jezus’ begrafenis is het definitieve einde van de oude mens. Zoals Jozef zijn lichaam nam, zo nemen wij het in het teken van het brood om dat einde te vieren in de hoop op een nieuw bestaan.
Liturgische aanwijzingen
De samenkomst op Stille Zaterdag heeft een sobere vorm die verstilling en inkeer dient. De motieven van graflegging en sabbat kunnen daarbij helpen: het voltooide lijden, de rust die daarmee gegeven is en de belofte van een nieuwe morgen. De lezing uit Jesaja onderstreept dat de gemeenschap tot in de dood standhoudt. Liederen: Psalm 103; Gezang 182:1, 6; 195; 267.