Menu

Premium

Verlossing uit ellende in het meervoud

4e zondag van de herfst (Lucas 17,11-19)

Bijbelwetenschappen

De scène waarmee de perikoop uit Lucas begint, is er één van ellende in het meervoud. De melaatsen die Jezus tegenkomt zijn fysiek ziek, ze moeten daarom op afstand van gezonde mensen blijven (zie de afstand waarop ze blijven staan, 17,12). Bovendien gelden ze ook als onrein in religieuze zin, en het is ook nog een groep waarin ten minste één Samaritaan zit (17,16), een bevolkingscategorie ten opzichte van wie de Joden afstand bewaarden, althans in theorie.

De ontwikkeling is vervolgens spectaculair. Jezus geeft hun alleen maar de opdracht zich aan de priesters te laten zien, eigenlijk alsof ze al genezen en rein zijn. Het was de taak van priesters om reinheid vast te stellen. En zo geschiedt: hoe ze genezen worden, is onduidelijk, maar dát ze genezen zijn, is volstrekt helder (17,14). Boeiend zijn de details van het verhaal, die wijzen op de verschillende lagen erin. Wat begint als een verhaal van ellende in het meervoud, zal blijken te eindigen in een verhaal van verlossing in het meervoud.

Wie geneest er?

Om te beginnen is de beschrijving en de volgorde van de handelingen in de verzen 15 en 16 suggestief. De evangelist beschrijft de genezing met een passieve vorm: ‘onderweg werden ze gereinigd’ (17,14) en: ‘hij werd genezen’ (17,15), waardoor zowel de nadruk komt te liggen op het genezen worden, alsook naar de achtergrond verschuift wie er precies genezen heeft. Het gedrag van de nu genezen man vult deze onduidelijkheid in: hij prijst God, dus het laat zich ten minste vermoeden dat hij God als de oorzaak van zijn genezing ziet.

Daar blijft het echter niet bij: in één vloeiende beweging gaat de lofprijzing van God (17,15) over in een dankzegging aan Jezus (17,16). De tekst zegt het niet met zoveel woorden, maar het zou kunnen zijn dat de genezen melaatse man hier in Jezus degene herkent die Gods handelen in de wereld op zo’n manier vertolkt dat lofprijzing van God ook de vorm kan krijgen van het dankzeggen aan Jezus. Het is dan een kleine verschuiving ten opzichte van 17,13: daar wordt Jezus nog als ‘meester’ (Gr.: epistatès) aangesproken, wat een equivalent van ‘rabbi’ lijkt.

Theologiehistorisch zou deze verbinding van dankzegging aan God met die aan Jezus goed passen: een belangrijke impuls voor de reflectie op Jezus ‘goddelijkheid’ was liturgisch. Dat wil zeggen, als je tot iemand bidt op dezelfde wijze waarop je tot God bidt, is er alle reden om erover na te denken hoe die persoon zich tot God verhoudt. Dat is net iets anders dan ‘bewijzen’, op grond van wonderen of iets anders, dat Jezus goddelijk is; het belijden daarvan is een gevolg van de ervaring met Jezus als degene die God op een bijzondere wijze in de wereld vertolkt.

Geloof of vertrouwen?

Ten slotte is de uitspraak van Jezus waarmee de perikoop af sluit van belang. Het Grieks is hier zo veelduidig dat het in het Nederlands eigenlijk niet goed valt weer te geven. Het woord pistis dat als ‘geloof’ of ‘vertrouwen’, of met de mengvorm ‘geloofsvertrouwen’ vertaald kan worden en wordt, is een relationeel begrip dat de band aanduidt tussen degene die gelooft en zich daarmee toevertrouwt aan iemand anders, meestal iemand die iets voor iemand kan betekenen, een god bijvoorbeeld. Tegelijkertijd zit er wel degelijk ook een cognitieve component in, een ‘geloven dat’; dit heeft specifiek betrekking op het geloof dat iemand ‘betrouwbaar’ (Gr.: pistos) is.

Het ‘geloof’ of ‘vertrouwen’ dat de man volgens Jezus heeft, kent beide componenten, vermoedelijk met een accent op het eerste. Dat is dan ook te prefereren als vertaling, ook omdat ‘vertrouwen’ een vorm van kennis insluit, terwijl een strikt cognitief verstaan ‘geloven dat’ de kleuring van ‘vertrouwen’ in veel mindere mate kent.

Genezing of redding of verlossing?

Het tweede woord dat meerduidig is, is het werkwoord voor ‘genezen’ of ‘redden’ (Gr.: sooizoo) dat Jezus in vers 19 gebruikt. Het kan – zeker in de directe context van een genezing van een ziekte – gewoon ‘genezen’ betekenen, en die betekenislaag is ook hier duidelijk aanwezig. Tegelijkertijd heeft het woord ook de betekenis van ‘redden’, zowel van concreet fysiek gevaar bijvoorbeeld, alsook van meer existentiële of spirituele bedreigingen.

Het ligt echter voor de hand om de fysieke genezing van de man in het bredere verband van ‘verlossing’ te plaatsen, niet alleen omdat zijn genezing zo nauw verweven is met zijn vertrouwen op Jezus en omdat dat ook weer verbonden is met Jezus’ bijzondere rol als Gods representant, maar ook omdat het ‘Sta op en ga’ waarmee Jezus’ uitspraak begint ook al meerduidig lijkt. ‘Opstaan’ (Gr.: anistèmi) is een vorm van verrijzenis – in ieder geval wordt het met hetzelfde werkwoord aangeduid in het Lucasevangelie. Dit bredere verband is dan zowel de verlossing uit de fysieke ellende van melaatsheid, van de sociale isolatie en religieuze marginalisering waartoe deze leidde, van de etnische grenzen tussen Joden en Samaritanen, en – in het verlengde hiervan – van de dood door, via dit ‘opstaan uit de ziekte’, nu al deel te gaan hebben aan de verrijzenis en het nieuwe leven.

Deze ‘verlossing’ in als het ware concentrische cirkels om de fysieke genezing van de man heen kan uitgangspunt zijn voor verkondiging, zowel om de verrijzenis van Jezus te verbinden met vormen van opstanding midden in het aardse leven, alsook om zulke vormen van opstanding te zien als meer dan ‘alleen maar’ genezing of ‘slechts’ het overwinnen van grenzen tussen mensen. Ze zijn meer dan dat, namelijk gebeurtenissen die iets ervaarbaar maken van en uitzicht bieden op Gods Koninkrijk.

Deze exegese is opgesteld door Peter-Ben Smit.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken