Uitnodigende cultus …
'Ik voelde dat ik wel een aantal moederissues had'
Sybrand van Dijk had een negatieve kijk op Mariadevotie. Maar was die wel theologisch gemotiveerd?
De ondertitel van het boek zei mij alles – de maagd Maria: mythe en cultus. Ik was een degelijke protestantse jongen en begreep ogenblikkelijk dat er voor de Mariadevotie dus geen bijbelse gronden te vinden zijn. Ik verslond het boek van Marina Warner, De enige onder de vrouwen, waarin ze een kritische beschouwing over de cultus geeft. Ze wijst erop dat niet voor niets juist in Efeze het dogma van Maria als de Theotokos (de Godbarende) werd afgekondigd. In die stad was een vigilante cultus voor de godin Artemis.
Zelf wilde Warner er niets mee bewijzen, denk ik nu, maar dertig jaar geleden was het boek voor mij voldoende reden om de cultus rond Maria te mijden. Ik zag de schade die het dogma van de moeder-maagd bij vrouwen heeft aangericht. Ik vond het moeilijk verteerbaar dat mannen aan vrouwen voorhielden dat het hoogste voor hen is om maagd te zijn, maar óók moeder. Op die manier praat je vrouwen een schuldcomplex aan. Een schuldcomplex dat priesters dan weer wisten op te heffen door vrouwen aan te raden zich in gebed tot diezelfde Maria te wenden.
Hieven rooms-katholieke vrienden na de mis een Mariahymne aan, dan was ik niet te beroerd om ze hierop te wijzen. Ze konden beter God danken, adviseerde ik hun ongevraagd. Ik zeg het nu met enige gêne, want bij deze negatieve kijk op Maria bleef het niet.
Moederwond
Ik had mijn gedachtegang keurig theologisch ingepakt, maar was het wel theologie die mij huiverig maakte? Of was er meer? Na de dood van mijn eigen moeder voelde ik meer dan ooit dat ik wel een aantal moederissues had.
Bij Anselm Grün las ik voor het eerst het woord ‘moederwond’. Dat je je emotioneel niet gezien voelt. En dat schaamte en oordeel je beheersen. Ik begon er een grapje van te maken. Dat ik Maria niet nodig had, omdat ik al een moeder had. En dat dit al lastig genoeg was.
Weesgegroetje
Het toeval wil, dat we een aantal jaar geleden besloten de kerk van Roderwolde, het dorp waar ik woon, dagelijks open te stellen. Er kwam een hoekje waar voorbijgangers een kaarsje konden aansteken en daar hing ik een houtsnijwerk ‘Maria, troon van wijsheid’ op. Dat lag bij mij in de kast en het zou tijdelijk zijn, dacht ik. Het hangt er nog.
Ik ben dagelijks in de kerk voor een breviergebed en op een dag besloot ik – of beter: het besloot in mij – om het gebed af te sluiten met een weesgegroet, de eerste weken heel zachtjes mummelend. In die gebeden gebeurde iets nieuws.
Al te vaak had ik mij, denk ik, God in exclusief mannelijke begrippen voorgesteld. Dat hielp mij om streng te blijven op mijzelf en de wereld. Maria nodigde mij uit de vrouwelijke kanten van God te aanvaarden en daarmee ook die in mijzelf. Om als het ware mijn eigen moeder te worden. De geschiedenis van mijn moeder en mij werd zachter. Eenvoudig door het herhalen van die oude woorden: wees gegroet Maria.
Theologisch gezien heeft Calvijn het dogma van Efeze trouwens nooit afgewezen: Maria, moeder Gods.