Verbindend vieren, een optie voor evangelische kerken?
Het boek ‘Verbindend Vieren’ over liturgie en liedcultuur verschijnt op een goed moment. Met de komende uitgave van het nieuwe liedboek van de kerken is de discussie over liturgie, muziek en liedcultuur actueel. Het onderstreept dat liturgie en in bijzonder liedcultuur een precair onderwerp is: het gaat gepaard met emoties, met waardeoordelen en heftige reacties waaruit blijkt dat er veel op het spel staat.
De auteurs van het boek houden een pleidooi voor het ‘blenden’ van liturgische stijlen, het samenstellen van een liturgie die ruimte biedt voor het verbinden van elementen uit verschillende tradities. Blended worship of verbindend vieren wordt vergeleken met een patchwork of lappendeken. Zoals lappen stof met verschillende designs geselecteerd worden op kleur en patroon en tezamen een prachtig kleurrijke deken vormen, zo kan blended worship tot een kleurrijk resultaat leiden dat meer is dan de som der delen volgens de auteurs.
In mijn reactie wil ik ingaan op 2 punten: 1. blended worship en evangelische kerken en 2. blended worship en het belang van participatie.
Ten eerste, past blended worship bij de traditie van evangelische kerken? Ik aarzel om hier voluit ja op te zeggen en wel om de volgende rede. Liturgische tradities zijn onlosmakelijk verbonden met de identiteit van geloofsgemeenschappen. Het is dan ook de vraag wat er op het spel staat als een ‘blending’ van stijlen en vormen geïntroduceerd wordt in een bestaande gemeenschap met een duidelijke kleur en identiteit. Als isometrisch zingen van psalmen een identitymarker is voor bevindelijk gereformeerde kerken, en opwekkingsliederen zingen met een band kenmerkend is voor evangelischen, wat kan dan voor deze geloofsgemeenschappen de meerwaarde zijn van blended worship? Ik vermoed dat blended worship meer ingang zal vinden in geloofsgemeenschappen met een pluriforme identiteit zoals de protestantse kerk in Nederland. Nu door het sluiten van kerkgebouwen geloofsgemeenschappen van verschillende richtingen samengevoegd worden tot een nieuwe gemeenschap kan blended worship een liturgische vondst zijn om verschillen in spiritualiteit te overbruggen en overstijgen.
Behalve de identiteitsvraag is er nog een andere rede waarom ik vermoed dat dit boek een brug te ver is voor evangelische kerken. Dat heeft vooral te maken met de genoemde voorbeelden in het boek over mogelijke vormen van verbindend vieren. Als lezer stuitte ik op de grenzen van representatie door middel van taal. Ondanks de goede beschrijvingen moet je als lezer zelf de daarbij horende beelden en muziek oproepen wat veronderstelt dat de lezer goed ingewijd is in de verschillende kerkelijke liedculturen en vertrouwd is met de kerkelijke psalmen en gezangen. Voor iemand met een evangelische achtergrond die vooral bekend is met worship muziek, is het moeilijk om herkenning en erkenning te vinden in de genoemde voorbeelden. Hier kan een registratie van de voorbeelden op DVD veel toevoegen aan het boek.
Nu mijn tweede punt. In het boek wordt terecht regelmatig het belang van participatie tijdens de kerkdienst onderstreept. Hoe worden hoorders deelnemers, hoe worden ze participanten tijdens de kerkdienst? In mijn promotieonderzoek heb ik wat gechargeerd gezegd dat (vooral voor nieuwkomers) de muziek een veel grotere rol speelt in de ervaring van de kerkdienst dan de preek. Juist muziek en zingen biedt de mogelijkheid tot participatie. In het boek wordt echter actieve participatie vooral naar voren gebracht als iets dat mensen moeten doen, in de zin dat mensen een actieve bijdrage leveren aan het gebeuren. Hoewel er wel gezegd wordt participatie te maken heeft met het aanspreken van alle zintuigen, wordt er relatief weinig wordt gezegd over het lichaam en participatie. Zingen is al een vorm van participatie, staande zingen is anders dan zittend zingen, en ook klappen, het opheffen handen opheffen maakt onderdeel uit van participatie.
Naast actieve participatie zoals genoemd in het boek, is er ook een andere vorm van participatie belangrijk, namelijk participatie in de vorm van een sterke emotionele betrokkenheid bij het gebeuren. Dit stelt vragen aan esthetiek, denk bijvoorbeeld aan de invloed van de inrichting van het gebouw. Of je samenkomt in een hoog kerkgebouw of in de aula van een scholengemeenschap waar posters aan de muur hangen van de laatste schoolmusical heeft invloed op de wijze waarop je betrokken bent bij de dienst.
Het is daarom niet alleen de vraag of alle zintuigen aangesproken worden tijdens de liturgie maar de vraag op welke wijze zintuigen worden aangesproken. Dus niet alleen het thematiseren van de verschuiving van schrift- naar beeldcultuur maar ook aandacht voor processen van zintuiglijke socialisatie. Juist bij de waardering en ervaring van muziekstijlen is de wijze waarop mensen muzikaal gesocialiseerd zijn van grote betekenis. Het is dan ook een misvatting dat worship muziek alleen aansprekend is voor jongeren. Sinds de jaren ’60 is een hele generatie gesocialiseerd met het genre van de popmuziek en deze is groep is inmiddels vijftig plus! Voor evangelischen die niet opgegroeid zijn met het kerkorgel is de kloof naar de kerkelijk muziekcultuur veel groter dan naar de populaire muziek. Met een orgel is het bijvoorbeeld moeilijk om in de maat te zingen. Qua participatie wordt hier een hoge drempel opgeworpen, niet (alleen) vanwege de tekst van liederen maar vooral omdat het waarderen van orgelmuziek een specifieke muzikale vorming vereist van hoorders. De vraag of kerkdiensten wel of niet missionaire potentie hebben, heeft naar mijn overtuiging onder andere te maken met de gekozen esthetische vormen van de liturgie.
Tot slot, dit boek overtuigt me ervan dat de kloof tussen de kerkelijke liedcultuur en de evangelische liedcultuur groter is dan de evangelische liedcultuur en de populaire liedcultuur. Hoewel evangelischen op basis van missionaire overwegingen de aansluiting bij de populaire cultuur onderbouwen, is het de vraag in hoeverre zij de aansluiting bij de breedte van de christelijke traditie kunnen vasthouden. Juist deze spanning verdient meer aandacht in de discussie over liturgie en kerk zijn.
Dr. Miranda Klaver
—
Miranda Klaver, geboren in 1962 te Alkmaar, was docent Missiologie en Sociale Wetenschappen aan de Evangelische Theologische Hogeschool en de Christelijke Hogeschool Ede. Zij was tevens Regiodirecteur Midden Oosten voor Dorcas Aid International. Thans is zij docent en onderzoeker aan de Vrije Universiteit bij de faculteit Theologie en Religiestudies. Recente publicatie van haar hand is ‘De Evangelicale Beweging’, in: Handboek religie in Nederland (Zoetermeer 2008)