Van Ruler: Organen van bijstand en het kerkrecht voor de wereld
Arnold Albert van Ruler (1908-1970) behoorde tot de invloedrijkste protestantse Nederlandse theologen van de twintigste eeuw. Het werk van deze geniale en uiterst oorspronkelijke theoloog wordt nu ontsloten en geannoteerd in zo’n tien delen, op initiatief van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).
Leon van den Broeke gaf een lezing bij de aanbieding van het Verzameld Werk 5b, kerkorde, kerkrecht en ambt van dr. A.A. van Ruler op 14 december 2018 in de Diependaalse Kerk te Hilversum. De tekst die hij uitsprak, kunt u in dit artikel lezen.
Weinig aantrekkelijk op het eerste oog
Uit vrees voor een lege zaal koos de organisatie van dit symposium ervoor de titel van deel 5B van het Verzameld Werk van A.A. van Ruler – Kerkorde, kerkrecht en ambt – niet boven de aankondiging van dit symposium te plaatsen. Dat zou te weinig wervingskracht hebben. De organisatie zou wel eens gelijk kunnen hebben.
Kerkorde, kerkrecht en ambt worden niet zelden geassocieerd met regelgeving, ge- en verboden, en met macht en machtsmisbruik en is daarmee weinig aantrekkelijk, althans op het eerste oog. Om die reden maak ik van de nood een deugd door aan te sluiten bij het thema van dit symposium: ‘Macht en recht in de kerk’.
Specifiek gaat het mij over Van Ruler’s opvattingen hierover vanuit het perspectief van de organen van bijstand en wat de notie van een apostolaire kerk kerkrechtelijk betekent voor niet alleen de kerk, maar ook voor de wereld. In deel 5B gebruikt Van Ruler nogal eens het woord ‘macht’ en dan veelal in samenstelling: ‘machtskwestie’, ‘machtsvorming’, ‘ambtsmacht’, ‘overmacht’, ‘volmacht’, ‘beslissingsmacht’, ‘sacrale macht’, ‘machtsoverdracht van de Heer aan bepaalde personen’, ‘God gebruikt in zijn vrijmacht mensen om Hem te representeren’, ‘macht van het Woord’, ‘machten van het ongeloof’, ‘macht der belijdenis’, ‘mensenmacht’, ‘Gods vrijmachtige genade’, ‘overmacht van het rijk’ enzovoorts.
Van Ruler en macht
Van Ruler lijkt macht positief te duiden of op z’n minst geeft hij het een theologische lading. Macht is inderdaad niet perse negatief, ook al wordt het vaak wel zo beleefd. Macht is nodig, bijvoorbeeld om chaos of wanorde te voorkomen. Bovendien, bij hem gaat het ook theologisch gesproken over de macht van God. Echter, macht in de kerk wordt algauw als negatief bestempeld omdat mensen ervaren dat hun vrijheid ingeperkt wordt. De redenering is dan doorgaans dat dit komt door de kerkorde, of zoals ik laatst opving in de wandelgangen van een kerkelijke vergadering. Het ging over een plan waarover een aantal kerkmensen enthousiast was. Blijkbaar kon het niet volledig op instemming rekenen. Toen de een aan de ander vroeg waarom niet, luidde het antwoord: ‘het mag niet van de kerkorde’.
Vanuit dat perspectief had de Duitse jurist Hans Dombois (1907-1997) beslist een punt toen hij in 1967/1968 sprak over de ‘Rechtsfremdheit’ van theologen als ‘skandalon’’.[1] De weerstand tegen hiërarchie, hoezeer begrijpelijk ook tegen de achtergrond van de zestiende-eeuwse Rooms-Katholieke Kerk, lijkt in gereformeerd-hervormd beton gegoten. De woorden van Van Ruler zijn dan ook verfrissend, want ze vormen meer de expressie van een liedboek dan van een wetboek, van theologische dan van juridische taal:
“Men moet dan ook niet zeggen, dat een kerkorde alleen maar menselijk steigerwerk is rondom de kerk als bouwwerk van God. Een kerkorde heeft méér betekenis. Zij doet niet minder dan dit, dat zij de kerk enigszins in de wereld inricht. De kerk, welke – onzichtbaar – alleen voor Gods ogen staat, wordt enigermate zichtbaar voor de ogen der mensen. Men denke hierbij vooral aan de sacramenten! In haar orde en haar recht heeft de kerk een breed raakvlak met de wereld gekregen.”[2]
Van Ruler verbindt kerk en wereld met elkaar, orde en recht met sacramenten, en kerkorde (‘menselijk steigerwerk’) met de kerk (‘Gods bouwwerk’). Het is mede zijn elan dat de Hervormde Kerkorde van 1951 is geworteld in de dienst van Woord en sacrament ten dienste van de wereld.