Menu

Premium

Preekschets Matteüs 9:2

Matteüs 9:2

Vierde zondag na Epifanie

Daar probeerden een paar mensen een verlamde bij hem te brengen die op een draagbed lag. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Wees gerust, uw zonden worden u vergeven’.

Schriftlezing: Matteüs 9:1-8

Het eigene van de zondag

Dit is een van de zondagen na Epifanie, waarop de aandacht uitgaat naar de Heer die is verschenen.

Uitleg

Matteüs is korter dan Marcus: het verhaal over het dak heeft hij weggelaten. Eenvoudig: men bracht een verlamde tot Hem en dat wordt aangemerkt als geloof. Dan Jezus’ reactie, waarop alle nadruk valt: wees gerust, enzovoort. De rest is explicatie van wat er door het geloof gebeurt. Essentieel is of de volmacht van Jezus wordt aanvaard.

Eerst dat geloof. Het is de vraag in hoeverre we van geloof kunnen spreken bij de mensen die de verlamde brengen. Hun kennis was vast gering, maar uit het feit dat ze hem naar Jezus brengen, blijkt dat ze vertrouwen hebben in Jezus en van Hem genezing van de verlamde verwachten.

Opvallend is het meervoud ‘hun’. Zou het geloof van de verlamde zelf er niet toe doen? Calvijn stelt, dat het geloof van de één de ander van nut kan zijn (bijv. als we bidden om bekering van ongelovigen), maar dat iemand (ook) zelf moet geloven om het heil te ontvangen. Mij valt op, dat mensen samen iets ondernemen doordat Jezus verwachtingen heeft gewekt. In feite zien we al in het begin van deze geschiedenis effect van het optreden van Jezus. Aan het eind nog veel meer. Dat gezamenlijke verdient aandacht, juist bij een geschiedenis die draait om de volmacht (= bevoegdheid).

Het deelwoord idoon (= ziende) kan worden vertaald met ‘omdat’ of met ‘toen hij zag’. Wie zoals nbv kiest voor het laatste, laat uitkomen dat Jezus in vrijheid de verlamde geneest. Zijn reactie op het geloof vindt plaats uit genade, niet omdat hij het verplicht is. Ook dit is de aandacht waard in verband met ‘volmacht’.

Bij Jezus’ antwoord is allereerst de inleiding opvallend: ‘Houd moed, mijn kind’ (NBG). Vertroostend! En: alle aandacht wordt op Jezus gericht. Van belang bij die volmacht. De woorden ‘Wees gerust’ (NBV) vinden we alleen bij Matteüs. Zij zijn Grieks voor het Hebreeuwse: ‘Wees niet bevreesd.’ Mozes zegt dat tegen de Israëlieten bij de Schelfzee (Ex. 14:13). Ook in Zacharia 8:13, 15. In het Nieuwe Testament, uit de mond van Jezus Matteüs 9:22; 14:27; Marcus 10:49; Johannes 16:33; Handelingen 23:11.

Wat is het moedgevende van de vergeving? Daarover gaat de rest van de perikoop, het enige wonderverhaal waarin eerst vergeving wordt gegeven.

In die tijd werd ziekte soms beschouwd als straf voor zonde (vgl. Jak. 5:16). Grosheide veronderstelt, dat de zieke bekommerd was wegens zijn zonde en dat Jezus deze man eerst verlost van wat hem het meest hinderde. Maar de tekst geeft geen aanleiding voor deze veronderstelling. Ik zou liever uitgaan van de vrijheid van Jezus, die geeft wat Hij wil. Jezus vindt dat de vergeving op de eerste plaats komt. Dat wordt bevestigd door het vervolg: de genezing volgt om te tonen dat Jezus bevoegdheid had voor die vergeving.

Jezus past zich daarmee aan het besef van de mensen aan, die menen dat zo’n genezing moeilijker is dan zeggen dat iemand vergeving krijgt. Wat controleerbaar is, heeft bij de mensen meer gewicht. Daarom heeft Jezus het niet gelaten bij de vergeving. Hij weet dat de boodschap van de vergeving op ongeloof stuit en de vraag naar zijn volmacht opróept. In deze perikoop zijn het de schriftgeleerden die overwegen dat geen mens zonden kan vergeven. Wel de vergeving verkondigen, maar niet daadwerkelijk vergeven zoals Jezus hier doet. Zij hebben dit niet uitgesproken, maar Jezus .kent (m.i. als Gods Zoon) hun gedachten en legt de tegenstelling bloot: ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten?’ Boosaardig, omdat de weldaad van de vergeving twijfelachtig wordt gemaakt. Ze spreken van godslastering (evenals het Sanhedrin in 26:65). Boosaardig zijn hun gedachten ook, omdat ze uiteindelijk leiden tot de dood van Jezus. Die schriftgeleerden representeren allen die tegenwerken dat Jezus mensen redt van hun zonden (1:21). Bemoedigend is, dat die redding door zijn dood niet is verhinderd (28:18). Dat wordt in deze geschiedenis duidelijk door de genezing van de verlamde, die een nieuw leven binnen wandelt (vgl. vs. 6, ‘Sta op’; hetzelfde werkwoord als in 28:6v bij de opstanding van Jezus).

De genezing doet dus meer dan aantonen dat Jezus volmacht heeft. Zij laat ook zien dat vergeving de hele mens betreft. Vergeving is niet iets dat zich afspeelt in het innerlijk van de mens. Dat zou toch neerkomen op zelfrechtvaardiging (Iwand). Vergeving is een daad, een daad van God waardoor onze relatie tot God in orde wordt gebracht. Daardoor wordt ons hele leven vernieuwd. Meer nog dan je zo kunt zien. De vernieuwing van zijn leven houdt voor de verlamde meer in dan dat hij weer kan lopen. Want Jezus is niet zomaar een wonderdoener, zijn woorden laten weten dat in Hem Gods Koninkrijk nabij komt en ze geven aan hoe dat voor de mensen nieuw leven betekent.

Bij het slotvers is de vraag in hoeverre mensen (meervoud) die volmacht hebben gekregen. De geschiedenis heeft het alleen over Jezus, de Zoon des mensen. Maar hij heeft zijn macht gedelegeerd aan zijn discipelen (Mat. 10:1 en 7v: prediking en wonderen). Volgens Grundmann kunnen zij zelfs zonden vergeven (op grond van 18:18). Ik zie toch onderscheid tussen Jezus en zijn discipelen. De laatsten kunnen ook vergeving toezeggen, maar wel op voorwaarde van geloof. Jezus wist of dat geloof er was (vgl. vs. 2). Daarom wil ik – met Schweizer – ‘mensen’ opvatten als parallel van ‘op aarde’.

Aanwijzingen voor de prediking

De preek kan beginnen met het vreemde dat die verlamde naar Jezus wordt gebracht en niet naar een dokter. De mensen die hem brengen, hebben gehoord dat Jezus eerder mensen beter heeft gemaakt. Hij is een prediker die naast de verkondiging ook andere mogelijkheden heeft.

De tijding over hem heeft mensen in beweging gebracht. We zien dat de komst van Jezus iets op gang brengt: mensen gaan (zelf) iets doen. Daarin komt hun geloof uit.

Maar het is vooral het geloof van de verlamde zelf, dat Jezus doet zeggen: ‘Mijn kind.’

Over mogelijkheden gesproken: het behoort tot Jezus’ mogelijkheden om mensen te maken tot kinderen van God. Hij doet dat door hun vergeving te schenken. Daardoor komt het in orde tussen de mensen en God, hun Vader in de hemel.

Maar als God onze Vader is, hoe kan het dan slecht met ons gaan? Waarom gaat Jezus er niet onmiddellijk toe over om die verlamde te genezen? Waarom komt eerst de zonde aan de orde? Die zonde is blijkbaar een serieuze zaak. De woorden van Jezus roepen boosheid op bij de schriftgeleerden. Zij hebben er bezwaar tegen dat Jezus iets doet wat alleen aan God toekomt: zonden vergeven. Zij zijn van mening dat dit niet tot zijn bevoegdheden behoort.

Voor schriftgeleerden blijft het tot de jongste dag onzeker, of je een kind van God bent. Maar Jezus bevrijdt ons nu, omdat Hij de zonden wegneemt. Dat is niet te controleren. Maar hij maakt zichtbaar hoe groot zijn mogelijkheden zijn door de verlamde ook te genezen. Die heeft die genezing niet nodig om kind van God te kunnen zijn. Een ziekbed wordt door Jezus anders, ook als de ziekte blijft. Maar de genezing maakt zichtbaar, hoe door de vergeving je leven echt wordt veranderd.

Vergeving is even echt als genezing. Het is nieuw leven. Voor ieder die gelooft.

Het geloof is meer dan een gedachte, wij zijn (!) door het geloof kinderen van God. Vergeving van de zonden is opstanding, net zo’n opstanding als van die verlamde. Je komt tot nieuw leven.

Rest de vraag, wat dat nieuwe leven is. Een antwoord kan zijn: de mogelijkheden die we hebben, geestelijk en fysiek, als we door Jezus zijn bevrijd. Er zullen beperkingen blijven. Niet elke ziekte wordt weggenomen. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn, dat we in andere dingen onze kracht moeten zoeken. Ziekte en lijden geven veel verdriet. Maar ze kunnen niemand verhinderen om met Jezus op te staan tot een nieuw leven. Er zijn voor iedereen bepaalde mogelijkheden, omdat die mogelijkheden worden geschapen door de liefde van Jezus, die onvoorwaardelijk ingaat op ons vertrouwen.

Liturgische aanwijzingen

Epistellezing: Romeinen 8:10-17.

Liederen: Psalm 150; Gezang 158:1, 2, 3; 219:1, 2, 3; 259; 444; 465:1, 2; 477.

Geraadpleegde literatuur

Commentaren van Calvijn, Grosheide, Grundmann, Nielsen, Schweizer; H.J. Iwand, Predigt Meditationen I, Göttingen 1977.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken