Preekschets Rechters 4:5
Rechters 4:5
Tot haar gingen de zonen van Israël om recht (vertaling Societas Hebraica)
Schriftlezing: Rechters 4
Serie: deel 3 (zie ook: deel 1, deel 2)
Het eigene van deze zondag
Dit is de laatste van drie diensten rond het boek Rechters (deel 1, deel 2). Rechters is profetische geschiedenis. Dat wil zeggen: we kijken met de bril van de profeet naar de werkelijkheid. Dus niet zomaar, maar vanuit een profetische visie. Dit moet mijns inziens wel telkens ook onderstreept worden. Het is een boek dat dichtbij komt. Het is geen ‘wegdroomboek’, maar een boek waarmee ons een kritische spiegel wordt voorgehouden. Het lijkt op het eerste gezicht een heel ernstig boek. Maar we zullen merken hoe hierin ook vol humor wordt gesproken over de ellendigste zaken. Zoals dat weleens gaat in tijden van diepe crisis: dat ineens een grap je wakker maakt en je laat zien wat je daarvoor nog nooit gezien hebt.
Uitleg en aanwijzingen
Barak is in dit verhaal de bibberende veldheer die alleen maar wat heen en weer rent, omdat hij eigenlijk niet durft te doen wat echt nodig is. Er moeten twee vrouwen aan te pas komen. Het is een uniek verhaal, alleen al vanwege het gegeven dat nota bene in deze masculiene verhalenwereld er twee vrouwen zijn die de beslissende rol spelen: Debora en Jaël. Aan het begin van het verhaal zit koning Jabin met zijn veldheer Sisera als een onverslaanbare, totalitaire macht tegenover Debora, de eerste profetes uit de bijbel. Sisera wordt geschetst met negenhonderd ijzeren wagens. Verpletterend, niet aan te ontkomen. Elke hoop op verandering is uitgesloten. Het is een onoverwinbare macht. Zo wordt het geschetst. En aan de andere kant van het spectrum zit daar die vrouw onder een palm. Haar naam heeft iets van een honingbij die zoemt door de geschiedenis. En tegelijk zit in haar naam het Hebreeuwse woordje dabar. Dit betekent woord en daad tegelijk. Daar zit ze, deze vrouw tegenover die ijzeren macht van mannen. Geharnast om de bestaande orde vast te zetten en elk tegengeluid de kop in te drukken. Een groter contrast had de verteller niet kunnen schetsen. En wat heeft Debora? Net als Ehud heeft ze een woord. En de mensen komen naar haar toe om recht, zo staat er. Zij is de enige nog in het land die weet wat recht is. Deze Debora staat op om wat te doen. Ze wil niet dat die ijzeren macht die alle menselijkheid kapotmaakt het laatste woord heeft. Maar wat moet ze doen? Haar daden lijken volstrekt tot mislukken gedoemd. Het lijkt een verloren strijd. Maar toch: ze zoekt een Barak, ‘bliksem’ is zijn naam. Maar Barak staat te bibberen op zijn benen. Hij durft niet. Hij gelooft er niet in. Angst overvalt hem. En we horen Barak zeggen tegen Debora: ‘Ga jij met mij, dan ga ik – ga je niet met mij, dan ga ik niet…’
In die oosterse wereld is wat deze man doet echt heel vreemd. Dat een krijgsman aan een vrouw vraagt om met hem mee te gaan. Dat die niet durft zonder haar. Dit is geen triomfalistisch heldenverhaal van Israël. Zoveel is duidelijk. Barak doet in heel het verhaal niet veel meer dan heen en weer rennen als een soort kip zonder kop. De beslissende slag wordt door JHWH zelf geleverd. Zodra de tiran hoort van de plannen van Barak, staat hij al klaar met zijn ijzeren wagens. Het is een kansloze onderneming. Tegen die ijzeren macht, dat onafwendbare noodlot is toch niets te doen? Laten we maar thuisblijven. Het beste ervan hopen. Niet te veel bewegen. Angstig stil blijven zitten en niks zeggen. Maar het bijzondere nu is: daar schrijft dit boek een tegenverhaal tegen. Niets, zelfs dat ijzeren noodlot niet, is onverslaanbaar. Ze wagen het erop. Vanwege Debora en haar woord van recht.
Over de eigenlijke strijd horen we niets. Daar gaat het ook niet om. In de bijbel wordt de oorlog niet verheerlijkt. Dat zeggen alleen slechte lezers die niet de moeite hebben genomen om met het vingertje bij de woorden te lezen. Die zien het grote visioen over het hoofd dat juist zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegscharen. Op de cruciale momenten is er die vreemde Naam met die vreemde, onuitsprekelijke medeklinkers die het eigenlijke werk doet. Die het ijzeren noodlot weet te verwarren. Er is ineens helemaal niets meer van over. In de verte zien we de ijzeren tiran rennen. Te voet. Dat is er in één klap van hem overgebleven. Niet dankzij Barak, zoveel is duidelijk, maar vanwege de vrouw en haar woord van recht. Zij die het waagt om het tegen dit verhaal op te nemen. En het mooie is dat deze vrouw niet alleen is. Er is nog een andere vrouw. Ze is niet van dezelfde club, maar ze is een goj, een heidense vrouw. Zij moet de laatste knoop doorhakken… Daar zien we die tent openstaan. Een en al gastvrijheid. En Jaël ziet in de verte de veldheer Sisera die uit zijn ijzeren wagen is gestapt en nu te voet een veilig onderkomen zoekt. Een kostelijke scène die we met humor moeten lezen. Jaël staat met open armen klaar om hem te ontvangen in haar tent. Net zoals ooit de hoer Rachab op de muren van Jericho de mannen gastvrij ontving. Maar ook hier zouden we eigenlijk van onze stoel moeten vallen als hoorders. Een veldheer komt in de tent van een vreemde vrouw om daar zijn heenkomen te zoeken? Ze behandelt hem als haar kind. Die grote, stoere vertegenwoordiger van de almachtige Jabin wordt als een kind toegedekt onder een tentkleedje. Daarin zit de spot. Hij vraag om wat water. Maar ze geeft hem wat melk. Alsof hij even aan haar borst wordt gelegd. Een bijna erotisch tafereeltje daar in die tent. De grote veldheer legt zijn hele wezen in haar handen. Als er iemand komt, moet ze zeggen dat er niemand is. Daar zal Jaël heel letterlijk voor zorgen… Ook hier weer een soort Davidje die een enorme reus omlegt. Om een einde te maken aan de wraakgierige, zoals de Psalmen zingen. Om die vijand van alle menselijkheid definitief de nek om te draaien. ‘Hij heeft machtigen van hun troon gestoten en vernederden verhoogd’, zo zingt die andere vrouw van het evangelie, Mirjam/Maria. Het is de wereld op zijn kop.
En wie horen we in de verte? Daar horen we een hijgende Barak. De grote held van Israël. Hij is buiten adem van het heen en weer rennen. Je kunt je lachen bijna niet inhouden. En Jaël wacht hem net zo op, zoals zij Sisera opwachtte. ‘Kom maar binnen, er is inderdaad niemand meer.’ ‘Barak, je hebt je best gedaan. Maar het beslissende werk is niet van jouw hand.’ Er is iemand anders die het niet kan laten de doodsvijand de wacht aan te zeggen. En daar gebruikt hij zeer onverwachte mensen voor. Bij de toepassing moet ik denken aan de boeken van Michel Houellebecq. Houellebecq diagnosticeert Europa als een bibberende Barak wiens weerstand is gebroken omdat hij geen enkel verhaal meer heeft. Maar in dit verhaal staat gelukkig een Debora op. Iemand die het waagt met het woord van recht en gerechtigheid. Een vrouw die weet dat liefde sterker is dan de dood en het daarmee waagt. Dat is een mentaliteit waar veel letterlijk en geestelijk ontheemden naar zullen smachten. Laat Debora opstaan onder ons.
Liturgische aanwijzingen
Ik zou zoeken naar veel ‘vrouwenliederen’, waarbij de lofzang van Maria natuurlijk niet mag ontbreken.
Voor de kinderen is het aardig om te spreken over verschillen tussen meisjes en jongens. Om die vervolgens te relativeren.