Menu

Premium

Ruth

INLEIDING

1.Naam en karakter

Het kleine boekje, dat slechts vier hoofdstukken bevat en de naam draagt van de Moabitische, die zich ingevoegd ziet in het geslacht van David heet ‘een parel van Hebreeuwse vertelkunst’. Over “de betekenis van de naam Ruth tasten we in het duister. Betitelingen als een mooie novelle een lieflijke dorpsidylle en een tendens-geschrift zijn mi. niet juist. Ook dit boekje is deel van de oudtestamentische canon. Vooral uit het slot blijkt duidelijk dat het ons bekend wil maken met het voorgeslacht van koning David en’hoezeer deze laatste met de stam van Juda is verbonden. Dat de hoofdpersoon een Moabitische is, laat zien hoezeer Davids koningshuis ook met de volkerenwereld verbonden is. Men heeft eerder een polemische trek er in gelegd (een protest tegen het strak optreden van Ezra en Nehemia) dan dat het boek deze zou willen tonen. Hoezeer het ook is ‘stuk geallegoriseerd’ toch zien we er een schaduwbeeld in van het werk van Christus.

2.Datering en auteurschap

De datering van het boek Ruth is zeer moeilijk. De Talmud verhaalt dat Samuël de auteur zou zijn, maar deze traditie is erg laat. De meeste exegeten dateren Ruth – in de joodse canon opgenomen onder de Ketubim en als één van de vijf Megillot – uit de tijd na de ballingschap, ook op grond van taalkundige argumenten, oa. araméismen. Maar zijn deze werkelijk laat? En zijn verschillende zgn. arameïsmen wellicht oud-kanaänitische termen? Stijl en taal kunnen als klassiek Hebreeuws worden betiteld. Zelfs is er mogelijk sprake van archaïstische vormen. Taal, bekendheid met oude gebruiken en de gehele sfeer, die het boekje ademt kunnen argumenten zijn voor een datering in de tijd van de vroege monarchie.

3.Leidende motieven

We mogen in dit boekje onderkennen een universalistisch motief. De God van Israel laat Zich in met het heidendom, waarbij we overigens moeten bedenken, dat de hoofdpersoon, Ruth, niet maar simpelweg een heidin genoemd kan worden. Zij heeft de God van Israel tot haar God verkozen en laat zich gewillig en gaarne invoegen in Zijn volk. Daar is ook het motief van trouwe liefde en toegewijde zorg, zowel bij Ruth tov. haar schoonmoeder Noömi, alsook van Noömi tot Ruth en tenslotte van Boaz in betrekking tot de gestorvenen. Vervolgens is er het motief van de dynastie van David. Een geslachtsregister van hem ontbreekt in 1 Samuël! In dat boek is David slechts de zoon van Isaï. Maar deze koning had vrome voorouders. Godsvrucht en adeldom van karakter stempelen het geslacht, waaruit ‘de man naar Gods hart’ voortkwam. Gewezen mag worden op het motief van Gods vrijmacht. Het boekje tekent hoe God waakt over Zijn volk, hoe Hij laat geschieden wat goed is in Zijn ogen en hoe vrijmachtig Hij handelt ten goede met mensenkinderen. Tenslotte noem ik het messiaanse motief. We ontdekken hoe de komst van de Messias is voorbereid en hoe iemand uit de volkeren via Israel ingelijfd wordt om stammoeder te worden van Hem, Die de Heiland der wereld is en Zich niet geschaamd heeft ook Ruth onder Zijn voorouders te tellen, Mat. 1:5.

Inhoudsopgave

Inleiding: een Israelitische familie in Moab, 1:1-5

De terugkeer naar Juda, 1:6-22

de standvastigheid van Ruth, 1:6-18

de aankomst in Betlehem, 1:19-22

Ruth, de arenverzamelaarster, 2:1-23

op het veld van Boaz, 2:1-3

de zorg van Boaz voor Ruth, 2:4-17

de reactie van Noömi, 2:18-23

Het huwelijk van Boaz met Ruth, 3:1-4:22

het plan van Noömi, 3:1-5

Ruth op de dorsvloer, 3:6-13

de thuiskomst van Ruth,’3:14-18

Boaz lost Ruth, 4:1-12

huwelijk en de geboorte van een zoon, 4:13-17

het voorgeslacht van David, 4:18-22

VERKLARING

Inleiding, een Israelitische familie in Moab 1:1-5

Zo geschiedde het, vs 1 is dikwijls inleiding tot een zelfstandig verhaal en ook op een boek, vgl. Joz. 1:1, Ri. 1: 1,1 en 2 Sam. 1:1, Neh. 1:1. Tocht van Juda naar Egypte vanwege misoogst is begrijpelijk, echter niet zo naar Moab, waar dezelfde klimatologische omstandigheden heersen. Deze geschiedenis speelt waarschijnlijk in de tweede periode van de richteren, daar volgens 4:17 Obed de grootvader van David was. Het verblijf als vreemdeling wijst op vriendschappelijke verhoudingen tot Moab. Elimelek had daar geen burgerrecht, maar verbleef als beschut inwoner, met behoud van recht op eigen religie. Volgens Joz. 19:15 was er nog een Betlehem in Zebulongelegen. De naam Elimelek betekent mijn God is Koning, en die van Noömi lieflijkheid. De namen van de zonen zijn niet of zeer moeilijk te verklaren, vs 2. Na vaders dood blijft men nog in Moab, de beide zonen trouwen, was wel niet uitdrukkelijk verboden maar het ging toch in tegen de geest van de wet, Deut. 7:3 w en 23:3. De huwelijken bleven kinderloos, als teken van Gods ongenoegen? Na tien jaar is Noömi door plotseling overlijden van hen ook haar zonen kwijt, vs 5. ‘Wie de geschiedenis van Ruth leest in het licht van het Evangelie wordt bij de gedachtenis door de naam Betlehem aan de geboorte van Christus, wel scherp de dissonant gewaar, die in deze eerste vijf verzen opklinkt’.

De terugkeer naar Juda 1:6-22

De standvastigheid van Ruth 1:6-18

Met het vertrek uit Moab begint de eigenlijke geschiedenis. Bezocht vs 6 wordt zowel gunstig, Gen. 50:24 en Ex. 4:31 gebruikt, als ongunstig, Ex. 20:5. Hier gunstig, God heeft naar Zijn volk omgezien. Het herhaalde weder- of terugkeren, vs 6 en vs 7 benadrukt dat Noömi thuiskomt. Vreemd klinkt: naar het huis van haar moeder; de vader van Ruth leeft nog, 2:11, maar dit verblijf dient vooral voor jonge vrouwenen weduwen, Ri. 15:1. Noömi bezigt de Godsnaam Jahwe in vs 8 en vs 9 tot deze vrouwen, die van Hem mogen weten. Hij alleen is God. Het woord rust, vs 9, is vaak een militaire term, maar wordt dikwijls gebezigd voor het beloofde land, Deut. 12:9, 1 Kon. 8:56 of voor Sion als residentie van Jahwe, Ps. 132:8 en 14. Het is mij veel bitterder dan u, vs 13 kan ook weergegeven worden met: het is mij bitter te moede om uwentwil. Dan beklaagt zij dus niet zichzelf. Toch schijnt de eerste vertaling juister met het oog op het volgende. Noömi belijdt dat de emigratie naar Moab niet overeenkomstig Gods wil was. Orpa kust, Ruth kiest, vs 14. De beslissing van Ruth is niet minder dan een geloofskeuze; haar bestaan wordt geheel nieuw, vandaar zulk een nadrukkelijke vermelding van land en graf, volk en geloof, vs 16. Voor het eerst bezigt Ruth de naam van de HERE, een bewijs hoezeer zij volledig op Hem vertrouwt! Zij zweert de duurste eed die ooit kon worden gezworen, staand bij een geslacht offerdier, Gen. 15:9-18. Noömi ziet dan, vs 18 van verdere pogingen af. Zwijgend vervolgen de vrouwen blijkbaar hun reis. De bijbelse boodschap leert ons te onderscheiden tussen wat mensen drijft en hoe God leidt.

De aankomst in Betlehem 1:19-22

Het stadje geraakt in grote opwinding, vs 19; ook kan vertaald worden: geraakte buiten zichzelf, 1 Sam. 4:5, 1 Kon. 1:45. De inwoners zijn weinig gastvrij en voorkomend. Noömi vermijdt de naam van de HERE; zij spreekt slechts van de Almachtige, vs 21a. Zij is duidelijk niet verzoend met Gods leiding en miskent de schat die Hij gaf in Ruth. Maar het laatste vs 22 opent perspectief: er is brood.

Ruth, de arenverzamelaarster 2:1-23

Op het veld van Boaz 2:1-3

De derde hoofdfiguur wordt ons voorgesteld, waarbij ons zoveel wordt meegedeeld als voor het volgen van de verdere geschiedenis echt nodig is. Ruth blijkt, vs 2 ondernemend en kan gebruik maken van wat de wet in Israel biedt, Lev. 19:9 vv, 23:22 en Deut. 24:19-22. Opvallend is dat het woord voor veld in het enkelvoud staat, was er één groot veld waar ieder zijn eigen stuk van had? De term bij geval (vs 3) klinkt bijzonder in de mond van de heidense Ruth en sluit Gods leiding bepaald niet uit!

De zorg van Boaz voor Ruth 2:4-17

Uit de wederzijdse groet, vs 5 blijkt de goede verstandhouding tussen de patroon en het personeel. Spoedig zal Boaz de vreemdelinge hebben opgemerkt. Dan spreekt hij haar persoonlijk aan op zeer vriendelijke wijze. Jammer is, dat de oorspronkelijke woordspeling niet goed behouden kan blijven in onze taal. Zoiets als ‘…dat gij zo vriendelijk op mij ziet, die een vreemde ben’? (vs 10). Boaz’ antwoord klinkt in vs 12 echt plechtig, is mogelijk een zinspeling op Gen. 12:1; Ruth deed als Abraham. Haar schuilen onder de vleugelen van de HERE herinnert aan wat jonge vogels bij het moederdier doen, of aan de cherubs, van wie de vleugels Gods bescherming afbeelden. En Boaz voegt daden bij het woord. Allerlei voorrechten verleent hij haar. Geen wonder, dat Ruth geweldig veel inzamelt voor een dag, nl. ongeveer , met een stok of klein houten hamertje uitgeklopt.

De reactie van Noömi 2:18-23

Noömi toont zich zeer verrast, nog vóór zij de naam van de weldoener verneemt, spreekt ze een zegenwens uit. Als ze zijn naam hoort erkent Noömi vs 20 dat de HERE alles zo leidde. De relatieve bijzin die zijn goedertieren-/i«rf/weldadigheid niet heeft verlaten van/‘onttrokken aan, slaat terug op de HERE, niet op Boaz. Het woord go’êl is een speciaal begrip in familieverhoudingen en duidt op de verwant, die in noodsituaties moet optreden als een verlosser, vgl. Lev. 25:25 w en Deut. 25:5 vv. Opmerkelijk is, dat Ruth in vs 21 nog de Moabitische wordt genoemd. Deze blijft gedurende de oogsttijd op het veld van Boaz. Duidelijk is, dat hoofdstuk 2 vol van Gods leiding is, Die achter het bij geval van vs 3 staat. Ook met de meest alledaagse dingen bemoeit Hij Zich in Zijn heilshandelen.

Het huwelijk van Boaz met Ruth 3:1-4:22

Het plan van Noömi 3:1-5

Het woord rust, vs de zin van rustig bestaan duidt op eigen tehuis door een huwelijk. De vraagzin betekent de sterkste bevestiging. Het wannen, vs 2 gebeurde vooral ‘s avonds of ‘s nachts, omdat de van zee komende westenwind opstak. Zalving en kleding, vs 3 wijzen er op dat de rouwtijd voorbij is en het bruidskleed past. De raad, vs 4 lijkt ons aanstotelijk, wordt echter zeer sober weergegeven; Ruth, aan de voeten van Boaz vraagt haar recht als kinderloze weduwe en levert zich tegelijk aan hem over als slavin. Het gaat om een combinatie van de losserwet en het leviraatshuwelijk.

Ruth op de dorsvloer 3:6-13 De bede: breid uw vleugel uit over uw dienstmaagd, vs 9 is niet alleen een bede om bescherming; Ez. 16:8 wijst ophuwelijksgemeenschap, vgl. Deut. 23:1 en 27:20. Deze uw laatste v/ddadighe’id/liefdedaad, vs 10, heeft betrekking op haar overleden echtgenoot, de eerste was verricht jegens haar schoonmoeder. De ganse stad mijns volks in vs 11 komt alleen hier voor, ook wel vertaald met: ieder in de poort van mijn volk. De uitdrukking duidt aan de plaats van de algemene samenkomst van de burgers; oorspronkelijk staat er het woord poort. De lossing blijkt volgens vs 12 een recht, meer dan een plicht door degene die het naast verwant is op te brengen.

De thuiskomst van Ruth 3:14-18

Boaz forceert niets, waakt over beider goede naam, dorsvloeren waren in die tijd berucht als rendez-vous-gele-genheden, vs 14. De sluier of omslagdoek, vs 15 was waarschijnlijk van sterk materiaal, die het gehele hoofd bedekte. Zes maten gerst – een gomer? – kan 6/10 efa zijn, ongeveer . Blijk van Boaz’ genegenheid en middel om praatjes te voorkomen. De woorden wie zijt gij, vs 16 klinken vreemd. Te lezen is: als hoedanig komt ge, dus: hoe zijt ge gevaren of: ben jij het? Uit wat Ruth vertelt en kan laten zien kan Noömi terecht de geruststellende conclusie verbinden. De nachtelijke scène kan ons profaan, vol berekening en zelfzucht lijken, in werkelijkheid is hier Gods weg, die bezig is zijn volk de komende Gezalfde te bereiden.

Boaz lost Ruth 4:1-12

In vs 1 vertalen we wellicht terecht verleden tijd: Boaz was opgegaan. De stadspoort was de plek, waar alle rechterlijke handelingen plaatsvonden. Bij ‘oudsten’ mogen we denken aan de aristocratie van de stad, Deut. 25:7 w, 1 Kon. 21:8- vs 3 bedoelt Boaz niet te zeggen, dat het stuk land al verkocht was, maar dat Noömi het van plan was, waarbij het gezegde en de daad nauw verbonden zijn. Het woord onze broeder betekent hier: onze verwant. Nu Boaz zo duidelijk handelend optreedt kan dit er op duiden, dat hij vooroverleg met Noömi heeft gehad. In vs 5 blijkt dat Boaz op bijzondere wijze lossing en leviraat aan elkaar koppelt, waarbij Ruth zelf als echtgenote verworven wordt. Met het woord vroeger of vanouds in vs 7 wordt een distantie geschapen tussen de verteller en de verhaalde geschiedenis. Vandaar ook de uitleg bij de ceremonie van het-uittrekken-van-de-schoen. Vgl. voor dergelijke uitdrukkingen Ps. 60:10 en de smadelijke handeling, Deut. 25:9. In vs 8 laat de eerste losser de term lossing schieten en vervangt deze door kopen, verwerven. Treffend is de zegenspreuk in vss 11 en 12, waarbij gestalten uit de tijd van de aartsvaders worden vermeld;Peres was eigenlijk ook een kind uit een leviraatshuwelijk.

Huwelijk en geboorte van een zoon 4:13-17

In de slotscène wordt niet zozeer op Boaz of Ruth maar op Noömi gewezen; de geboorte is vooral een Godsgeschenk, vs vs 16 verricht Noömi als een echt Jude-se moeder een adoptiehandeling, nadat in vs 15 – die zal zijn tot een verkwikker der ziel – gezinspeeld is op het Godswonder van leven voor die ten dode schenen opgeschreven te zijn. De naamgeving door de buurvrouwen, vs 17 is opmerkelijk. Obed betekent dienaar, slaaf; deze naam komt niet vaak voor in het O.T.

Het voorgslacht van David 4:18-22

Aan deze wonderschone geschiedenis wordt een register toegevoegd van de voorvaderen van David. Dit nu zijn de geboorten, vs 18 herinnert aan Gen. 5:1, 10:1, 11:10 enz. Of het register volledig is, weten we niet, vgl. Mat. 1:5 w. Er staan tien namen in. Nachson is de vierde stamvader na Perez, dan heeft Israel al 430 jaar vertoefd in Egypte!! En tussen de val van Jericho en Davids geboorte is ruim 350 jaar verlopen, waarin slechts vier voorvaders worden genoemd. De schrijver zal opzettelijk het register zo hebben samengesteld. Boaz gewon/verwekte Obed, vs 22. Gold hij eigenlijk niet als de zoon van Machlon? Volgens het leviraatshuwelijk wel, maar God had een bijzondere bedoeling. Hij leidt de geschiedenis. Hij heeft Zijn volk willen vóórbereiden op dè Losser : Jezus Christus. Dit register wordt in Matteüs 1 overgenomen en uitgewerkt in de wordingshistorie van onze Heiland. Ruth was er om Boaz, Boaz om David en David om Christus.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken