Menu

Premium

Preekschets Spreuken 4:23

Spreuken 4:23

Tweeëntwintigste zondag na Pinksteren

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens.

Schriftlezing: Spreuken 4:20-27; 15:11-14

Liturgische aanwijzingen

Mogelijke evangelielezingen zijn Matteüs 15:10-20; Johannes 7 :37-39. Als alternatief kunnen beide laatste lezingen vervangen worden door Lucas 6:43-45. Geschikte liederen: LvdK Psalm 19; 84; 119; 139; Gezang 8; 98; 237; 473.

Geraadpleegde literatuur

E.W. Tuinstra, Spreuken I (pot), Baarn 1996.

Uitleg

Sinds mensenheugenis is bewaken een levenstaak (Gen. 2:15). Deze spreuk specificeert die taak met een hoge prioriteit: bewaking wordt pas echt effectief als je begint bij je hart.

De betekenissen ‘bron’ en ‘grens’ worden beide gebruikt voor tootseoot, ook in de diverse vertalingen van dit vers. Bij de keus voor ‘grens’ wordt de betekenis: het hangt van je hart af hoe lang je leeft. Dat is, zeker ook in deze tijd, een belangrijke waarheid. Die vertaling lijkt ook aan te sluiten bij vers 22 (‘genezing voor uw ganse lichaam’). Maar de verzen 24-27 brengen in beeld hoe vanuit het hart impulsen uitgaan naar mond, oog en voet. Ze doen dus vermoeden dat vers 23 niet spreekt over de begrensdheid, maar juist over de oorsprong van het leven. De vertaling ‘bron’ verdient daarom de voorkeur.

‘Hart’ is in de bijbel niet alleen een aanduiding voor het menselijk orgaan dat een vitale betekenis heeft voor het functioneren van het hele lichaam. Het is ook in metaforische zin vitaal voor het hele menselijk leven. In die zin wordt het in het Oude Testament beschouwd als de plaats waar rationele (!) en emotionele keuzes gemaakt worden. Het hart van een mens is een centrale binnenin. Daar vallen de beslissingen, die vervolgens zichtbaar worden in uiterlijk gedrag.

Er is een dubbele beweging tussen de binnenkant van het hart en de buitenkant van het volle leven in de werkelijkheid. Via oor (20) en oog bereik je het hart (21). Vanuit die bron worden mond (24), oog (25) en voet (26, 27) aangestuurd in hun functioneren.

De Septuagint heeft aan het einde van het hoofdstuk een interessante toevoeging, die expliciteert dat het in alles om de keus voor en de leiding van God gaat. Wat in de preektekst strikt genomen, neutraal geformuleerd wordt, krijgt daarmee een duidelijke inkleuring.

Aanwijzingen voor de prediking

Bewaking is een hot issue in onze samenleving. Elke aanslag roept de vraag op of er voldoende voor bewaking gezorgd was. Inmiddels zijn veiligheid en bewaking een professionele branche geworden, ook voor de persoonlijke leefsfeer. In onze tijd, die opnieuw ‘trojaanse paarden’ kent welke ongemerkt kunnen binnenkomen, herkennen we hoe nodig het is dat het ook in de binnenste intieme levenssfeer echt veilig is.

De dubbele beweging (naar binnen en vervolgens naar buiten) die de context tekent, is natuurlijk een paradox. Doorslaggevend is de keus van het hart voor God. In feite gaat die al vooraf aan wat het oor mag/wil horen en het oog mag/wil zien. Om die keus vervolgens niet in gevaar te brengen, moet het hart ook bewaking aanbrengenbij oor en oog.

De metafoor van de bron biedt voor de uitwerking in de preek veel mogelijkheden. In de bijbel wordt de metafoor zowel in negatieve als in positieve zin uitgewerkt. Aan de ene kant is er het duidelijke getuigenis, dat moord, echtbreuk, diefstal en alle vormen van kwaad voortkomen uit het hart. Aan de andere kant laat de Schrift zien, dat vanuit het hart een leven ook werkelijk goede vruchten voortbrengen kan. Dat wordt zelfs aangeduid als een stroom van levend water (Joh. 7).

Homiletisch gezien ligt hier een fraai aanknopingspunt om centrale vragen van de concrete levenskeus aan de orde te stellen. Jakobus schrijft (in een wat ander verband): doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen (Jak 3:11)? Uiteindelijk is dat de kwestie die prediker en hoorders ook in het verband van deze spreuk mag bezighouden.

De vraag is wie effectief voor hart-bewaking zorgen kan. De lezing uit Matteüs 15 is ernstig genoeg met het aanwijzen van de eigen onreinheid van een mensenhart. In de preek mag dat concrete uitwerking krijgen, zodat duidelijk wordt hoe nodig het is dat het hart echt toebehoort aan God. In dit hoofdstuk krijgt dat woorden in de vermaning: bewaar mijn uitspraken in je hart (22). Dat betekent een verdieping van de bewakings-metafoor: een hart is pas goed bewaakt als het zelf de woorden bewaart.

Vanuit een andere invalshoek is hier aan de orde, wat in de vorige schets centraal stond: geen mens beschikt van zichzelf over de wijsheid die nodig is voor het leven. Daarvoor is nodig dat God je een ander hart geeft. Bij Hem begint het (Luc. 11:13, 24-26).

Het verdient aanbeveling om in de preek concreet te maken op welke manier je je hart bewaken kunt in de praktijk van het alledaagse leven. Dat kan duidelijk gemaakt worden vanuit de nabije context: waar zijn je oor en je oog op gericht (zie ook Mat. 5:29)?

‘Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over’. In deze vorm is het spreekwoord algemeen bekend. Het is de moeite waard om er in de preek plaats voor in te ruimen. Het is immers een spreuk, nu uit het Nieuwe Testament (Luc. 6: 45), die qua strekking dicht bij de preektekst ligt. In de dagelijkse conversatie is het spreekwoord nogal afgevlakt en neutraal geworden. De preek kan zo’n spreuk weer terugplaatsen in de zinvolle betekenis van het evangelie en zo krachtig maken, voor gebruik in het gewone leven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken