Preekschets Micha 7:20 – Nieuwjaar
U bewijst Jakob uw trouw en Abraham uw goedheid, zoals U gezworen hebt aan onze voorouders, in de dagen van weleer.
Micha 7: 20
Schriftlezing: Micha 7: 18-20
Thema: Beginnen met genade en trouw
Zie ook
Het eigene van de dagen
Omdat ons Nieuwjaar altijd op de achtste dag na het Kerstfeest valt, staat vanouds de viering van de besnijdenis en naamgeving van Jezus centraal. Dat mag op de achtergrond meespelen in de dienst, en kan ook een plaats krijgen rond de tekst van Micha.
Uitleg
A.S. van der Woude heeft met argumenten duidelijk gemaakt, dat de twee laatste hoofdstukken van het boek Micha van een andere auteur moeten zijn. Hij noemt hem Deutero-Micha, een profeet uit Noord-Israël, die een tiental jaren voor de Micha uit Moresjet heeft geleefd. Dat heeft gevolgen voor het verstaan van de tekst. De overigens ons onbekende profeet hekelt de misstanden op religieus en sociaal gebied in Noord-Israël, maar verkondigt tegelijk de reddende God van verkiezing en verbond. In vers 14-20 wordt een gebed van Israël beschreven om herstel dankzij een wonderbaar ingrijpen. In dat kader loopt het gebed uit op een loflied wegens Gods genadige en vergevende trouw (vers 18-20).
Het laatste vers van hoofdstuk 7, en ook van het boek Micha is een troostvolle conclusie. Het spreekt over verbondsbeloften die God heeft gegeven en die opnieuw tot een vervulling mogen komen. Twee woorden zijn hier van belang. Het eerste is trouw (emet) en het tweede (chesed) is een woord met een complexe betekenis. Veelal wordt het vertaald met goedheid (NBV) of goedertierenheid (SV; NBG ‘51).
Buber gebruikt het woord ‘Huld’ dat in de buurt van genade komt. Interessant is de oplossing van de Naardense Vertaling: vriendschap. In de meeste gevallen wordt het in een relatie gebruikt, zoals in een verbond. In deze tekst gaat dat voor beide woorden op. Het noemen van Jacob en Abraham maakt dat duidelijk, en het wordt onderstreept door de eed aan de vaderen. De God die trouw is aan zijn verbond met Jacob en Abraham, te beginnen met hen persoonlijk. We mogen Jacob en Abraham ook lezen in een collectieve betekenis: in een persoon is ook zijn nageslacht inbegrepen. Daarmee wordt dan ook het volk bedoeld. Met de voorouders worden hier de patriarchen aangeduid. De inhoud van de belofte wordt niet nader omschreven, maar in het geheel van het boek Micha speelt ook de landbelofte (tegen de achtergrond van een dreigend Assyrisch gevaar) een rol en dus het voortbestaan van (een rest van) het volk. De verwijzing naar het verleden mag bron voor het vertrouwen in het heden zijn, maar ook voor de geloofsverwachting naar de toekomst toe. Zonder dat woord hier wordt gebruikt, zien we dat het begrip ‘gedenken’ hier tot actualiteit komt. God heeft in het verleden zijn verbond gesloten. Hij stelt het in het heden opnieuw aan de orde. Hij zal dat in de toekomst opnieuw doen.
Aanwijzing voor de prediking
In vers 20 wordt teruggegrepen op de vergeving van de verzen 18 en 19. Resultaat is dan het functioneren van Gods trouw (zie ook vers 18) en ontferming. Op grond van de eed van het verbond met de voorvaderen wordt gesproken over de realisering in de toekomst. Zo kan de lijn doorgetrokken worden naar de situatie waarin wij ons bevinden. De zorgwekkende toestand in het Noordrijk Israël, vanwege de dreigende annexatie door de Assyrische veroveringen, zou te vergelijken zijn met de zorgen die ons nu plagen. Daarbij valt te denken aan opkomend populisme, extreem nationalisme, opvlammend antisemitisme. Het zijn exponenten van een egocentrische levenshouding. Noord-Israel is niet onder de dreiging weggekomen. De deportatie is enige decennia later een feit geworden. Toch is de belofte van Gods trouw en genade niet tevergeefs gedaan. Temidden van alle leed blijft de HEER nabij. De eed die aan de vaderen gezworen is krijgt een volledige inhoud bij de komst van Jezus in de wereld. In dat kader wordt er twee keer over gezongen in de cantica van de Schrift: eerst in het loflied van Maria (Lukas 1: 55) en vervolgens in het loflied van Zacharias (Lukas 1: 72/73). Want de geboorte van een kind wordt voltooid in de besnijdenis en naamgeving (Lukas 2: 21). Juist de besnijdenis is teken van Gods verbond. De naam Jezus -de HEER is redding- is een garantie van Gods heil. Zo mogen ods trouw en genade ook gaan functioneren in ons persoonlijk leven, ook als we te maken krijgen met angst en leed.
Kindermoment
In een kort gesprek kan gevraagd worden naar wensen en voornemens in het nieuwe jaar. Daarna kan in het gesprek naar voren komen dat we niet weten of al onze wensen vervuld zullen worden, maar wat we wel weten is dat God zijn trouw en goedheid wil blijven geven
Liturgische aanwijzingen
Psalm 91 is de klassieke psalm voor de nieuwjaarsmorgen. Daarnaast is Psalm 135 passend bij Micha 7: 20 vanwege Jacob en Abraham
Als andere gezangen dient opnieuw LB 398 zich, met nu vers 5 , 6 en 7 als vervolg op de oudjaarsviering. LB Gezang1 (=NLB 513) is altijd al voor deze dag gedacht.
Als lezing uit de profeten noem ik Jesaja 29: 17-24.en Micha 7: 18-20. Als lezing van het Evangelie Lukas 2: 21.
Literatuur
Met name de commentaren van:
-
A.S. van der Woude over Micha, Prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1976.
-
Hans Walter Wolff, Dodekapropheton 4 Micha, Biblischer Kommentar Altes Testament Neukirchen 1982.