Preekschets Psalm 70:2 – Eerste Advent
Psalm 70:2
Eerste adventszondag
God, breng mij uitkomst, Heer, kom mij haastig te hulp.
Schriftlezing: Psalm 70
Inleiding
Een paar jaar geleden bezocht ik in Nijmegen de tentoonstelling van de miniaturen van de gebroeders Van Limburg. Een van deze miniaturen trof mij in het bijzonder. Het is het beeld van de vlucht van de heilige familie naar Egypte. Deze afbeelding is te vinden in ‘Les Belles Heures du Duc de Berry’, circa 1406-1408/9, New York, The Metropolitan Museum of Art, Cloisters Collection, ms. 54.1.1, fol. 63r.
Het is een paradoxaal beeld. Jezus vlucht voor de soldaten van Herodes, Jozef kijkt spaans benauwd achterom of het gevaar hen mogelijk inhalen zal. Het is het beeld van mensen die vluchten omdat zij zich niet verweren kunnen. Er is waakzaamheid naar alle kanten. Zoals Jozef naar achteren kijkt, kijkt de engel vooruit. De kleine Jezus kijkt in de richting van de toeschouwer en Maria kijkt van de toeschouwer af. Een angstige waakzaamheid. Jozef heeft blote benen. Dat komt omdat volgens een traditie Jozef zijn beenbedekking moest afstaan om Maria lappen te geven waarin zij het kind na de geboorte kon wikkelen.
Tegelijkertijd zien we in de achtergrond een godenbeeld in elkaar storten. De kleine vluchteling is de goden te sterk af. Dit beeld kan ons inspireren om in de tijd voor Kerstmis stil te staan bij de vraag wat voor een messias wij verwachten.
Deze miniatuur staat in het gebedenboek bij de completen, de gebeden die gezegd worden voor het slapen gaan. Ze beginnen als volgt: ‘Converte nos Deus salutaris noster. Et averte iram tuam a nobis (Ps. 85:5). Deus in adiutorium meum intende. Domine ad adiuvandum me festine (Ps. 70:2).’ In de
Voor deze adventstijd wil ik de volgende teksten ter overweging voorstellen: Eerste advent: Psalm 70:2, een psalmvers uit het begin van het completengebed, waar de miniatuur bij staat.
Tweede advent: Exodus 23:20. Dit in verband met de engel die Jozef in de droom waarschuwt en op de miniatuur hem de weg wijst naar Egypte.
Derde advent: naar aanleiding van de kruik met zalfolie die is afgebeeld, heb ik gekozen voor de tekst over de zalving van de zoon van David in 1 Koningen 1:39. Vierde advent gaat het over de droom van Nebukadnessar, Daniël 2:31vv. Dit naar aanleiding van de beelden die op de miniatuur als vanzelf instorten.
Het eigene van de zondag
Met het begin van het nieuwe kerkelijke jaar is de blik meteen op Kerstmis gericht. Vol verwachting kijken wij naar wat komen gaat. We kunnen beter zeggen: we zien uit naar wie komen gaat. Met de miniatuur van de gebroeders Van Limburg in ons achterhoofd zien we in de Komende tegelijkertijd de Vluchtende. Wij verwachten de komst van Een die niet welkom is en vanaf zijn geboorte gevaar loopt. Hoe kan juist Hij helpen en uitkomst bieden?
Uitleg
De Naardense Bijbel vertaalt als volgt: ‘O God, om mij te redden, o ENE om mij te helpen: Haast U!’ Daarmee wordt de taalkundige structuur van het Hebreeuws duidelijker weergegeven dan in de NBV. De twee zinsdelen zijn in een staccato geschreven. Met nadruk sluit de zin af met de imperatief: ‘haast u!’ Deze werkwoordsvorm bepaalt de hele zin. En in twee parallelle zinsdelen wordt aangegeven waarin haast geboden is: ‘om mij te redden’ en ‘tot mijn hulp’.
De psalmist heeft weinig geduld meer. God moet snel ingrijpen. Redding is geboden, hulp is geboden.
Het laatste vers van deze psalm herhaalt deze haast: ‘God, kom haastig’ (‘God, haast u naar mij toe’, NB). Evenals in vers 2 is de werkwoordsvorm een imperatief. Dit zijn trouwens de enige twee imperatieven in deze psalm.
Het woord ’redden’ is een woord dat in de psalmen vaak, namelijk 45 maal, voorkomt. Dat geldt ook voor het woord ’hulp’. Dat woord komt 27 keer in de Tenach voor, daarvan veertien keer in de psalmen. Vreemd lijkt me dat niet. Het gaat om woorden die je in een gebed, in een lied verwacht. De hele zeventigste psalm trouwens is bijna woordelijk gelijk aan het laatste deel van Psalm 40.
Oproepen tot haast klinken meer in het psalmenboek. Zevenmaal klinkt de vraag naar God om haast te maken. Alle zeven keer is het een imperatief. Mij valt het op omdat wij niet geneigd zijn God in de gebiedende wijs toe te spreken. Deze werkwoordsvorm wordt toch niet zo beleefd geacht. Maar in de Bijbel is de gebiedende wijs blijkbaar geen probleem. Zelfs God tot haast manen kan probleemloos. De Nieuwe Bijbelvertaling zet in de aanhef: ‘een dringend gebed’ en dat is inhoudelijk volkomen terecht; de hele psalm getuigt van grote urgentie. Alleen begrijp ik deze aanhef niet als vertaling van de grondtekst. De tekst heeft de infinitivus van het werkwoord zachar, ‘gedenken’, in de hifil. Letterlijk: ‘om te doen gedenken’. Daarom heeft de NBG-vertaling van 1951: ‘Bij het gedenkoffer’. De Targum van deze psalm vult ook zodanig aan: ‘bij de handvol wierook’, hierbij refererend aan het gebruik, onder andere in Leviticus 2:2 beschreven, om een deel van het offer onder bijvoeging van wierook te verbranden. Dat geeft deze psalm een liturgische setting. De vraag blijft dan wel wie er precies wie aan het gedenken is.
Zachar in de hifil komen we tegen in de zin dat degene die God gedenkt ook doet gedenken, dat wil zeggen: ervoor zorgt dat anderen God eveneens gedenken, zodat de vertaling ‘belijden, prijzen’ wordt. Zo wordt vertaald in Psalm 71:16 en Jesaja 26:13 bijvoorbeeld. Maar je kunt het ook omgekeerd bedenken, als een oproep aan God, een gebed dat God doet gedenken.
De Midrash op de psalmen (Midrash Tehillim) vertelt een gelijkenis: er is een koning die een hekel krijgt aan zijn schapen. Hij laat zijn schapen los, breekt de kooi af en ontslaat de herder. Na een tijd bedenkt de koning zich. Hij herbouwt de schaapskooi en verzamelt zijn schapen weer. Maar hij denkt niet aan de herder. Zo gaat het in Psalm 69:36 over de herbouw van de steden van Juda (de schaapskooi wordt herbouwd), in het volgende vers over het bewonen door wie Gods naam liefheeft (de schapen worden verzameld) en is Psalm 70:1 de uitroep van de herder: ‘Hé, denk ook aan mij!’ Ook zonder dat je Psalm 69 erbij betrekt is het duidelijk dat je de aanhef van Psalm 70 als volgt kunt lezen: deze psalm heeft tot doel dat God mij weer gaat gedenken.
Kortom, de aanhef geeft een liturgische setting van de psalm (bij het geden- koffer), geeft aan dat deze psalm ertoe moet aanzetten dat men God gaat gedenken of, als derde mogelijkheid, roept God aan om de psalmist te gaan gedenken. Het laatste lijkt het meest waarschijnlijk in relatie met de roep om hulp en redding in vers 2. Maar het is ook zinvol om te bedenken dat er om zo te zeggen lofprijzing in het kyrië zit. Wie om ontferming, hulp en redding roept, belijdt dat de aangeroepene kan helpen en redden. De roep om redding is een erkenning van de reddende macht van de aangeroepene. Hij kan haast maken. Zo komen we in gezang 464 uit het Liedboek voor de Kerken de regel tegen: ‘in des afgronds bange kreet ruist de lof…’
Aanwijzingen voor de prediking
Mijn huidige gemeente bestaat uit mensen die gevangen zitten omdat zij geen verblijfsvergunning hebben. Zij zijn gedetineerd totdat zij worden uitgezet of worden uiteindelijk vrijgelaten omdat er geen zicht op uitzetting bestaat. Wanneer dat zal zijn, is hun duister en wordt hun hooguit een half uur van tevoren verteld.
Wanneer ik in deze gemeente Psalm 70 lees, is het vanzelfsprekend hun persoonlijke psalm. God kan niet haastig genoeg ingrijpen in hun persoonlijke situatie. Of zij verlangen naar een terugkeer naar het land waarvan zij de nationaliteit hebben of naar een voortzetting van een leven zonder verblijfsvergunning in Nederland: hoe eerder uit de gevangenis des te beter.
In veel reguliere gemeenten zal deze tekst heel anders klinken en is het gevoel van urgentie niet zo bij iedereen aanwezig. Misschien is dat wel het eerste, waarin hulp en uitkomst nodig is. Het gevoel van urgentie moet opnieuw geboren worden. Uit zelfgenoegzaamheid is ook redding nodig.
In het kader van advent kan ook gewezen worden op de persoon van de komende redder: het gaat om een kind dat in de marge van de samenleving geboren wordt, om een vluchteling. De Schrift tekent een heel ander beeld dan een ridder te paard, begeleid door muziek van klaroenen en trompetten.
Het woord ’gedenken’, zoals dat in de aanhef van de psalm in het Hebreeuws gebruikt wordt, is niet meer zo hedendaags en komt in de Nieuwe Bijbelvertaling nog maar sporadisch voor. Meestal wordt met een ander woord vertaald. Professor Boendermaker wist heel beeldend het woord ’gedenken’ uit te leggen en het verschil met herinneren en herdenken duidelijk te maken, aan de hand van de tekst: ‘Gedenk de armen.’ ‘De armen herinneren’ wil zeggen dat je weet dat er ooit armen waren. Herinneren gaat enkel over het verleden. ‘Herdenk de armen’ wil zeggen dat je ze blijkbaar ooit vergeten bent, maar nu, in het heden, maak je je er weer uitdrukkelijk van bewust. Herdenken gaat dus over heden en verleden. Gedenken gaat over de toekomst. ‘Gedenk de armen’ wil zeggen dat je je het lot van de armen in het heden te binnen brengt met het oog op hun toekomst.
Luisterend naar deze psalm kunnen we daarom zeggen dat het er om gaat dat wij God gedenken met het oog op onze toekomst en dat wij vragen of God ons ‘met haast’ wil gedenken, eveneens met het oog op onze toekomst.
Liturgische aanwijzingen
Zie naast het Liedboek voor de Kerken ook de bundel Tussentijds. J.S. Bach heeft voor de eerste Advent de cantate ‘Nun kommt der Heiden Heiland’ geschreven. Het openingskoor is gebaseerd op de hymne ‘Veni Redemptor Gentium’. In het Liedboek voor de Kerken is als Gezang 122 een vertaling van deze hymne opgenomen; deze is zeer geschikt voor deze zondag.
Een afsluitende zegen zou kunnen zijn: ‘Wees gezegend met hoop en verwachting, die het cynisme en de kilheid verdrijven, een hart, dat de weg naar God en de naaste weet te vinden. Zo zegene u de Levende, Vader, Zoon en Geest, vandaag en alle dagen.’
Geraadpleegde literatuur
Pieter Roelofs, Rob Dückers, Gebroeders Van Limburg. Nijmeegse Meesters aan het Franse Hof 1400-1416, Gent 2005; P. de Lagarde, Hagiographia Chaldaice, with variants from Luis Diez Merino, Targum de Salmos. Tradición sefardí de Alfonso Zamora. Edición Prmcipe del Ms. Villa-Amil no. 5, Consejo Superior de Investigaciones Cientificas, Instituto ‘Francesco Suarez’, 1982; Comprehensive Aramaic Lexicon, 2005; 2005. /Targum Psalms/. Hebrew Union College Cincinnati; Leon Nemoy (ed.), The Midrash on Psalms,vertaling William Braude, New Haven 1959.