Twijfel: geloven is altijd de onlogische stap
Over ‘twijfel’ in het werk van Chesterton, Ellul en Halík
Is de werkelijkheid een voldongen feit? Of wacht ‘het onmogelijke’ om iedere hoek? In dit artikel bespreekt historicus Wouter Hofland ‘twijfel’ in het werk van Gilbert Keith Chesterton, Jacques Ellul en Tomás Halík. Hij vindt een opvallende overeenkomst: de auteurs zien alle drie het christelijke geloof als een revolutionaire daad. Door open te staan voor een transcendente wereld die niet volledig kenbaar is, beoefen je als gelovige de kunst van het durven toestaan van ‘het onmogelijke’. De twijfel die inherent is aan geloof maakt de weg vrij voor verwondering, naastenliefde én verantwoordelijkheid.
De eerste overeenkomst tussen Chesterton, Ellul en Halík is hetgeen waartegen ze schrijven: Chesterton heeft het vooral over materialisten, zij die in niets geloven buiten de materiële werkelijkheid, Ellul over vooruitgangsdenkers en technofielen en Halík over overtuigde atheïsten.
Hoewel deze mensen niet dezelfde zijn, zit er wel overlap in hun denken. Al deze groepen zouden omschreven kunnen worden als mensen die typisch modern zijn in de manier waarop ze slechts waarde hechten aan materiële ontwikkeling, en dus niet aan transcendente zaken. Ik zal deze groep mensen in dit artikel als ‘modernen’ aanduiden.
De platte werkelijkheid als feit
De vraag die fundamenteel is voor Chesterton, Ellul en Halík is: wat is de werkelijkheid?
De modernen zien de werkelijkheid als alles wat kenbaar, verifieerbaar, logisch en daarmee controleerbaar is – op feiten gebaseerd dus. Dit noem ik de ‘platte werkelijkheid’. In mijn eerdere artikel Waarom christenen mythes moeten lezen beschreef ik hoe Chesterton met sprookjes laat zien dat een dergelijke visie op de werkelijkheid erg beperkt is, en dat hiermee de werkelijkheid van een spannend sprookje verandert in een saaie kenbare wereld. Naast de platte werkelijkheid is er volgens deze auteurs namelijk ook een ‘transcendente werkelijkheid’, de heilsgeschiedenis, waarin onze platte werkelijkheid slechts een kleine rol speelt.
De modernen zien de werkelijkheid als alles wat kenbaar, verifieerbaar, logisch en daarmee controleerbaar is – op feiten gebaseerd dus
Ellul voegt daaraan toe dat ‘wanneer God in onze tijd niet meer waar is, dat komt doordat Hij er niet uitziet als een feit.’ Het komt er dus op neer dat de modernen, of onze moderne tijd in het algemeen, niet meer buiten feiten durven te denken. Alleen dat wat controleerbaar is, een feit, kan gezaghebbend zijn.
Wat de modernen vervolgens doen, is deze platte werkelijkheid laten bepalen wat goed en fout is en dat gelijkstellen aan de waarheid. Ellul schrijft in Staan in de wereld van nu: ‘Tegenwoordig is het feit, het voldongen feit, het materiële feit, de laatste grond en het criterium van waarheid.’ Dit zorgt ervoor dat bepaalde zaken niet meer ter discussie gesteld worden. Denk hierbij aan een politiek klimaat dat zich louter bezighoudt met het gevoel van welvaart door economische groei of het gevoel van veiligheid door een verhoogd defensiebudget. Aan dit soort zaken valt niet te tornen in onze huidige maatschappij.
Daarbij komt dat de modernen alle feiten een bepaalde samenhang willen geven door het optuigen van ‘allesverklarende mythes’, zo stelt Ellul:
Het bespaart iedereen de moeite van het zelf nadenken, de onrust van het twijfelen en bevragen, de onzekerheid van het begrijpen en de kwelling van een slecht geweten. (…) De mensen van onze tijd hebben een goed geweten, omdat ze op alles een antwoord hebben, en omdat alles wat hun overkomt en wat ze doen te verklaren is met de uitleg die de mythe hun verschaft. Maar deze operatie plaatst hen in de meest onwerkelijke situatie die er bestaat. Ze leven in een permanente droom, maar wel een realistische droom, opgebouwd uit ontelbare feiten en theorieën.
De verschillende visies op de werkelijkheid – de platte of de transcendentale werkelijkheid – maakt volgens Ellul dat christenen automatisch buiten de moderne tijdsgeest moeten staan:
De mensen die de waarde van het feit in twijfel trekken, halen zich de ergste verwijten op de hals die men deze tijd kan geven: ze zijn conservatief, ze verlangen terug naar de goede oude tijd, enzovoorts. Maar zij die dit verwijt uiten, beseffen niet dat deze twijfel misschien de enige mogelijke revolutionaire houding is in onze tijd.

Revolutie: geloven in de waarheid die komt
Ellul noemt de moderne houding, dus zonder twijfel aan de voldongen feiten, antirevolutionair. Echte revolutie ziet hij als een situatie waarin fundamentele veranderingen doorgevoerd worden, zoals dat christenen worden opgeroepen om als ‘een zoutend zout en een lichtend licht’ in deze wereld te zijn. Die houding is revolutionair. Maar daarvoor is het van belang dat ‘de feiten van deze wereld’ niet meer als bepalend voor goed en fout worden gezien. Zolang er niet aan de voldongen feiten getwijfeld wordt, en er geen ruimte is voor de transcendentale werkelijkheid, zal er nooit een daadwerkelijke revolutie plaatsvinden, en zullen naamrevoluties slechts oppervlakkige ontwikkelingen in de geschiedenis blijven. Hier kom ik straks op terug.
Echte revolutie ziet Ellul als een situatie waarin fundamentele veranderingen doorgevoerd worden, zoals dat christenen worden opgeroepen om als ‘een zoutend zout en een lichtend licht’ in deze wereld te zijn
Om tot de werkelijk revolutionaire positie te komen, moeten we dus gaan twijfelen aan de platte werkelijkheid. Volgens Halík, ook wel de theoloog van de twijfel genoemd, ligt hier de taak van de christenen in de wereld. Zo schrijft Halík in Raak de wonden aan: ‘[wij christenen] zijn hier om de horizon van wat ‘mogelijk’ is (dat wil zeggen: van het voorspelbare, gewone, ‘logische’, ‘natuurlijke’ handelen – hoe men handelt, hoe het er in de wereld aan toegaat) te verbreden met wat mensen die God niet kennen (…) onmogelijk lijkt’. Hierom noemt hij het koninkrijk van God ‘“het koninkrijk van het onmogelijke”, waar alleen een “klein geloof” kan binnenkomen dat in staat is “onmogelijke” dingen te doen – vergeven waar ik me had kunnen wreken, weggeven wat ik ook zelf had kunnen houden’.

Bij alle drie de auteurs zien we dus een focus op de niet-logische, niet-verklaarbare en dus niet-feitelijke dingen – de transcendentale werkelijkheid. Waar de modernen het ‘feit’ als zodanig hebben verheven tot de hoogste bron van goed of kwaad moeten christenen juist de bron voor het goede zien in het iets niet-feitelijks: de komst van het koninkrijk van God. Ellul schrijft in Staan in de wereld van nu:
Revolutionair zijn is: beoordelen wat is, wat in het heden gebeurt, in naam van een waarheid die nog niet is (maar die komt). Het is daarbij: deze waarheid voor echter en werkelijker houden dan de werkelijkheid om ons heen. (…) Het is geloven dat de toekomstige gebeurtenissen belangrijker en waarachtiger zijn dan de actuele gebeurtenissen.
Dit maakt de positie van christenen ook zo lastig: geloven en handelen op basis van wat ‘nog niet is’. Maar dit is natuurlijk wel de kern van het geloof, aldus Hebreeën 11: ‘Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.’ Halík noemt een echt geloof dan ook een ‘desondanks-geloof’ in De nacht van de biechtvader, geloven moet altijd de onlogische stap zijn. En deze onlogische stap, deze leap of faith, heeft fundamentele gevolgen voor onze positie in deze wereld:
Als we niet weten hoe God is en wat God ‘in zijn wezen’ is en ons geloof, hoop en liefde (…) ons verzekeren dat God is, dan verandert dat daarmee principieel ons begrip van de wereld, onze relatie tot de werkelijkheid. Dan houdt de wereld op iets te zijn waarvan we op het eerste gezicht kunnen geloven dat we het kunnen overzien en eventueel onder controle kunnen krijgen. We beginnen rekening te houden met een nieuwe dimensie van de werkelijkheid – met het geheim, het ‘absolute geheim’: het mysterie.

De mens werd van doel een middel
Naast een te beperkte visie op waarheid en werkelijkheid is er een ander schadelijk element van de moderne maatschappij: de mens werd van het doel een middel. ‘Zo zijn mensen, die oorspronkelijk het doel waren van elk humanistisch stelsel dat zich bezighield met de middelen (…) in werkelijkheid volkomen veranderd in een middel van juist die doelen die hen moesten dienen, zoals de economie of de staat’, aldus Ellul in Staan in de wereld van nu. ‘Terwijl Europa vol inzette op wederopbouw en economische groei, en de kerken zich daar volmondig achter schaarden, bleef Ellul achterdochtig ten aanzien van ‘vooruitgang’ en waarschuwde hij dat de technische maatschappij zal uitlopen op diepe economische, ecologische en sociale crises’, stelt Ellul-kenner Frank Mulder in het voorwoord van Staan in de wereld van nu.
De grote vijand is hierin de Techniek, een systeem waarbij alles ondergeschikt wordt gemaakt aan het criterium van efficiëntie, dat zich autonoom uitbreidt en de maatschappij volledig wil omvatten. Mulder maakt deze Techniek duidelijk met actuele ontwikkelingen:
We zijn de wereld aan het veranderen in een machine. Als we serieus kijken naar de ontwikkelingen op het gebied van sociale media, kunstmatige intelligentie, financiële markten, Europese integratie, massavorming, klimaatverandering en bewapening – dan krijgt [Ellul, W.H.] elke dag meer gelijk. Ellul zag in 1948 al de structuren daarvan ontstaan. En daarover schrijft hij heel inzichtelijk, ook in Staan in de wereld van nu.
Ook benadrukt Mulder in een interview met Friesch Daglad dat het bij Techniek louter gaat om groei: ‘Groei van de economie, groei van de overheid, groei van de techniek (…). Zelfs als er andere doelen worden nagestreefd, bijvoorbeeld die van het redden van het klimaat, komt men weer met groei als enige oplossing, “groene groei” heet dat dan’. Zoals al genoemd vindt Ellul dat christenen een revolutionaire houding tegen deze ontwikkelingen moeten innemen, waarbij de relatie tussen God en mens weer het doel wordt.
Waar de aanhangers van naamrevoluties dachten revolutionair te zijn, vindt Ellul dat ‘elke huidige verandering slechts de structuren van onze maatschappij verandert. Alle partijen, of ze nu revolutionair zijn of conservatief, liberaal of socialistisch, rechts of links, zijn het eens over het handhaven van deze fundamentele fenomenen’, waarmee ze niets anders bewerkstelligen dan ‘wijzigingen aan het oppervlak, die niets veranderen aan het werkelijke probleem van onze tijd’.
De moderne revoluties veranderen dus alleen de middelen binnen een samenleving, zoals de verdeling van welvaart, maar nooit het doel, waardoor ze per definitie antirevolutionair zijn. Of je nou communistisch of kapitalistisch bent, in beide gevallen bepaalt de verdeling van welvaart wat goed of slecht is. Ook Chesterton merkte al op dat veel toegejuichte revoluties en morele ontwikkelingen, die zich in zijn tijd voltrokken, doelloos waren, en daarom geen vooruitgang of revolutie konden zijn. Zo schrijft hij in Orthodoxie:
Nu komen we aan bij de geweldige mislukking van onze tijd. We hebben twee dingen met elkaar verward (…). Vooruitgang zou moeten betekenen dat we de wereld altijd veranderen om haar aan onze visie aan te passen. Vooruitgang betekent vandaag de dag dat we altijd bezig zijn met het aanpassen van onze visie. Het zou moeten betekenen dat we langzaam maar zeker gerechtigheid en barmhartigheid onder de mensen brengen: het betekent echter dat we snel geneigd zijn de wenselijkheid van gerechtigheid en barmhartigheid te betwijfelen (…). Vooruitgang zou betekenen dat we altijd op weg zijn naar het Nieuwe Jeruzalem. Het betekent echter dat het Nieuwe Jeruzalem altijd van ons wegloopt.
Staan in de wereld van nu
In een eerder artikel omschreef ik al hoe volgens Chesterton het sprookje met haar magie en steeds andere natuurwetten de platte werkelijkheid veranderbaar maakt, zodat de constante factor in dit geheel – de menselijke mens met zijn verantwoordelijkheid – steeds onderstreept wordt. Op eenzelfde manier wil Ellul ons afkeren van onze platte werkelijkheid, en ons richten op onze menselijke verantwoordelijkheid, waardoor ons aardse bestaan weer een sprookje, een avontuur wordt.
Waar de modernen zich vooral focussen op onze platte werkelijkheid, haar feiten en efficiëntie, stellen Chesterton, Ellul en Halík een alternatieve weg voor: Leven voor het aangezicht van God. We moeten weer als mensen leven, staand in de wereld van nu. Doe hetgeen waarmee je hier en nu iets goeds kunt betekenen voor de mensen om je heen. Dat is niet in concrete adviezen te vangen. Christelijke ethiek moet volgens Ellul ook niet gaan om vaste regels en voorschriften, maar om ‘een persoonlijke geloofsstrijd voor het aangezicht van God en een levende houding die afhankelijk is van ieders geloof. Wij kunnen dus nooit een volledige beschrijving geven van wat God ethisch gezien van ons vraagt’. We moeten de voorbeelden die ons gegeven worden bestuderen, en vanuit onze verantwoordelijke positie tegenover God zelf bepalen wat in onze situatie van ons gevraagd wordt.
We moeten weer als mensen leven, staand in de wereld van nu
Waar Chesterton en Ellul veel nadruk leggen op de verdorvenheid van de in zonde gevallen wereld, distantiëren ze zich duidelijk van fatalisme. Elluls werk heeft een sterk activistisch karakter dat oproept tot behoud van deze wereld. Zolang de huidige trend van de uitbreidende macht van Techniek zich voortzet, verliezen we onze menselijkheid. Christenen kunnen met een revolutionaire houding voor het behoud van deze menselijkheid zorgen. Hoewel het ons niet gaat lukken om het paradijs te herstellen, kunnen we er wel voor zorgen dat de aardse situatie weer wat draaglijker wordt.
Ook volgens Chesterton is er voor een christen altijd reden tot revolutie: ‘[w]ant revolutie betekent herstel. Ieder moment kun je je inzetten voor de volmaaktheid die de mens sinds Adam niet meer bezit’, zo schrijft hij in Orthodoxie.
Ken je verantwoordelijkheid
En zo eindigt naast mijn eerdere artikel ook dit artikel met het belang van sprookjes: we moeten weer overtuigd worden van een transcendente werkelijkheid, een avontuur waarbij ons moed en plichtsbesef door God op de proef gesteld worden, waarbij er een eeuwige vreugde is die afhangt van hoe wij met onze plicht als mensen omgaan. De auteurs die ik in dit artikel besproken heb, roepen ons op om weer te focussen op onze menselijkheid, onze verantwoordelijkheid om onze medemens als naaste en niet als middel te zien, en om te bouwen aan Gods koninkrijk. Met de woorden van Ellul: ‘Christenen moeten hun verantwoordelijkheid in dit avontuur begrijpen’.
Wouter Hofland heeft een bachelor in Politicologie en Geschiedenis, en volgt nu een onderzoeksmaster Ancient History aan de Universiteit Leiden. In zijn onderzoek richt hij zicht met name op de transitie van de Romeinse naar de post-Romeinse wereld in de Late Oudheid.

