Recensie van Luc Nijs op het boek Een tijd om te helen
Voor Arjan Plaisier (emeritus-predikant en -scriba van de PKN) is in zijn nieuwe boek ‘een tijd om te helen’ het glas duidelijk (meer dan) halfvol. Als voortrekker van het platform ‘Rome-Reformatie’ is hij van mening dat de post-seculiere wereld van de 21st eeuw ons dwingt na te denken over de noodzaak van een verzoenende integratie en uniformisering van de protestantse kerk (PK) met de Rooms-Katholieke kerk (RKK). Het is een thema dat vele impulsreacties oproept gaande van ‘hoor jij nou wel wat je zegt’ tot ‘dat kan je mooi vergeten’, of ook wel ‘mooi op papier maar niet realistisch’. Het is dan ook geen weg zonder aanzienlijke hobbels, maar de vraag naar de waarde van een betrachte eenheid voor de kerk in het Westen en de relatie met de Oosterse kerken waar we eerder (1054) al afscheid van dienden te nemen is relevanter dan ooit.
In het boek schetst hij in eerste instantie de aanleidingen van de scheuring en wijst hij er fijntjes op dat deze scheuring heeft bijdragen aan een post-seculiere maatschappij door ‘het spirituele relativisme’ binnen te brengen door een veelheid aan kerken te creëren in een wereld die zoekt naar houvast.
In het middendeel van het boek gaat hij nader in op wat hij bedoelt met die beoogde ‘zichtbare’ eenheid. Daar wordt het verhaal wat mistiger. Enerzijds pleit hij voor een duidelijke eenheid en integratie, ook op institutioneel vlak. Daarbij verwerpt hij trouwens de gedachte aan een vorm van ‘terugkeeroecumene’ waarbij de PK als uitgerevolteerde puber simpelweg terug zou vloeien naar de moederschoot van de katholieke (i.e. universalistische) kerk, belichaamd door de RKK.
Hij pleit voor een duidelijke eenheid en integratie, ook op institutioneel vlak
Daarvoor is de protestantse traditie de afgelopen 5 eeuwen te veel uitgegroeid tot een zelfstandige gestalte van het christelijk geloof. Een integratie betekent dat je bereid bent om zelf ook een fundamentele verandering te ondergaan. In de pastorale uitvoeringspraktijk kan je je daar nog wel iets bij voorstellen, maar als je eenmaal de dichtgecementeerde krochten van de dogmatiek openbreekt en binnentreedt lijkt dit, ook anno 2025, moeilijk haalbaar gelet op de posities van de Roomse ‘congregatie/dicasterie van de geloofsleer’. Het lijkt me ook dat als te fel aan de structuur van de sola’s of andere fundamentele geloofspraktijken wordt gezaagd een gelijkaardige reactie -in gespreide slagorde zoals traditiegetrouw in de protestantse sfeer- ook van de PK te verwachten is.

Anderzijds, als je dus ambitieuzer bent dat een pragmatische toenadering, vaag eenheidsstreven of oecumenische koehandel moet je bereid zijn de harde theologische twistpunten met gestrekt been aan te vliegen. Dat probeert Plaisier dan ook en wel op typisch protestantse wijze, namelijk door alles uitputtend door te redeneren. Maar laat het nou net dat zijn dat continu voor kerkscheuringen zorgde en zorgt, een risico dat ook in deze oefening verscholen zit. Maar goed: waar gewerkt wordt vallen spaanders en ook in de RKK zijn er (onderhuidse) verschillen, maar daar bestaat de gevestigde praktijk erin daarover te zwijgen en onder de mat te vegen.
De kerk moet meedeinen op de bewegingen van de geest
Plaisier verwijst naar de wederzijdse erkenning van de doop als fait accompli en moedigt aan in deze taaie discussies onderscheid te maken tussen datgene dat elkaar uitsluit en datgene dat elkaar nodig heeft en verrijkt. Daarbij komt een lijstje aan thema’s (dialectische paren) voorbij waarop onder meer de eucharistie, Maria, de paus, de bisschoppen, de ambtserkenning van de predikant, de voorrang van geloof of werken, en zoveel meer. Uitruil of polderen heeft hier geen zin, zelfs al zou je genoegen nemen met troostende verscheidenheid in een soort van verzoenende eenheid. De kerk moet meedeinen op de bewegingen van de geest. Plaisier laat wel na te duiden waar het initiatief van zo’n zoektocht ligt: bij het instituut kerk of bij de geloofsbasis. Die laatste bidt overigens toch ook al vaak in verbondenheid (Taizé). Opvallend is wel dat het middendeel van het boek gaat over de (verschillen in) ‘religieuze uitvoeringspraktijk’. En laat nou net het wezenlijke van het geloof niet of nauwelijks onder woorden te brengen zijn, en dat te hard proberen dat wel te doen tot de bekende terugkerende wrijving aanleiding geeft.
Het boek is een dappere poging het denkbare en het haalbare dichter bij elkaar te brengen, een poging de beide kerken in evenwicht te houden agerend op elkaar sterktes. En focus op de tradities die elkaar aanvullen eerder dan uitsluiten. Iedere christelijke uitvoeringspraktijk bestaat uiteindelijk uit 3 componenten: het woord (protestanten), rituelen (katholieken) en de mystiek (orthodoxen) en die komen in wisselende vormen en combinatie van relevantie terug in alle christelijke denominaties. Dat negeren of massacreren is een faling de Geest te omarmen, een Geest die aanstuurt op verzoening.
Een verzoening die de verschillen respecteert en elkaars waarheid verstaat eerder dan dichtgemetseld. En dat tegen de huidige gepolariseerde tijdgeest in, als licht in de duisternis.
P.S. In overvloed geef ik u nog mee dat de recente studies inzake de religieuze remonte bij de Gen Z generatie aan het licht brachten dat de aard van hun relatie tot geloof/God centreert rond de behoefte aan identiteitsvorming en (levens)structuur, waarbij de respectievelijke geloofstradities waarop ze leunen als secundair en beperkt ondersteunend worden ervaren. En dat vooral de directe relatie met God zonder wereldlijke bagage primeert. Daar kunnen we van alles van vinden maar heeft zonder enige twijfel implicaties op het bovenstaande en de toekomstige vormgeving van enige poging tot reconciliatie.
Luc Nijs is voorzitter van de kerkenraad van de protestantse kerk Turnhout en gastpredikant binnen het netwerk van Belgische protestantse kerken (VPKB).
Arjan Plaisier, Een tijd om te helen. Naar een zichtbare eenheid van Rome en Reformatie. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht, 2025. pp. 272. € 21,99. ISBN 9789043543231
