Preekschets Psalm 127:1,2
Psalm 127:1, 2
Veertiende zondag na Pinksteren
Als de Heer het huis niet bouwt,
vergeefs zwoegen de bouwers;
als de Heer de stad niet bewaakt,
vergeefs doet de wachter zijn ronde.
Schriftlezing: Psalm 127
Het eigene van de zondag
Dit is de negende zondag van de zomer; het eigene van deze zomertijd is enigszins gekarakteriseerd in de Postille van vorige week. Veel mensen zijn onderweg, weggeweest of thuisgebleven. In de geloofstaal zijn wij allen ‘onderweg’, pelgrims zou je kunnen zeggen.
Is dit nog wel de beleving van een postmodern mens? Daarom is het zo boeiend om juist dit wat vergeten aspect van ons christen-zijn in deze weken opnieuw aan de orde te stellen.
Wie met Psalm 127 onderweg is, komt echt even los van al het gewerk, gedoe, gestresste activisme. Zomaar opeens krijgt de pelgrim, de mens op weg met God, door dat er heel veel vergeefs gedoe is. Reizen is afstand nemen, gezonde distantie – dat lezen, of liever: bidden we vandaag. Een beetje ironie en gelovige bescheidenheid maakt veel wat minder tevergeefs: och, kijk mij nou eens met al mijn gezwoeg…
Uitleg
Psalm 127 is onderdeel van een verzameling van 15 liederen binnen het psalter. Boven deze verzameling staat het opschrift sjir hamadloth, lied van opgang, lied van de trappen, pelgrimslied, bedevaartslied, chant par degrêes, a song of ascents. Kraus (Einleitung par. 4, nr. 3) meldt dat er vijf verschillende opvattingen zijn over dit opschrift. Ik sluit me aan bij de keuze van de NBV, die overigens inhoudelijk hetzelfde is als die van NBG en KBS; alleen is het wat gedateerde ‘bedevaartslied’ vervangen door ‘pelgrimslied’. In de prediking het begrip ‘opgang’ wel degelijk een rol spelen trouwens. Het zal in de opgang naar Jeruzalem wel niet alleen een geografische betekenis gehad hebben… In de bijbel is geografie dikwijls theologie! ‘Opgaan’ is meer dan ‘naar boven gaan’ (zie Waaijman, 5-6), en ‘afdalen’ is toch iets anders dan ‘naar beneden lopen’ (vgl. NBG en NBV).
Het tweede opschrift is minstens zo interessant: ‘van Salomo’. Slechts twee psalmen hebben dit opschrift: Psalm 72 en 127. Inhoudelijk zal duidelijk moeten zijn waarom de joodse traditie juist deze auteur noemt; vermoedelijk is de bouw van het huis, een alledaagse aangelegenheid, zo gesacraliseerd, dat men ook, of zelfs allereerst, verband legt met de bouw van hét Huis, namelijk de tempel van Salomo. Dan is het opschrift een uiting van bescheiden relativering van eigen zwoegen. Zo bezien is dit gebed een gebed om wijsheid, en staat het inhoudelijk dicht bij de nuchtere visie van de Prediker in hoofdstuk 2 en 5.
Interessant is de bijbels-theologische vraag of de zegen van God inderdaad gelukkig maakt en ouderschap geeft. De wijsheidsliteratuur van een deel van het Oude Testament legt nadrukkelijk een verband tussen een deugdzaam leven, gaan in Gods wegen, en de zegen. Psalm 127 geeft een andere oplossing dan bijvoorbeeld Psalm 73 en het boek Job 1:1-11; het is minstens noodzakelijk, al is het maar om pastorale redenen, hierbij in de uitleg nadrukkelijk rekening te houden. Prediking is immers óók pastoraat: niet iedere psalm is passend bij ieder moment in een mensenleven; soms is het eb, soms vloed, soms zegen, soms aanvechting.
De uitleggers stellen ons voor de redactievraag of dit lied uit één of twee delen bestaat, zodat het dus oorspronkelijk twee psalmen geweest zijn. Zoals vaak is de exegetische kwestie interessant, maar voor de uitleg irrelevant. Het is duidelijk dat de voorliggende tekst uit twee (zo Bamard en Gerhardt-Van der Zeyde) of drie (zo Waaijman) strofen bestaat, het is een logisch voortschrijdende gedachtegang: welke zin heeft mijn bouwen, mijn wonen en waken, mijn werken en gezin?
Duidelijk is de driemaal beklemtoonde bewoording: vergeefs! Er is een vergeefs bouwen van het huis, waarbij de betekenissen hiervan door elkaar lopen: woonhuis, de huisgemeenschap zoals een stadje, en ten slotte ook het huisgezin, de familie. Het is alles een ‘waanidee’( zo Waaijman) als men dat bouwen niet beleeft in samenhang met de Heer. Aan zijn zegen is alles gelegen, meldt het opschrift van NBG. Gerhardt en Van der Zeyde formuleren het iets opener: wie waarlijk een huis wil bouwen.
Wat de tekst betreft is er één vertaalkwestie die ook voor de uitleg van belang zijn.
Wat staat er in vers 2b: ‘Hij geeft het immers zijn beminden in de slaap’ (NBG) of ‘Zo gééft Hij aan zijn lieveling: slaap!’ (Waaijman) of ‘Hij toch schenkt die hij liefheeft de slaap’ of ‘Hij toch schenkt zijn beminden het nodige in de slaap’ (Rothuizen).
Met ‘slaap’ wordt hier bedoeld de echtelijke bijslaap; het hebben van gemeenschap, slapen met een geliefde betekent in dit verband dus wakker zijn… Het resultaat daarvan is het krijgen, ontvangen van banim, zonen. Het trouwens ook wat inclusiever ‘kinderen’ betekenen. Men spreekt hier dus van kinderzegen. Kinderen zijn nodig om in de ouderdom niet alleen te staan. Het beeld verplaatst zich naar de stadspoort, het knooppunt van alle verkeer. Midden in het leven staat de gezegende mens, sterk tegenover een vijand.
Aanwijzingen voor de prediking
Wie op reis is, ziet soms in de verte de contouren van een stad, met grote torens en huizen. De Amsterdammer de Westertoren, de Groninger de Olie Grieze, en de Parijzenaar de Eifeltoren: daar ligt mijn huis, mijn stad. Zo ziet de pelgrim in Israël in de verte een stad, een dorp, een markant silhouet. Met dat gevoel van thuiskomen de herkenning opgeroepen worden: ons huis, onze stad is meer dan een stapel stenen.
Zo zullen de pelgrims al zingende en biddende vanuit alle hoeken van het land Israël opgegaan zijn naar hun stad, Jeruzalem. Natuurlijk waren ze ook gewoon op reis, vakantie bestond niet. Dus zo’n pelgrimstocht was óók een uitje, van dagen of weken. Tegelijk is het iets geestelijks, spiritueels. Wellicht zijn er onder de hoorders in de christelijke gemeente mensen met ervaring: pelgrims van heden. Je hebt onderweg tijd om te denken, te bidden, stil te zijn of te delen met onbekende anderen. Dat geeft distantie, afstand tot het gewone werk.
En déze pelgrim van Psalm 127 ziet in de verte zo’n stadje en die huizen; en hij denkt. Zoals de Prediker een denker is. Zoals Paulus een denker is. ‘Is het leven zinvol, of is het onzinnig? Waar zijn wij nu helemaal mee bezig?’ Hét woord dat de psalm als een refrein typeert is: tevergeefs! In het Latijn frustra. Je bent zomaar gefrustreerd, wat ik doe is vergeefs.
Wie ook voor kinderen of tieners wil preken, de pelgrim hier sprekend invoeren: een ouder met een kind/jongere: ‘Zie je die stad daar, wat is eraan gezwoegd, jaren lang. Zie je die wachters komen op de muren? Ze beginnen bij het vallen van de avond hun rondgang en ze waken. Zie je ons, je moeder, je broers? Een volle pijlkoker lijkt het wel, als er vijanden komen staan we samen sterk. Wat is er veel vergeefs, als God die stad niet bewaakt, dat huis bouwt, dat gezin zegent. ‘Jonge mensen hebben een sterk gevoel voor frustraties: is iets zinvol, hoe word ik gelukkig, gezegend? Het calvinistisch arbeidsethos, zo schrijft Rothuizen, ons hier lelijk opbreken. Werken is ook maar een middel om te leven. Het is raadzaam stil te staan bij alles wat ondanks gezwoeg en gewaak niet gelukt is. Ouders waarvan de kinderen heel andere wegen kozen: tevergeefs! Mensen met een eigen zaak, boeren in een crisis: wat is er geploeterd en wat is er veel mislukt. Ook de opbouw van de gemeente, misschien het eigen gezwoeg van de predikant – het mag gezegd worden nu.
Wat wij ontvangen in het vreemde leven, is alsof we het in de slaap hebben gekregen. Een christen wordt zo slapend rijk. Psalm 127 ademt zegen, onverdiend, willekeurig ook. Wie het ontvangt, ervaart genade, geen verdienste, gezwoeg of natuurlijk loon. In die zin was ook Jezus Christus’ leven niet vergeefs: wat heeft Hij gezwoegd, gebouwd en het huisgezin van de familia Christi gesticht. Na Pasen is zo bezien niets van onze werken vergeefs.
Een boeiende variant kwam ik tegen in een heel oude Postille van Koopmans: deze psalm is ook politieke prediking. Geen wonder, hij preekte in 1940-’45. Hij beroept zich op de reformatoren, met name Calvijn. Toch deze fundamentele kritiek op de samenleving ook vandaag gelden: bouwen aan de staat, waken over wiens belang, voor wie doet de wachter de deuren open of juist niet? Wie meent dat ook dit aspect regelmatig in de christelijke gemeente aan de orde moet komen, een deel van de preek over Psalm 127 hieraan besteden. ‘Zoo leven de christenen. Ook wij betrekken de wacht, maar om uit te zien naar het Rijk. Ook wij bouwen aan de samenleving, maar ten teeken van de heerschappij Jesu Christi. En intusschen rusten wij en slapen “gerust in vrede”, gebed in Gods genade en gedrenkt in Zijn liefde’ (Koopmans, 178).
Liturgische aanwijzingen
Zie onder de vorige zondag voor een kader in de Orde van dienst.
Uiteraard wordt Psalm 127 ook gezongen, de melodie is niet moeilijk, wellicht wat onbekend.
Voorlezen van de psalm zou, omdat hij zo kort is, uit twee of drie verschillende vertalingen kunnen: NBV, Waaijman en Gerhardt-Van der Zeyde. Ook zou een cantorij wellicht een andere toonzetting dan de vertrouwde Geneefse van het Liedboek ten gehore kunnen brengen.
Enkele verzen uit Prediker kunnen makkelijk gevonden worden, met Gezang 287. Als lezing van het Nieuwe Testament koos ik voor het Paasepistel: 1 Korintiërs 15:50-58: niet vergeefs!
Andere liederen zijn: Gezang 93:1, 6; 218:1, 2, 3, 7, 8; 368; 483.
Wie ook aandacht besteedt aan kerkopbouw wijs ik op Tr lied 215.
Geraadpleegde literatuur
Willem Barnard, Lofzang is geen luxe. Gepeins bij psalmen. Zoetermeer 2005; J. Koopmans, Laatste Postille, Nijkerk 1947; G.Th. Rothuizen, Landschap III, Kampen 1968; Kees Waaijman, Psalmen 120-134, Kampen 1978.