Menu

Premium

Verandert de rol van predikant?

In 2003 heb ik een kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar de rolopvatting van aanstaande, beginnende en oudere predikanten.[1] De uitkomst daarvan was dat de rolopvatting van de respondenten feitelijk niet veel verschilde met de uitkomsten van een onderzoek uit 1968. Het was wat mij betreft een verrassende uitkomst, gelet op het feit dat er in de tussenliggende periode wel sprake was van verschillende sociaal-culturele en maatschappelijke ontwikkelingen die direct van invloed waren op de situatie van kerk en samenleving. Met name de processen van rationalisering, individudualisering en subjectivering waren en zijn tot op de dag van vandaag van grote invloed op de positie van de kerk. Op basis daarvan zouden we kunnen verwachten dat ook de rol van de predikant meebeweegt. Uit het verkregen onderzoeksmateriaal kwam dit niet naar voren als het gaat om de door de (aanstaande) predikanten gehanteerde rolopvatting. 

Eveneens verrassend was het om te ontdekken dat de rolopvatting van de aanstaande predikanten inhoudelijk nauwelijks verschilde met die van zowel de beginnende als de oudere predikanten. Van een duidelijke ontwikkeling van de rolopvatting door verkregen werkervaring bleek geen sprake. De rolopvatting zoals deze bij de onderzochte (aanstaande) predikanten gevonden werd, bleek massief aan te doen. Daarmee is echter niet alles gezegd. Een rolopvatting geeft namelijk aan wat een persoon volgens zichzelf in een bepaalde rolsituatie vindt dat hij of zij moet doen. Een rol is meer dan het hebben van een rolopvatting. Een rol ontstaat altijd in een interactiesituatie en heeft zowel sociale als individuele componenten. Bij het vervullen van een rol spelen daarom ook altijd de rolverwachtingen van anderen wezenlijk mee. De vraag die daarbij vooral aan de orde is, is hoe de roldrager – de predikant in dit geval – invulling geeft aan zijn rol.

De rol van predikant

Een rol is een samenhangend geheel dat bestaat uit rolverwachtingen, rolopvattingen, rolanticipaties en rolgedragingen die er leven ten aanzien van een persoon, of zoals die door deze persoon zelf gehanteerd worden. Daarmee wil gezegd zijn dat de sociale context van invloed is op het rolgedrag van een predikant. We zouden diens rol kunnen beschouwen als het resultaat van een samenspel van verwachtingen, ideeën en overtuigingen die er leven bij zowel de predikant zelf als bij de kerkenraad als in de gemeente waarin hij of zij werkzaam is. Zoals boven aangegeven blijkt de rolopvatting van predikanten tussen het midden van de jaren zeventig en de millenniumwisseling nagenoeg onveranderd gebleven te zijn. Ik heb geen aanleiding om te denken dat er gedurende de laatste tien jaar op dit punt veel veranderd is. Predikanten nu zullen ongetwijfeld nog steeds als hun belangrijkste kerntaken beschouwen: preek en kerkdienst; pastoraat en bezoekwerk; catechese en kringwerk; studeren, lezen, mediteren; vergaderingen; evangelisatie en ten slotte publicatie. 

Wat wel verandert, is de wijze waarop van predikanten verwacht wordt hoe zij aan hun rol als voorganger invulling geven. In de jaren negentig van de vorige eeuw klonken er geluiden die erop wezen dat er iets moest veranderen wat het functioneren predikanten betreft. In zijn Biografie van de dominee maakt Heitink in 2001 de balans op als hij zegt: ‘De verschillende elkaar opvolgende onderzoeken schetsen het beeld van een sterk veranderd, door de beoefenaars minder gewaardeerd en door de omgeving minder gerespecteerd, beroep.’[2] Heitink constateerde toen al dat in het predikantschap de persoon van de predikant centraler komt te staan waarbij het aankomt op uitstraling en charisma.

Meer zelfbewust?

Nu, zo’n vijftien jaar later, kunnen we stellen dat – ondanks de verder teruggelopen belangstelling voor georganiseerde godsdienst – de predikant verlost lijkt te zijn van het tobberige imago van zo’n vijftien jaar geleden. Het lijkt erop dat de krimp in de kerk breed geaccepteerd is als een gegeven. De tijd van de grote woorden is voorgoed voorbij. Predikanten schikken zich in het feit dat zij hun werkzaamheden verrichten in een gemeenschap die zich verdrongen weet naar de marge van de samenleving. 

Zij lijken dit echter te doen zonder het defaitisme dat zich in de jaren negentig als een epidemie over de beroepsgroep leek uit te spreiden. De laatste jaren worden weer nieuwe initiatieven ontwikkeld en worden pogingen ondernomen om nieuwe impulsen te geven. Het moderamen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland vervult daarbij een voortrekkersrol. De visienota De hartslag van het leven verscheen met als doel ‘moed geven om te geloven en (nieuwe) zin geven om kerk te zijn.’[3] Uithuilen en opnieuw beginnen is het devies. Veelzeggend in dit verband is de uitspraak van A.J. Plaisier tijdens de synodevergadering van april 2015 waarin nagedacht werd over de toekomst van de kerk: ‘We willen leiding geven met een vrolijk hart, al worden we niet van alles vrolijk.’[4]

Tegen de ontwikkeling van ontkerkelijking in worden er pogingen ondernomen om te komen tot nieuwe vormen van kerkzijn. De sfeer van ‘wil de laatste het licht uitdoen’ heeft plaatsgemaakt voor nieuw elan. Missionair kerk zijn, het opzetten van pioniersplekken en kerkplanting vormen speerpunten van het beleid van de Protestantse Kerk in Nederland. Ik denk daarbij ook aan het laatst verschenen boekje Leiderschap met lef dat enige tijd geleden aan alle kerkenraden werd toegezonden met daarin tien kansen voor de ambtsdrager om met lef leiding te geven.[5]

Het feit dat er door de fusie van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 een einde kwam aan het uiterst moeizaam verlopende en energievretende S.O.W-proces heeft daar mijns inziens een belangrijke bijdrage aan geleverd. Met dankbaarheid en trots werd vorig jaar in het bijzijn van de koning en de koningin het tienjarig bestaan van de Protestantse Kerk gevierd. Trots die lijkt af te stralen op de werkers in de wijngaard. Uit het door de synode gehouden enquête ‘Kerk onderweg naar 2015’ zou blijken dat veruit de meeste predikanten tevreden zijn over hun beroep. Met de ervaring van nu zouden zij er weer voor kiezen om predikant te worden wanneer ze opnieuw voor de keuze gesteld zouden worden. Dat is in het verleden wel anders geweest! 

Wanneer we naar deze ontwikkeling kijken, lijkt het erop alsof de beroepsgroep van predikanten met een nieuw zelfbewustzijn actief is in het pastorale beroep. Er is in elk geval duidelijk sprake van bewuste stimulansen in die richting. Predikanten worden aangemoedigd positief en zelfbewust invulling te geven aan hun rol. 

Of dat wat beoogd wordt als een verlangde ontwikkeling ook inderdaad effect sorteert, valt zonder concreet onderzoek moeilijk hard te maken. Ik meen om mij heen wel signalen op te vangen die aangeven dat de van synodewege gecommuniceerde rolverwachtingen van invloed zijn op het doen en denken van predikanten. Tegelijkertijd zijn er ook andere ontwikkelingen die van invloed zijn, of kunnen zijn, op de rolverwachtingen van de predikant. Zonder volledigheid na te streven noem ik de volgende ontwikkelingen van de laatste jaren.

Voortgaande subjectivering en individualisering

Het proces van subjectivering en individualisering is al langer geleden begonnen. Het gaat daarbij om een nog steeds voortgaand proces. In toenemende mate heeft het ertoe geleid dat de beleving van mensen steeds meer nadruk krijgt. Wat mensen ervaren wordt steeds meer de norm voor de beoordeling van hoe je als predikant je rol als voorganger met name in kerkdiensten vervult. Jaren geleden verwoordde Heitink het zo, dat voorgangers steeds meer in de rol van entertainer gedrukt worden. Het leidt ertoe dat aan de persoon van de predikant steeds hogere eisen gesteld worden. In toenemende mate wordt een beroep gedaan op de persoonlijke kwaliteiten. Vooral sociale en communicatieve vaardigheden worden steeds belangrijker geacht. Belangrijker dan het gevolgd hebben van een academische opleiding en het hebben van theologische kennis.[6] Niet de inhoud van wat men zegt in een preek is belangrijk maar de vraag of men er een goed gevoel aan over houdt. 

Ondertussen zijn kerkelijke gemeenschappen zo mogelijk nog pluriformer geworden dan ze al waren. Een gedeelde spiritualiteit en een richting gevende visie ontbreekt in veel gevallen. De loyaliteit en het commitment van gemeenteleden neemt af. Het aantal vacatures in kerkenraden en commissies neemt evenredig toe. Zij die nog gebleven zijn, verlangen dat de predikant spreekt vanuit een innerlijke overtuiging. Bij voorkeur uit het hoofd, daarbij gebruik makend van moderne middelen. Al met al komt het steeds meer aan op de persoon van de predikant. 

Een treffende illustratie daarvan las ik in het tijdschrift Handelingen. In een themanummer ‘Tussen bevlogenheid en burn-out’ wordt een voorganger geciteerd die werkzaam is in wat hij zelf noemt een mooie evangelische gemeente. Een gemeente waarin hij zich rijk gezegend weet met positieve mensen. Toch geeft hij aan de afgelopen jaren meerdere keren terugverlangd te hebben naar het bedrijfsleven waar hij jarenlang werkzaam was. Bij het werken in de kerk ervaart hij het als een uitputtingsslag dat er geen scheiding gemaakt kan worden tussen het werk wat je doet en je persoonlijkheid. Hij geeft aan de gemeente tegenwoordig als een ‘tegenover’ te ervaren maar dan precies omgekeerd in vergelijking met vroeger. De gemeente is als een jury tegenover de predikant. Deze moet steeds meer kunnen. ‘Spreken als Barack Obama, pastoraat verlenen als moeder Teresa en visionair zijn als Steve Jobs.’ Hij noemt het een onmogelijke taak. En voldoe je niet, dan stemmen de mensen met hun voeten.[7]

Het aangehaalde voorbeeld maakt duidelijk dat deze voorganger druk ervaart vanwege het beroep dat gedaan wordt op zijn persoonlijke kwaliteiten. Druk die veel predikanten zullen herkennen. Zeker wanneer zij werkzaam zijn in een gemeente waar de krimp steeds meer zichtbaar wordt.

Maatwerk

Een andere ontwikkeling die ik waarneem, is dat er steeds meer maatwerk gevraagd wordt. Bij de voorbereiding van huwelijksdiensten en uitvaardiensten worden vaak allerlei wensen aangedragen met het verzoek aan de predikant om deze te honoreren. Daarbij gaat het om de tekstkeuze voor de preek, om de te zingen liederen in de dienst maar ook om wat er gezegd wordt en hoe. De context van het betreffende bruidspaar of de familie van de overledene speelt daarbij een belangrijke rol. Het moet vooral laagdrempelig en begrijpelijk zijn voor de vaak niet kerkelijk meelevende vrienden of familieleden. In toenemende mate wordt bij uitvaartdiensten het verzoek gedaan om de persoon en het leven van de overledene de inhoud van de overdenking te laten zijn. 

Daarin ligt uiteraard ook een geweldige uitdaging. Het biedt kansen en mogelijkheden om het evangelie te communiceren. Er is echter ook een keerzijde. Door deze ontwikkeling wordt de predikant namelijk gemakkelijk in de rol van service verlener gedrukt, in de zin van: u vraagt en wij draaien. Er worden – ook ten aanzien van doopdiensten en andere diensten – uitdrukkelijke verwachtingen geuit waaraan hij of zij dient te voldoen. Wanneer aan deze wensen niet of niet genoeg voldaan wordt, bestaat de kans dat de predikant zichzelf uit de markt prijst. Het maakt het werk van de predikant wel zwaarder. Er wordt een grotere investering in tijd gevraagd met het oog op het vooroverleg en de voorbereiding ten aanzien van de invulling van de liturgie en de inhoud van de overdenking. Tijdens het vooroverleg moet soms letterlijk onderhandeld worden over welke wensen wel en welke niet gehonoreerd (kunnen) worden. Daarbij liggen teleurstellingen en potentiële conflicten gemakkelijk op de loer. Als gevolg van de toegenomen mondigheid van mensen en pluriformiteit van gemeenten dienen predikanten communicatief vaardiger maar ook flexibeler te zijn om te voorkomen dat mensen anders wellicht ‘met de voeten gaan stemmen’.

Gebruik van social media

Het gebruik van sociale media is in het afgelopen decennium sterk toegenomen. Afgezien van de tijd die het kost om het gebruik van deze social media eigen te maken kan het ook gemakkelijk leiden tot een zekere druk voor predikanten. Het gebruik van deze netwerken biedt immers mogelijkheden en kansen om jezelf of de gemeente te presenteren en langs deze weg te communiceren met bepaalde groepen binnen en buiten de gemeente. Anders dan voorheen is het deelnemen aan en het onderhouden van netwerken belangrijker geworden dan vroeger. Het kan ‘volgers’ opleveren. Het biedt meer mogelijkheden van contact. Als predikant word je soms geacht daaraan deel te nemen vanuit de gedachte daardoor gemakkelijker benaderbaar te zijn. 

Het is een ontwikkeling die past in de trend waarbij de nadruk meer en meer komt te liggen op de persoon van de predikant en de wijze van presenteren. Omdat de drempel om de predikant te benaderen lager is, gebeurt dit in de praktijk ook sneller en gemakkelijker. Met als gevolg dat predikanten het gevoel kunnen krijgen voortdurend online te moeten zijn en te moeten reageren op allerhande contacten en berichten. De consequentie hiervan is dat het onderhouden van contacten via sociale media tijd kost en gemakkelijk kan leiden tot het ervaren van extra (werk)druk en het meer beschikbaar moeten zijn. 

Jonge predikanten zullen daar waarschijnlijk minder moeite mee hebben dan hun oudere collegae. Uit het door mij gehouden onderzoek kwam naar voren dat jonge predikanten van mening zijn dat zij altijd beschikbaar dienen te zijn. Zij zijn over het algemeen ook het meest bedreven in het gebruik van sociale media. Oudere predikanten daarentegen zijn daar niet of in mindere mate mee opgegroeid. Zij vinden ook dat je als predikant niet permanent beschikbaar hoeft te zijn. Zij beschouwen het predikantschap meer als een gewone baan waarbij zij ook recht hebben op vrije tijd.

Vermindering van werktijd

De terugloop van inkomsten van gemeenten leidt er in veel plaatsen met meerdere wijkgemeenten toe dat het aantal predikantsplaatsen teruggebracht wordt. In kleinere plaatsen betekent dit dat fulltimers ingewisseld worden voor parttimers. Daar waar al een parttimer werkzaam is, wordt de aanstelling nog verder gereduceerd. 

Het is een noodzakelijke ingreep waar in principe weinig discussie over mogelijk is. Men kan niet verder springen dan de financiële polsstok lang is. Spannend wordt het echter wanneer het gaat om de communicatie van de vermindering van de werktijd voor de (vaak nieuw beroepen) predikant naar de gemeente en de keuzes die gemaakt moet worden met betrekking tot de inhoud van het takenpakket. Predikanten die als eerste als parttimer in een gemeente werkzaam zijn waar altijd een fulltimer geweest is, of die aangesteld worden met een verder beperkte werktijd dan de vorige predikant krijgen te maken met in de loop der tijd gegroeide rolverwachtingen in de gemeente. In het bijzonder geldt dit wanneer de predikant de plaatselijke pastorie bewoont of anderszins woont in de plaats waar hij of zij werkt. 

In zulke situaties spelen niet alleen de rolverwachtingen van gemeenteleden en kerkenraadsleden mee maar zeker ook de rolopvatting van de predikant. Juist de combinatie van die twee kan ervoor zorgen dat de predikant regelmatig onder (tijds)druk komt te staan. Dit geldt temeer wanneer een parttime aanstelling gecombineerd wordt met een andere betrekking of wanneer rekening gehouden moet worden met het werk van de partner in combinatie met de zorg voor een gezin. Feit is dat het predikantschap geen baan is waaraan alleen invulling gegeven kan worden tijdens kantooruren. Vanuit de historie gegroeide rolverwachtingen kunnen, met name in kleinere dorpsgemeenschappen, gemakkelijk leiden tot extra werkdruk. Vaker dan voorheen komt het aan op een goed timemanagement.

Permanente Educatie in plaats van studieverlof

Het is een goede zaak dat predikanten verplicht worden om te blijven studeren. In het verleden was dat eenmaal in de vijf jaar een periode van drie maanden studieverlof. Een dergelijke lange periode – eventueel in termijnen opgenomen – bood volop de gelegenheid om zich uitgebreid op één bepaald thema te concentreren en zich daarin te verdiepen. Het bood ook de mogelijkheid om afstand te nemen van het gemeentewerk om te komen tot een stuk reflectie en bezinning op het eigen werk. Daarbij was de communicatie naar de gemeente eenvoudig. In het kerkblad werd vermeld dat de predikant studieverlof had en dat deze gedurende die periode dus ook niet voorging in kerkdiensten. 

De huidige opzet van de Permanente Educatie biedt in veel mindere mate de mogelijkheid om te focussen. De meeste cursussen die aangeboden worden, vinden verspreid plaats over verschillende dagen. Het werk in de gemeente heeft prioriteit en de voor de cursus benodigde studie gebeurt op momenten dat het gemeentewerk dit toelaat. Met slechts één cursusdag in een week is het ook niet nodig om de preekbeurt van de zondag erna terug te geven. Op die manier leidt de permanente Educatie gemakkelijk tot extra werkdruk in vergelijking met de wijze waarop voorheen het studieverlof werd ingevuld. De planning van cursussen in de agenda, het opstellen van een persoonlijk studieplan, het bijhouden van de behaalde studiepunten in het register, het uiteindelijk niet doorgaan van een cursus waarvoor men zich had opgegeven en deze reeds in de agenda en het preekbeurtenrooster had ingepland. Het zijn allemaal zaken die er bijgekomen zijn. Per saldo kost het extra tijd en energie. Daarbij biedt het minder mogelijkheden om echt afstand te kunnen nemen en over het eigen functioneren en het functioneren van de gemeente te kunnen reflecteren. Daarbij wordt de predikant manager van zijn of haar eigen leerproces. Iets wat de meeste predikanten niet in hun opleiding hebben meegekregen.

Resumerend

Ongetwijfeld zijn er nog meer en nog andere ontwikkelingen te noemen die van invloed zijn op de wijze waarop predikanten in deze tijd (geacht worden) invulling (te) geven aan hun rol. Uit de hierboven weergegeven schets maak ik in ieder geval op dat de toegenomen pluriformiteit vraagt om flexibiliteit. De predikant moet meer dingen kunnen. Er wordt in deze tijd een groter beroep gedaan op de competenties gestructureerd werken, succesvol (samen)werken en presenteren. 

Daarnaast lijkt me dat er vooral sprake is van een gewenste verandering. Vanuit de leiding van de landelijke kerk wordt van predikanten gevraagd om vanuit een positieve en inspirerende attitude voorganger te zijn. Een verlangen dat aansluit bij de wens die ook vanuit kerkelijke gemeenschappen geuit wordt. Men ziet daarvoor de bekende advertenties van gemeenten waarin wordt aangegeven op zoek te zijn naar een predikant of kerkelijk werker. Er is nauwelijks nog een advertentie te vinden waarin niet gevraagd wordt om een inspirerende, enthousiaste, bezielende of bevlogen persoon. 

Met andere woorden is er sprake van verandering in de rolverwachtingen? Predikanten, zo bleek uit het door mij gehouden onderzoek, laten zich in hun rolopvatting voor een belangrijk deel sturen door gecommuniceerde rolverwachtingen. Om die reden neem ik aan dat een wijziging in de rolverwachtingen ook daadwerkelijk leidt tot veranderingen van de rol. Over concrete onderzoek data beschik ik echter niet. 

Voor mijzelf is het overigens een vraag of de focus in rolverwachtingen op enthousiasme en bevlogenheid louter positief is voor predikanten en gemeenten. Opvallend vond ik de opmerking van Heitink in een interview in het reeds genoemde themanummer van Handelingen waarin hij opmerkt bevlogenheid een groot woord te vinden. ‘Het is geen tijd van bevlogenheid’ zo zegt hij.[8] Maar waarom krijgt het bevlogen zijn van predikanten dan zoveel aandacht? Niet dat ik bezwaar maak tegen het vergroten van de bevlogenheid of het enthousiasme van predikanten. Ongetwijfeld kan hierin nog een hele slag gemaakt worden. Ik constateer alleen wel dat hierdoor uitdrukkelijk gefocust wordt op de persoon van de predikant waardoor deze nog meer centraal komt te staan. En hoe meer er op de persoon van de predikant gefocust wordt, hoe meer deze alleen komt te staan en hoe kwetsbaarder hij of zij wordt. Met als gevolg dat daardoor ook de gemeenschap kwetsbaar(der) wordt. Het gaat niet meer om de koinonia. De gemeente is niet meer het lichaam van Christus in wiens midden de Geest charismata schenkt om deze op te bouwen. De gemeente wordt onbedoeld weer een domineeskerk waarin de predikant het bepalende gezicht wordt van de gehele gemeente. Dat lijkt me ook vanuit ecclesiologisch oogpunt geen goede ontwikkeling. Het legt in elk geval een enorme druk op de schouders van de predikant. Hij of zij wordt blijkbaar geacht het verschil te maken. 

Daarbij heeft deze benadering voor mijn beleving ook iets weg van als we met elkaar de predikanten maar meer bevlogen maken, dan kunnen we het tij keren. Leiding geven met lef. Leiding geven met een vrolijk hart, al worden we niet van alles vrolijk. Uithuilen en opnieuw beginnen. Moed geven om te geloven en nieuwe zin geven om kerk te zijn. Ik maak het allemaal mee. Het is goed wanneer er aandacht besteed wordt aan de persoonlijke ontwikkeling van de predikant. Zeker. Mijn vraag is echter of deze aandacht niet te eenzijdig is. Worden de factoren die de bevlogenheid van predikanten aantasten misschien toch niet teveel onderschat. 

De krimp speelt immers kerkbreed. En voor zover er sprake is van (wijk) gemeenten die onder de bezielende leiding van een bevlogen predikant groeien, gaat het in de praktijk vaak om niets anders dan wat wel genoemd wordt het ‘rondpompen van gemeenteleden’. Ik denk daarbij ook aan de stagnerende mobiliteit van met name oudere predikanten die gedurende langere tijd aan dezelfde (wijk)gemeente verbonden zijn. Juist voor deze groep van predikanten zou het goed zijn wanneer er eveneens aandacht gegeven wordt aan ‘coping’. Het uithouden in de situatie van een krimpende kerk, in een tijd van voortgaande secularisatie. 

De boven weergegeven ontwikkelingen van de laatste jaren roepen het beeld op van de predikant als jongleur, die geacht wordt alleen steeds meer ballen in de lucht te houden. Maar hoe houdt hij dat vol? In dat kader zou ik onder andere ook willen pleiten voor het versterken van het (aanvankelijke) roepingsbesef als intrinsieke rolmotivatie. Roepingsbesef vormt als het goed is een belangrijke steun bij het werk. Namelijk als een op de spiritualiteit gebaseerd zelfvertrouwen. 

Persoonlijk ben ik blij met een ontwikkeling van de laatste jaren waarin aandacht gevraagd wordt voor het thema ‘navolging’ of ‘discipelschap’. Back to basics, om zo te zeggen. Daarin komen naar mijn beleving de laatste twee genoemde punten samen. We zijn geroepen tot navolging. Geroepen om de weg te gaan als discipelen. Dat houdt soms zelfverloochening in en kruisdragen (Mat. 16:24v.). Daarin zit het element van het uithouden in de situatie waarin je verkeerd, juist als geroepene. Ook dat kan overigens met een vrolijk hart! Het vraagt tegelijkertijd om een voortdurende oriëntatie op Jezus, om ontmoeting met de Schrift en een wandelen met God. 

Naast de vraag om inspirerende, enthousiaste of bevlogen voorgangers zou ik ook aandacht willen vragen voor het op een authentieke manier predikant zijn. Mijn mentor gaf me ruim twintig jaar geleden al het advies: blijf vooral dicht bij jezelf. Ik heb het als een wijze raad ervaren. Dicht bij jezelf blijven houdt ook in jezelf kennen om jezelf te kunnen zijn. Het vormt een goede basis van waaruit je je als professional kunt verhouden tot de verschillende, al dan niet gewenste, rolveranderingen.

Wellicht ook interessant

None

Dogmatiek voor iedereen

Het woord ‘dogmatiek’ klinkt misschien stoffig, saai en moeilijk. Dogmatiek voor iedereen laat zien dat dat niet zo is. De gewone taal met duidelijke voorbeelden, heldere uitleg van belangrijke bijbelteksten, verdiepende gedeelten en herkenbare vragen zorgen voor een boeiend en prettig leesbaar boek. De auteurs, Almatine Leene en Wim Markus, zijn ervan overtuigd dat dogmatiek bijdraagt aan de verdieping van je geloof. Naast argumenten om te geloven komen de Drie-eenheid, de kerk, gebed, hemel en hel, Gods leiding in je leven en veel andere belangrijke thema’s uit de Bijbel op een overzichtelijke manier aan de orde.

Man die een bijbel leest
Man die een bijbel leest
None

De 4 beste boeken over christelijke ethiek in de 21e eeuw

In een wereld die voortdurend verandert, staat de christelijke ethiek voor nieuwe uitdagingen en vragen. Hoe passen eeuwenoude morele principes zich aan aan moderne thema’s zoals technologie, rechtvaardigheid en duurzaamheid? In dit artikel bespreken we enkele invloedrijke boeken over christelijke ethiek in de 21e eeuw. Deze werken helpen niet alleen om ethische dilemma’s te begrijpen, maar bieden ook handvatten om geloof en moraal in de huidige samenleving vorm te geven.

Nieuwe boeken