Menu

Premium

Vissers van mensen

Vissers van mensen

Bij Jesaja 49,1-7, Psalm 139,1-12, 1 Korintiërs 1,1-9 en Matteüs 4,12-22

Paulus spreekt van ‘genade’ en ‘vrede’ van de hemel (1 Kor. 1,3). In 2 Korintiërs 4,6 gebruikt hij de metafoor van licht uit de hemel in ons hart door de luister van Jezus Christus. Jesaja noemt Israël ‘een licht voor alle volken’ (49,6). De christelijke traditie past dit woord toe op Jezus als ‘Knecht van de Heer’, die zegt: ‘Kom tevoorschijn!’ (49,9a).

In Psalm 139 roept een Israëliet uit het duister, maar waar de Eeuwige is, wordt het duister helder als het licht (139,11-12)! Wanneer vijanden zijn leven bedreigen, bidt hij zich erbovenuit: de Heer ‘omsluit mij, van achter en van voren’ (139,5). In de hemel of in het dodenrijk, ‘daar bent U’ (139,8). Zo’n sterke vijand drijft een gelovige tot haat: ‘Zou ik niet haten wie U haten?’ (139,21). Ten slotte wint de weg van het licht: ‘(…) leid mij over de weg die eeuwig is’ (139,24).

‘Keer om!’

Bij het eerste zelfstandige optreden van Jezus lezen we in een notendop wie Hij is en wat Hij komt doen. Hij roept mensen om achter Hem aan te komen. Het evangelie werkt die twee sporen uit. Jezus gaat in het spoor van het voorafgaande. Als Johannes de Doper de mond is gesnoerd, neemt Jezus zijn oproep over: ‘Kom tot inkeer (Gr.: metanoeite), want het koninkrijk van de hemel is nabij’ (Mat. 4,17b, vgl. 3,2). Hij bedoelt niet: stilstaan voor ingekeerd zelfonderzoek, maar: je omkeren, de richting inslaan naar het Koninkrijk van de hemel, terug naar de Eeuwige. Mensen zullen Hem volgen: horen en doen wat Hij zegt. Met Johannes staat Jezus in de traditie van de profeten in Israël, bij Matteüs van voornamelijk Jesaja. Hij predikt profetisch en zijn handelingen versterken zijn boodschap.

Een licht in de duisternis

De eerste hoorders van dit evangelie zijn joodse christenen ten oosten van het Jordaandal. Daar ligt Galilea, ‘aan de overkant van de Jordaan’, het oude gebied van de stammen Zebulon en Naftali ten westen van het meer. Dankzij vrede en stabiliteit onder Herodes de Grote (37-4 v.C.) en Herodes Antipas (4 v.C-39 n.C.) kon Jezus zijn missie uitvoeren. Galilea met zijn gemengde bevolking was meer dan honderd jaar eerder met geweld door Aristobulos (104-103) en Alexander Janneüs (104-76) gejudaïseerd. Toch heet het nog steeds ‘Galilea van de heidenen’, metaforisch: een land van duisternis en schaduw van dood (Jes. 8,23b-9,1a; geciteerd in Mat. 4,15-16). Jezus en zijn missie worden aanschouwelijk gemaakt door een tegengestelde metafoor. Hij is een schitterend licht, voor mensen die ‘woonden in de schaduw van de dood’. Deze metaforen van licht en duister waren al eeuwenlang gebruikelijk in de profeten en de psalmen. God schiep eerst het licht, als de eerste voorwaarde om leven mogelijk te maken (Gen. 1,3). In opdracht van de hemel kwam Jezus licht en leven brengen in Galilea, toen spreekwoordelijk nog altijd het land van duisternis en dood.

Achter Jezus aan

Jezus gaat wonen in Kafarnaüm, een vissersplaatsje ‘aan de zee’ (4,13 – NBG ’51) van Galilea. De bevolking was, anders dan in omliggende plaatsjes, traditioneel Israëlitisch-joods, weinig gehelleniseerd. Velen vonden een bestaan in de visserij. In de wijde omgeving was vis het hoofdvoedsel en er was een levendige economie die samenhing met de visserij: conservering van vis (pekelen, roken), handel en export. Matteüs 4,18-22 schildert ons een beeld dat overal langs het meer te zien was. Twee beroepsvissers, broers, gooien in het ondiepe water aan de kant hun werpnet uit om het, hopelijk vol vis, meteen weer in te halen. Even verder een groter bedrijf: vier diepwatervissers – een vader, twee zonen en een arbeider – maken in hun boot de netten klaar om de komende nacht ter visvangst te varen. Jezus spreekt hen aan, na elkaar. ‘Hierheen, achter (Gr.: opisoo) mij, en ik zal jullie vissers van mensen maken’ (Mat. 4,19).

Net als Jezus en zijn missie worden ook deze mensen en hun opdracht beschreven door een metafoor. Die onthult hier al wat gaat gebeuren. De gangbare uitleg in de kerk is: jullie zullen leren hoe je mensen kunt ophalen uit de duisternis en de dood als van de zee en hun leven zult redden voor de eeuwigheid in het Koninkrijk van de hemel (zie ook 13,47). Dat is een nieuwe betekenis van ‘vissers van mensen’. Waar in het Oude Testament mensen worden ‘opgevist’ uit Israël en de volken, is dat altijd als straf voor hun ontrouw en hun wandaden, en net als bij gevangen vissen altijd met de dood als gevolg (vgl. Am. 4,2: Israël; Ez. 29,4: Egypte; Jer. 16,16-18: Israël). Ched Myers trekt deze lijn van oordeel over rijken en heersers door naar Jezus’ vissers van mensen. Die zullen een begin maken met een fundamentele reorganisatie van de sociaal-economische verhoudingen.

Alle vissers weten hoe nodig hun werk is, ze kennen het water, het weer en de beste visgronden. Toch blijft het zoals palingvisser Klaas Buitenhuis opmerkt in de documentaire ‘De stem van het water’ van Bert Haanstra: ‘een heel moeilijk beroep, om het te doorgronden’. Zien we hem op een stille morgen fuiken lichten, even later zien we vissers op zee. Het stormt. Werk van vissers is altijd een mysterium tremendum et fascinans. Hoeveel je ook weet, de natuur gaat haar eigen gang. Ze kan lieflijk zijn, maar ook gevaarlijk, en is altijd sterker dan mensen.

Ook vissers van mensen opereren in de wereld die ze kennen, met mensen zoals zij, met oude, vertrouwde en nieuwe, experimentele methoden. Ook vissers van mensen moeten zich in onvoorspelbare, vaak levensbedreigende omstandigheden wagen. Dat vraagt moed. Met hen zullen wie achter Jezus gaan aan het licht worden gebracht (vgl. Mat. 13,47-58).

Hans Fortuin

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken