Menu

Premium

Preekschets Psalm 25:6

Psalm 25:6

Denk aan uw barmhartigheid, HEER,
aan uw liefde door de eeuwen heen.

Schriftlezing: Psalm 25:1-13 (NB)

Het eigene van de veertigdagentijd

Vanouds gaat het om een periode van veertig dagen die voorbereidt op het Paasfeest. Kenmerkende woorden: inkeer, verstilling en versobering. De zes zondagen van de veertigdagentijd zijn als voorbereidingszondagen voor de stap die ons met Christus doet opstaan. De weg daarnaartoe leidt deze keer langs de psalmen waarnaar de verschillende zondagen van deze periode zijn vernoemd, i.e. naar een vers – meestal als antifoon gebruikt – uit de introïtuspsalm.

Het eigene van de zondag

Zondag ‘Reminiscere’ (Gedenk) is de zondag waarop als het ware tora, profeten en evangelie samenkomen (evangelieverhaal van de verheerlijking op de berg) als antwoord op onze bede aan de ENE om zijn ontferming en vriendschap te gedenken.

‘Gedenk, Ene, uw ontferming
en uw vriendschap, ✡
want die zijn er van eeuwig!’
(Psalm 25:6, NB)

Uitleg (zie ook zondag 8 maart)

Psalmen appelleren aan je ervaring, maar ze beginnen er niet mee. In de psalmen draait het om het je eigen maken van de geloofs- en gebedsexpressies van Israël. Dat is een weg van loven en klagen. ‘Laat dit het diepe ritme blijven van ons hele gebedsleven: loven en klagen, klagen en loven’ (Standaert, I, p. 11).

Het ‘loven’ spat niet af van deze psalm; je kunt Psalm 25 scharen onder een bundel van tien klaagpsalmen, Psalm 25 t/m Psalm 34, waarvan de eerste en de laatste zowel wat structuur als inhoud betreft nauw aan elkaar verwant zijn (Standaert, II, p. 48-49). Psalm 25 lijkt op een ‘klaaglied van de enkeling’ (Bregman, p. 71) voor ‘huiselijk gebruik: voor de binnenkamer’ (Bregman, p. 72).

Psalm 25 is gedicht in ABC-vorm (= acrostichon – zie ook zondag 8 maart). Die vorm houdt als een uitwendig skelet de psalm bij elkaar. Over de inhoudelijke structuur van de psalm zijn de meningen verdeeld. Je kunt er een driedeling in zien (zie hieronder), je kunt deze structuur ook als een redelijk willekeurige collage beschouwen (zie uitleg 8 maart). Dat vers 22 later is bijgevoegd, om het gebed van de enkeling naar de geloofsgemeenschap uit te breiden (Bregman, p. 72-73, Standaert, p. 49-50), en om de 22e letter van het alfabet een plaats te geven voor het acrostichon, daar is men het wel over eens.

Voor wie in Psalm 25 een driedeling wil zien:

In het eerste (verzen 1-7) en derde (verzen 15-21) deel zoekt de bidder zich toe te vertrouwen aan de ENE. Zowel met ‘statements van verlangen’ (heel duidelijk vers 1 en vers 15) als met smeekbeden, die daarop volgen. Deze volgorde (statement – bede) voelt als intern kloppend; zo gaat het er in de ‘binnenwereld’ aan toe. Stel je voor dat je vanuit je tenen tegen je geliefde zegt: ‘Ik houd van je!’ – dan volgt bijna vanzelf direct daarop de bede: ‘Houd van mij!’ Neem ook het evangelieverhaal uit Marcus, waarin de vader van een bezeten kind tot Jezus uitroept: ‘ik gelóóf!- help mij in mijn ongeloof! (Marcus 9:24b).

In het tussendeel (verzen 8-14) groeperen zich twee blokjes van drie verzen met belijdenissen van de bidder over de ENE (blokje 1: verzen 8, 9, 10 en blokje 2: verzen 12, 13, 14) rond het centrum: vers 11, de bede om vergeving. (Letterlijk en volgens sommigen (Bregman, p. 73) ook figuurlijk en inhoudelijk het centrale vers). Alsof de bidder zich realiseert dat alleen vergeving zijn relatie met de ENE zoals de bidder Hem omschrijft in de twee genoemde blokjes, waar kan doen zijn. Wat de bidder over de ENE belijdt in beide blokjes, doet trouwens denken aan Exodus 34:6 e.v. (zie lied 329).

Nog twee opmerkingen over begin en (oorspronkelijk) einde van deze psalm:

– Vers 1 is als het ‘missionstatement’ van de bidder:

‘Aan u, o Ene, ✡
geef ik mijn zaligheid-en-ziel!’ (NB)

Het lijkt me belangrijk dit – en ook alle andere gelovige statements in de schrift – altijd te blijven zien als een uiting van een intens beleefd verlangen. Bijvoorbeeld een verlangen naar heelheid, i.e. de ENE. En dit soort uitspraken niet te interpreteren als gelovige feiten, bereikte resultaten van vroomheid. Die vroomheid zou namelijk zomaar ook blasfemisch kunnen zijn. Wat dit eerste vers betreft: kun je wel zó dicht naderen tot de ENE dat je als het ware met de ENE samensmelt? Zodat de scheidslijn tussen jou en de ENE – die ook altijd de ANDER is – vervaagt? Of loop je dan het grote risico dat jij de ENE jou toe-eigent? Waarmee je zijn naam ijdel gebruikt… Anders gezegd: heel erg in de HEER zijn kan zomaar verworden tot heel erg de HEER zijn…

– Vers 21 is het oorspronkelijke slot van de psalm. Het doet denken aan een zegenbede, waarin berusting doorklinkt: dit – deze psalm bidden, mij eigen maken – is wat ik, de bidder, kan doen in de relatie met de ENE: dat het voldoende moge zijn om gehoed te worden door gaafheid en oprechtheid. Want ‘ik heb gehoopt op u’ (vers 21b, NB) – dat was de inzet met zijn missionstatement, vers 1.

Ten slotte over het psalmvers van deze zondag (Psalm 25:6) en de evangelielezing (Marcus 9:2-10):

gedenken (zakar) is niet: ‘Weet je nog van toen…?’ Gedenken heeft de functie van wat was te brengen naar wat is, opdat het zo zijn zal. Het verbindt toen, nu en straks. Het past daarmee de ENE goed: Hij die is, was en zijn zal (naar Openbaringen 1:4). Gedenken in gelovige zin begint met ontvangen van Godswege van – in dit vers – ontferming en vriendschap (chesèd), beide relationele begrippen, niet voor privégebruik bedoeld, dus méér dan een goed gevoel of zo. Je moet ze doen, vriendschap en ontferming, dat wil zeggen: ze zijn om te geven en te ontvangen. Gedenken is ‘daarbij stilstaan’, om je opnieuw en als nieuw te oriënteren, het Licht te zoeken, de Oriënt, de plek waar de zon opkomt, waar ontferming en vriendschap de weg wijzen. En in dezelfde adem die weg te gaan.

In de evangelielezing (de verheerlijking op de berg) is het moment waarop dit allemaal samenkomt in een groots moment, dicht bij de hemel (op een berg): tora (Mozes), profeten (Elia), evangelie (Christus) – als ware daar de ENE, de EEUWIGE, als weg (Mozes), waarheid (profeten) en leven (Christus). Het is een bevestiging van de weg van Christus als representant van de ENE, vervuller van wet (Mozes) en profeten (Elia).

Aanwijzingen voor de preek

In de psalmen is de mens op zoek naar vertrouwen in de ENE. Hopelijk brengt de psalm ons naar het diepe besef ‘dat het goed is, ook als het niet goed is’ (zie ook zondag 22 februari). In het psalmgedeelte van vanmorgen ligt dat vertrouwen verwoord in het openingsvers:

‘Aan u, o Ene, ✡
geef ik mijn zaligheid-en-ziel!’

De vraag waar we in de overweging voor staan lijkt mij: hoe komt de hoorder daar?

Ik zou inzetten bij vers 1. Daarbij zou ik wijzen op het risico van dat vers (zie uitleg). Verder zou ik vragen stellen als: ‘Wat doet een mens dit verlangen uitspreken?’, ‘Wat brengt het een mens dat te belijden?’, ‘Van wie kan hij dat hebben geleerd?’ Met die vraag komt ook vers 6 in zicht. Dan zou ik het begrip ‘gedenken’ in zijn gelovige dynamiek uitschilderen. Gedenken maakt je deel van wat was, is en zijn zal. Dat kun je al heel in het ‘klein’ – beter: heel dichtbij – beschrijven. Ieder mens ‘is er eentje van’; aan de hand van familiegeschiedenissen kun je een setting schilderen waarin ieder unieke mens een thuis vindt. Ik zou hierbij wel aandacht geven aan het feit dat niet iedereen een goede familiegeschiedenis met zich meedraagt. Maar toch! ‘Geloven’ is speuren naar sporen waarin de Godsnaam IK-ZAL-ER-ZIJN oplicht (ontferming, vriendschap) én in als het ware dezelfde adem erop vertrouwen dat er voor iedereen – ook voor jou! – altijd zulke sporen zijn. Al zijn het kruimels, voor de hongerige is de kruimel meer waard dan voor de verzadigde een heel brood. Dan zou ik een link leggen naar het evangelieverhaal. Dat grootse moment – een doorkijkje tot op de ENE – zou je wel willen vastpinnen als een tabernakel, zoals Petrus voorstelt, maar dat gaat niet. De ENE, geschilderd in de figuren van Mozes, Elia en Christus, en zijn ontferming en vriendschap zijn niet om te ‘hebben’ en in een tentje neer te zetten op een berg. Dan krijg je ‘gestold geloof’: lekker knus in je comfortzone met een goed gevoel, of minimaal een vertrouwd gevoel. Dat is niet onbelangrijk, maar niet het wezenlijke. Geloof is altijd van een ‘zien- soms even’ (Huub Oosterhuis) en dan weer met de voeten in de aardse klei – weer gaan en doen, of zo je wilt: aanmodderen. Maar wel als ‘mensen van de weg’, in vriendschap en ontferming (vgl. NLB 807). Het is mooi om te eindigen met het vers waarmee ik zou inzetten. Onder het motto: een God die zo ‘werelds’ met ons omgaat, ja, daar verlang ik ook naar:

‘Aan u, o Ene, ✡
geef ik mijn zaligheid-en-ziel!’

Liturgische aanwijzingen

Naardense Bijbel – er moet immers wat te raden overblijven… Als evangelielezing: Marcus 9:2-10. NLB 25b, 329, 538, 807, 924.

Geraadpleegd

Willem Barnard, Tegen David aan praten – gepeins bij de psalmen, Zoetermeer 2003.

Postille 48, Zoetermeer 1996.

Benoît Standaert, Leven met de psalmen – deel I, Tielt 2014.

Benoît Standaert, Leven met de psalmen – deel II, Tielt 2014.

Nico Tromp, Psalmen 1-50, ’s-Hertogenbosch 2001.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken