Verwaterd geloof: geloven als water
Met name jongere generaties kennen de christelijke kerk niet meer van binnenuit zoals dat vijftig jaar geleden nog vaak wel het geval was. Wat dat betreft lijkt religie, en zeker de christelijke religie, in Nederland te verwateren.
Regelmatig is religiositeit in Nederland echter wel in het nieuws. Meestal als er heftige gebeurtenissen zijn, zoals de aanslag in een Utrechtse tram. Voor de meeste Nederlanders gaat hun kennis van religie of van geloof zover als de media hen daarin inleidt. Dit betekent oppervlakkige kennis en vaak ook gekleurde informatie.
Juist in een tijdschrift als dit willen we enerzijds de cijfers benoemen en erkennen dat er een neergang in institutioneel geloven is, wat zou kunnen duiden op een zekere verwatering van religie of in elk geval van religieuze instituties. Anderzijds willen we ook serieuze aandacht geven aan de kern van geloven, geloven als leven gevend water. Die kern die zich in mensen zelf bevindt en waarvan de basis, de wortels, veelal liggen in het christendom, al is dat voor menigeen van enkele generaties terug. Hoe religie er dan uit ziet als de instituties verwateren, komt in diverse bijdragen in dit nummer aan bod.
Blinde vlek
Het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (december 2018) geeft aan dat veel elementen uit de christelijke traditie zich op de terugtocht bevinden. Ook in deze editie van Handelingen ontkennen we de secularisatie niet. We hebben het dan wel over een specifieke vorm van secularisatie: de afkalving van het lidmaatschap van christelijke kerken.
De islam neemt in omvang en betekenis toe en krijgt veruit de meeste aandacht in de media. Vooral omdat we daar als oorspronkelijk christelijk land het vreemde van zien, er onwetend over zijn en er soms angstig van worden.
Opnieuw op een gekleurde en veel te oppervlakkige manier: de media brengen niet voldoende fundamentele kennis aan bij mensen over de islam, waardoor alleen de buitenkant, en met name de extreme kant, van de islam wordt gecommuniceerd.
Omdat het christelijke gedachtegoed ons van oudsher nog iets meer bekend is, wordt daarover minder geschreven, tenzij er negatieve berichten te melden zijn. Wat religie nu werkelijk betekent voor mensen is helaas nauwelijks in de media te vinden. Zoals gezegd, er is vooral aandacht voor problemen die lijken te ontstaan door religie.
De blinde vlek voor religie in brede zin in Nederland, mede door de over-bestempeling van aandacht voor de islam, overschaduwt de mogelijkheden tot interculturele integratie. Juist de diversiteit in ons land kan onze kracht zijn, als we maar de tijd en ruimte nemen om echt naar de ander te kijken. Wanneer we werkelijk begrijpen welke religieuze drijfveren anderen hebben, als we mensen werkelijke aandacht geven en niet de oppervlakkige zoals in de media, worden anderen minder vreemd. Dan ontstaat er verbinding tussen mensen en kunnen waarden worden gedeeld of in goede harmonie verschillend blijven van elkaar zonder daarover een oordeel te hebben. Juist via religie in de zin van ‘geloven als stromend water’, kan er actief gestalte worden gegeven aan het talent van religieuze mensen voor goed samenleven.
Het gaat bij de cijfers over teruggang van religie vooral om de institutionele vorm van religie, van de grote wereldreligies en het christendom in ons land in het bijzonder. Het beeld dat we krijgen over deze religies is inderdaad reden tot bezorgdheid. De misbruik-rapporten in de Rooms-Katholieke kerk liegen er niet om en ook binnen de lokale kerken is er veel kritiek op de manier waarop zaken verdoezeld of zelfs ontkend werden. De bisschoppelijke synode hierover versterkt dat beeld. Institutionele kerken hebben momenteel een serieus imagoprobleem.
Wereldjongerendagen 2019
In de media krijgen deze zaken zoals gezegd veel aandacht, terwijl bijvoorbeeld inspirerende Wereldjongerendagen alleen op zondagochtend op een kleine zender ruimte krijgen. Toch weet ik uit persoonlijke ervaring dat daar werkelijk een mooi evenement plaatsvond. Juist als we het hebben over het imagoprobleem, zou de Rooms-Katholieke Kerk dit goed kunnen laten zien als tegenvoorbeeld. Daaruit kunnen katholieke gelovigen hoop putten voor de toekomst en ook andere mensen kunnen hoop putten uit de manier waarop jonge mensen daar in al hun culturele diversiteit met elkaar omgaan. Graag ga ik daar op deze plaats wat dieper op in.
Ik mocht de groep Nederlandse jongeren begeleiden naar de Wereldjongerendagen begin dit jaar in Panama. Het waren er honderdtwintig in totaal. Jonge mensen die vrij hadden kunnen krijgen om twee weken midden in het schooljaar (dus geen vakantieperiode voor ons) naar Panama te reizen én het geld ervoor bij elkaar hadden weten te krijgen.
Het thema ‘Wie ben ik’ was meer dan herkenbaar wanneer we zagen hoe anders deze Midden- en Zuid-Amerikaanse katholieken hun geloof vierden: uitbundig, dansend, vanuit het hart. Dan besef je weer hoe we in Nederland vooral cognitief lijken te geloven: met veel woorden, naar binnen gekeerd en volgens precieze regels, soms met moeite een hand gevend tijdens de vredeswens. In Panama werd uitbundig gevierd naast ingetogen gebeden, vielen mensen elkaar in de armen en werden stil in gebed tot God. Ontroerend vond ik het om te zien dat volken waarvan de leiders elkaar niet bepaald vreedzaam tegemoet treden, daar elkaar extra warm ontmoetten, bijvoorbeeld jongeren uit Mexico en de Verenigde Staten. Dan voel je: zó is de liefde van God aanwezig.
Juist omdat de Spaanse taal voor veel Nederlanders lastig was, werd er meer met het lijf gesproken. Dat had meteen al een ander soort communicatie tot gevolg. Vooral in de gastgezinnen, waar weinig Engels mogelijk was, werd dit intens voelbaar. Daarvan waren jongeren ook erg onder de indruk. De armoede waarin velen leven was indringend, soms was er geen douche of toilet in huis. Toch waren de mensen vrolijk en dankbaar dat de jongeren bij hen kwamen logeren. Ze stonden hun eigen bed af en sliepen zelf op een matje. Ze kookten al vroeg in de ochtend rijst met kip voor hun logees en deelden het eten met hen.
In themagroepen kwamen de jongeren enkele keren bij elkaar. Ook in mijn groep was het thema ‘Wie ben ik?’, dat we bijvoorbeeld in kleine groepjes bespraken. Daarbij werd duidelijk dat ze bijzonder getroffen waren door deze gastvrijheid. Ook een verhaal van een moeder bleef me bij. Ze zei dat ze zo blij was dat in deze week hun dorp zo super goed beveiligd was (er liep extreem veel politie rond inderdaad). ‘Nu kunnen mijn kinderen eens meemaken hoe het is als ze veilig over straat kunnen. Dit geeft hen de hoop op een betere toekomst; dat het kán.’ Normaal hebben ze er veel last van drugs, prostitutie en geweld maar nu was het er rustig en vredig.
Ook dan besef je weer hoe verschillend de wereld is, en dat wij in Nederland enorm bevoorrecht zijn. Het klagen over bijvoorbeeld trage wifi raakt dan ver op de achtergrond bij de jongeren. Je beseft weer wat essentieel is in je leven: veiligheid en gezondheid. Het maakt je nederig en dankbaar. Dat zag ik ook gebeuren bij de jongeren. Ze waren op reis gegaan met bepaalde vragen in hun eigen leven, zoals: Welke studie kies ik? Doe ik wel het juiste werk? Hoe geef ik God ruimte in mijn leven? Na de indrukken van deze reis kwamen antwoorden als vanzelf. Je weet weer duidelijker wie je bent en welke keuzes je wilt maken. Je hebt er ook over kunnen spreken met andere jongeren en met pastores als je dat wilde. Je eigen leven krijgt diepere betekenis en je hebt je horizon meer helder. Ontroerend om dit van de jongeren te horen en om een dergelijk evenement mee te mogen maken.
Deze ervaringen maken ook duidelijk dat geloven niet alleen binnen de kerkmuren hoeft te gebeuren en dat deïnstitutionalisering dus niet het einde van religie hoeft te betekenen. Natuurlijk viel het geheel van de Wereldjongerendagen overduidelijk binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Er waren iedere dag eucharistievieringen en vanuit de lokale parochies werd veel georganiseerd en geregeld. Maar wat de jongeren het meeste raakte waren de gesprekken met andere jongeren van over de hele wereld, het samen onderweg zijn en het enorme besef onderdeel van een grote gemeenschap te zijn. Daar in Panama hervonden en versterkten ze hun eigen wortels.
In de eigen parochie is menig jongere alleen of met enkelen en vinden ze niet veel gesprekspartners. Dat maakt het ook lastig, omdat juist in gesprek met anderen je eigen geloof groeit en je meer helder krijgt welke keuzes je wilt maken. Dan kun je je schuren aan meningen van anderen. Gelukkig kun je met de moderne technologie gemakkelijk in contact blijven met de reisgenoten, maar dat zorgt dus voor een andere manier van geloven. Niet meer wekelijks in het kerkgebouw, maar virtueel in gesprek met anderen en reizend naar samenkomsten met leeftijdgenoten. Een meer vloeibare vorm van geloven dus.
Een heel eigen geschiedenis
In mijn onderzoek onder middelbare scholieren (zie bijvoorbeeld Religie & Samenleving, 14 (2), juni 2019) wordt duidelijk dat kerkgang nog steeds afneemt net als dat traditionele godsbeelden verdwijnen. Als jongeren zelf mogen kiezen gebruiken ze toch het liefst het woord ‘geloof’ in plaats van religie, zingeving of levensbeschouwing. Vandaar dat in de titel van dit Handelingen-themanummer de woorden geloof en geloven voorkomen.
Vanuit de institutionele religie zal geloof verwaterd lijken, omdat de traditionele religieuze activiteiten afnemen, zelfs tot uitvaarten aan toe. Tegelijk kan geloof stromen als water, als we kijken naar andere vormen van religie. Naar multireligieus geloven, dus bijvoorbeeld het kiezen van onderdelen van verschillende religies. Of het bewust zelf zin geven aan het leven, maar zonder daarin iets transcendents, iets goddelijks, een plek te geven.
Hierbij is het belangrijk te beseffen dat we dat in Nederland doen vanuit een heel eigen geschiedenis, die duidelijk christelijk is. Bij nieuwe vormen van zingeving en geloven klinkt vaak nog christelijke taal door, omdat die ons nu eenmaal heel eigen is. Bepaalde normen en waarden zijn van oorsprong christelijk, al zijn ze er ondertussen wellicht ver vanaf gegroeid. Ook hier kunnen we zeggen dat verwatering plaatsvond, omdat ze uit hun wortels en context los gezongen lijken te worden, en tegelijk zitten ze heel diep in velen van ons. Daardoor is kiezen voor een bepaalde levensfilosofie en daarover spreken of schrijven tegelijk soms zeer herkenbaar christelijk zonder dat de naam Jezus of God erin voorkomt. Het zit in het Nederlandse bloed, zo lijkt het wel.
Laten we beseffen dat we daarin weer sterk verschillen van ons omringende landen, zowel in West-Europa als van de wereld in zijn geheel. We hebben een andere geschiedenis dan Duitsland of Engeland of Denemarken, en zeker ook dan Tsjechië of Griekenland. Dat dit nog sterker geldt voor andere werelddelen liet het verhaal uit Panama al zien. Het is goed te beseffen dat we maar een klein land zijn, met een heel eigen geschiedenis en daarmee ook een specifieke context vormen voor religie in deze tijd.
Wat gebeurt er?
Met dat in het achterhoofd kunnen we nu dit themanummer openen. Daarin vinden we veel van die geschiedenis terug, bijvoorbeeld in de bijdragen van Joep de Hart en Erik Sengers. In de eerstgenoemde bijdrage is veel informatie te vinden over de stand van zaken van de grote wereldreligies. De ontkerkelijking en vergrijzing wordt beschreven en de mate waarin het beeld van Nederlanders over religie wordt bepaald door wat er in de media over verschijnt, waarbij de islam veruit de meeste aandacht krijgt. Ook beschrijft De Hart het gebrek aan bindingskracht van de institutionele religies, waardoor andere spiritualiteit, opgebouwd uit zelfgekozen elementen van religies, juist in aanhang wint. Hij benoemt ontwikkelingen zoals de hierboven beschreven Wereldjongerendagen en waarschuwt daarbij tegen optimisme voor de kerken.
Sengers schrijft over de veranderingen in de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland, en met name over die in de katholieke geloofsgemeenschap. Het is een openhartige bijdrage over de structurele en culturele veranderingen, over jongeren, migranten en financiën, en over mogelijke toekomstige ontwikkelingen van religieuze instituties.
Joantine Berghuijs bouwt voort op de kwantitatieve onderzoeken, maar beschrijft vooral de meervoudige religiositeit in Nederland, of meer specifiek: de modaliteiten van religieuze betrokkenheid, waarbij meervoudige religiositeit voor bijna een kwart van de bevolking lijkt te gelden. Dit is een gevolg van dat afkalven van de institutionele religies en het autonome zoeken naar religie en spiritualiteit dat hiermee gepaard gaat. Ze schrijft over de flexibiliteit, in ons thema: een waterige vorm van religiositeit, en over trouw zijn aan religie. Het daagt de lezer uit te bedenken waar hij of zij zelf eigenlijk staat in dit spectrum.
Heleen Ransijn neemt Barth en Schillebeeckx als uitgangspunt en problematiseert hun beoogd christelijk publiek, om vervolgens te benadrukken dat geloven ook individueel beleven is. Ze schetst lijnen voor een geloofwaardig christelijk geloven in de seculiere samenleving van vandaag. Ook hier is een nieuwe vorm van religiositeit te vinden, die zich voordoet nadat de automatische vindplaats voor geloof in een instituut minder zichtbaar wordt.
Ronelle Sonnenberg maakt vervolgens een uitstapje naar jongeren in de kerk, waarmee we de lijn die in deze inleiding is aangegeven vanuit de Wereldjongerendagen verder uitgewerkt zien. Dit gebeurt in een concrete praktijk van religieuze educatie en religieus jongerenwerk, waar geloven stroomt en hoop geeft, juist via het concept van de hoop zelf. Een eigentijdse manier om de jonge generatie, die veelal geloof niet meer van binnenuit kent, toch weer aan te spreken.
Maarten Meester geeft een interessante filosofische bijdrage vanuit zijn eigen polemische ervaring als christelijk gewortelde en verwaterde gelovige, een nieuwe spiritueel.
Dit Handelingen-nummer is een themanummer met veel zaken om over na te denken: wat gebeurt er met religie in ons voormalig christelijke land? Waar vinden mensen hun geloof en inspiratie als het niet in de christelijke kerk is? Welke uitdagingen liggen er voor religieuze instituties te midden van het slechte imago, de beeldvorming in de media en toch ook veel zoekende mensen?