Menu

Premium

Preekschets Rechters 3:20

Rechters 3:20

‘Een woord van God heb ik voor u’ (vertaling Societas Hebraica)

Schriftlezing: Rechters 3:12-31
Thema: Het woord als een tweesnijdend zwaard
Serie: deel 2 (zie ook: deel 1, deel 3)

Het eigene van de zondag

Deze zondag lezen we, net als op 3 juli en 17 juli, uit het boek Rechters. Dit is profetische geschiedenis. Dat wil zeggen: we kijken met de bril van de profeet naar de werkelijkheid. Dus niet zomaar, maar vanuit een profetische visie. Dit moet mijns inziens wel telkens ook onderstreept worden. Het is een boek dat dichtbij komt. Het is geen ‘wegdroomboek’, maar een boek waarmee ons een kritische spiegel wordt voorgehouden. Het lijkt op het eerste gezicht een heel ernstig boek. Maar we zullen merken hoe hierin ook vol humor wordt gesproken over de ellendigste zaken. Zoals dat weleens gaat in tijden van diepe crisis: dat ineens een grap je wakker maakt en je laat zien wat je daarvoor nog nooit gezien hebt.

Uitleg en aanwijzingen

Dit is weer zo’n typisch gedeelte uit de Schrift dat niet zonder humor gelezen kan worden. Wie dit verhaal ‘historiseert’ en het daarmee ontdoet van zijn kwinkslag, kan beter niet over dit verhaal preken. De humor zit al in de aanduiding van de naam van de koning: ‘Eglon’ zou ik meteen al in de schriftlezing vertalen met ‘kalf’. Dan zit de humor er meteen al in. Het volk diende koning Kalf achttien jaar lang, zo staat er. Het is een mooie reminiscentie aan het kalf uit Exodus 32 waar het volk omheen danste in de woestijn. Hier wordt de tiran geschilderd als een dikke vetzak die nauwelijks een stap kan zetten. Hier wordt degene van wie iedereen onder de indruk is, bespot. Net zoals de herdersjongen David die enorme reus Goliath bespotte met zijn vijf steentjes. Tegenover die vetzak die niet verder kan kijken dan zijn eigen dikke buik staat Ehud, de bevrijder. JHWH doet hem opstaan. En van hem wordt gezegd dat hij linkshandig is. Maar zijn nadeel is zijn voordeel, want met die linkerhand brengt hij uiteindelijk koning Kalf aan zijn einde. Een kostelijke scène is het. Heel plechtig komt Ehud met zijn volk de koning geschenken brengen. Hij komt zijn belasting betalen. Maar wij als lezers van het verhaal weten van dat tweesnijdende zwaard aan zijn rechterheup. Het echte geschenk dat geschonken wordt moet nog even wachten. Daarvoor moet Ehud alleen zijn. En als hij zijn volk heeft teruggestuurd tot aan Gilgal, Wenteloord, dan ziet Ehud in een flits hoe van de stenen uit de Jordaan die moesten herinneren aan de doortocht door de Schelfzee, afgodsbeelden zijn gemaakt. Heel de intocht in het veelbelovende land is tenietgedaan. Alle sporen van belofte zijn uitgewist. Alles dat zou kunnen herinneren aan medemenselijkheid en aan dat andere verhaal van hoop en bevrijding is tenietgedaan. En als Ehud die gedenkstenen, die zijn omgebouwd tot afgodsbeelden, ziet, dan weet hij weer wat hem te doen staat. De grote veroorzaker van deze totale negatie moet eraan. Die tiran die alles in zijn greep heeft en voor wie iedereen door de knieën gaat, moet aan zijn einde worden gebracht. Dat kalf moet eraan. Ehud heeft nog een woord voor de koning. En zijn woord is als een letterlijk tweesnijdend zwaard. In de Openbaring van Johannes wordt het niet voor niets het woord Gods genoemd (bijv. 1:16). Het is het zwaard dat door onze leugenachtige wereld heen moet prikken. Dat een eind moet maken aan alle onmenselijkheid, aan de dood. En het wordt kostelijk verteld. Ehud staat daar bij koning Kalf en zegt: ‘Een woord in het verborgene heb ik voor u, o koning.’

Heel plechtig spreekt hij, als een soort hofpredikant. Koning Kalf is onder de indruk en maant tot stilte. Al zijn knechten moeten het vertrek verlaten. En als Ehud in zijn eentje voor de koning staat, spreekt hij opnieuw en zegt: ‘Een woord van God heb ik voor u.’

Dit woord doet koning Kalf opstaan van zijn zetel. Het kost hem wat moeite, maar hij doet het. Hij knoopt zijn double-breasted jasje, dat speciaal op maat is gemaakt, plechtig dicht. Een woord van God. Daar zijn koningen altijd dol op. Gott mit uns, God aan onze zijde. Allah is groot. Een soort hemelse sanctionering. Maar dan komt het ware Godswoord tevoorschijn en steekt Ehud zijn tweesnijdend zwaard in de dikke buik van koning Kalf. Het vet sluit zich om het lemmet en het zwaard komt er aan de achterkant weer uit. Let op de vertaling: volgens mij komt hier alleen de Societas Hebraica goed uit.

Geen tanks en kanonnen dus, maar enkel Gods woord, zoals de vijf torasteentjes van David. En heel gewiekst sluit Ehud het bovenvertrek en vlucht weg. De knechten staan te wachten. Ze zijn net zo sloom als koning Kalf zelf. Ze wachten en ze wachten. ‘Hij zal wel met zijn broek op zijn knieën in de koele kamer zitten.’ De machtige tiran zit te poepen, denken ze. Een en al spot. En dan na een tijdje pakken ze toch maar de sleutel. Als ze het vertrek openen, valt de heer/Baäl (koning wordt hij niet meer genoemd) neer ter aarde. Einde koning Kalf.

Ehud moet vervolgens de sporen van de intocht weer terughalen. Hij moet van de afgodsbeelden weer gedenkstenen maken. En we horen hoe hij in een notendop heel de intocht opnieuw uitspeelt. En hij blaast op de sjofar, de bazuin, om aan te kondigen dat het met de totalitaire macht gedaan is. ‘Eens als de bazuinen klinken’, wordt er gezongen. In deze witz klinkt door waar het in de hele schrift voortdurend om gaat. Koning Kalf representeert samen met Amalek en Ammon al datgene wat voortdurend de humaniteit kapot wil maken. Het zijn de verziekers van de menselijke orde. Degenen die als er net iets moois opbloeit, het kapot trappen. Het zijn degenen die ‘solidariteit’ een vies woord vinden. Liefde een lachertje. Het zijn degenen die de zachte krachten van hoop en verlangen de nek omdraaien. Levensgevaarlijke machten die uit zijn op verderf en dood. Hier wordt een verhaal verteld van een bevrijder die het daartegen opneemt. Die het waagt om hier in zijn eentje een eind aan te maken. Iemand die door datgene waar wij zo eindeloos door worden bepaald, heen prikt. Die bevrijder Ehud wijst ons op die ene eerstgeborene die de dood van zijn sokkel haalde. Een ander verhaal. Als toepassing in de preek zou ik expliciet de vraag stellen: waarom is dit verhaal voor onze oren bestemd? Daarover kan gezegd worden dat wij, tegen alles in, ons te binnen zullen brengen dat niet die vetzak koning Kalf op de troon zit, de grote bedreiging van alles wat menselijk is, maar JHWH. De God die te herkennen is in de bevrijder Jezus. Niet onze angst, niet onze dood heeft het laatste woord, maar Hij die zich de alfa en de omega noemt, het begin en het einde. De Heer die knecht werd. Hij is de bron van ons vertrouwen.

Liturgische aanwijzingen

Ik zou kiezen voor vrolijke paasliederen.

Een aardig idee voor de kinderen is om dit verhaal uit te spelen. Laat iemand maar een kussen onder zijn trui doen en een vette koning spelen. Zo’n plastic zwaard geplakt op een grote zwarte bijbel doet het ook goed. Heerlijk onverantwoord.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken