'Als je dit mag overdragen aan nieuwe generaties, dan ben je in een unieke positie.'

Begin december was ik in Zuid-Afrika (voor werkzaamheden). Ik bezocht in de schaduw van Johannesburg het Apartheidsmuseum en kocht daar een note-book met daarop de volgende uitspraak van Nelson Mandela The brave man is not he who does not feel afraid, but he who conquers that fear. Daaraan moest ik denken toen ik Brieven aan mijn peetzoon had gelezen. De ondertitel vooral: Over karaktervorming voor grote en kleine christenen.
De concrete aanleiding is het schrijven van 16 brieven door Stanley Hauwerwas aan zijn peetzoon Laurie, de zoon van Samuel Wells. Ieder jaar één. Ik denk overigens dat Laurie de inhoud en reikwijdte van de brieven echt niet zo snel zal doorgronden. Misschien pas als hij geen drukke dertiger meer is, niet meer in beslag genomen wordt in een drukke fase van gezinsvorming, misschien als vijftiger. Maar voor een opa met vijf kleinkinderen is het een genoegen deze brieven te lezen.
De ene brief sprak mij overigens meer aan aan de andere. De hoofdstukken over moed, geloof en karakter raakten mij het meest. Als je dit mag overdragen aan nieuwe generaties, dan ben je in een unieke positie. Enkele jaren geleden hebben een aantal opa’s in het tijdschrift Wapenveld brieven aan hun kleinkinderen geschreven. Aan zo’n opzet moet je denken, maar dan geschreven met een boven-familiaire inhoud. Ik raad de lezer aan met enige tussentijd de brieven te lezen. Voor Laurie was het ook één per jaar. Fijnzinnig en fundamenteel.
Nico de Waal
Het Nederlandse woord voor ‘godfather’ is ‘peetvader’. In ons land wordt het peetouderschap vrij algemeen als typisch katholiek gebruik beschouwd. Elders, bijvoorbeeld in Engeland en Duitsland, is het ook onder protestanten een goede gewoonte om iemand bij de doop van een kind te vragen voor de rol van peetvader, -moeder, -oom of -tante.Theologisch is het peetouderschap goed te verdedigen. De reformatoren Luther en Calvijn hadden een scherp oog voor het belang van religieuze en spirituele opvoeding en de rol van leraren en anderen daarin. Ik vat het peetouderschap breed op. Het betreft dan ieder die van betekenis is voor je spirituele en andere vorming, in een relatie die lijkt op een familieverhouding. Zelf kan ik me zo zes à zeven mensen voor de geest halen die in zo’n ‘peet-relatie’ van groot belang voor me waren of nog steeds zijn. Sommigen van hen zou ik als peetvader of -moeder aanduiden, anderen eerder als ‘peetbroer’ of ‘-zus’.
Samuel Well in de inleiding van Brieven aan mijn peetzoon van Stanley Hauerwas