Vragen aan Jan Groenleer
Naar aanleiding van Rechte paden, kromme wegen, nu een maand geleden verschenen, beantwoordt de auteur Jan Groenleer vier vragen over het boek. In het kort breng het boek het volgende onder de aandacht: de ruimte waarin de liturgie wordt gevierd, de aankleding, kleuren, klanken, rituelen en gebaren. Aan de hand van een alfabetversje (A is van aanvang, zoiets als begin…) passeren verschillende aspecten van de liturgie de revue.
1. Wat wilt u met uw boek bereiken?
Het is mijn bedoeling om een bewustwording op gang te brengen bij degenen die verantwoordelijk zijn voor de liturgische vormgeving in kerken die we veelal rekenen tot de zogenaamde ‘gereformeerde gezindte’. De dingen gebeuren soms zonder dat er bij wordt nagedacht. Dan is er weinig of geen besef meer van wat bepaalde handelingen inhouden. De inzameling van de gave bijvoorbeeld is vaak verworden tot een moment waarop met elkaar van harte en vaak hardop wordt gekeuveld. Dat de collecte een offer van dank is, komt niet tot uiting. Ze zou net zo goed na de dienst buiten kunnen plaatsvinden.
Bij die bewustwording hoort ook het besef dat de kerk een lange traditie achter de rug heeft. Als de gemeente samenkomt is dat een gebeurtenis in de ruimte van de kerk van alle tijden en plaatsen. Er zijn in het verleden beslissingen genomen op het gebied van de liturgie. Welke argumenten liggen daaraan ten grondslag? Daar zullen we op zijn minst kennis van moeten nemen. Pas dan kun je overwegen of er al of niet iets veranderd moet worden in de liturgische vormgeving. Wij hoeven het wiel niet uit te vinden.
In mijn boek pleit ik ervoor om vormen in de eredienst niet te veronachtzamen. Ze maken zichtbaar en hoorbaar waar het in wezen (inhoudelijk) om gaat.
2. Uw bespreekt aan de hand van het alfabet allerlei liturgische praktijken. Wat is voor u de essentie van die veelkleurige praktijken?
De essentie van de eredienst op zondag is de ontmoeting van de levende Heer en zijn gemeente. Alles is gericht op de Heer die naar ons toekomt en die de gemeente samenroept om de gemeenschap met Hem, en zo ook met elkaar, te vieren. In die volgorde. Dat is geen vanzelfsprekende gebeurtenis. Noem het genade. In dat licht mag aan de samenkomst van de gemeente iets te merken zijn van heilig ontzag en tegelijk van blijde verwondering.
De veelkleurige praktijken moeten m.i. tegen dat licht gehouden worden. Dan is het mogelijk dat we ontdekken dat bepaalde liturgische praktijken uitstekend vorm geven aan die essentie. Maar het kan ook zijn dat ze door de mand vallen als ondeugdelijk.
3. ‘De i is van iconen, zijn wij niet gewend’, schrijft u boven het hoofdstuk. Toch een voorzichtig pleidooi voor iconen?
In de inleiding van het boek geef ik aan dat er praktijken langs komen die ik niet direct relevant vind, gelet op het doel dat ik voor ogen heb. Maar ik noem ze dan wel om het alfabet vol te maken. De I moet ook in het alfabetversje voorkomen. Zo kwam ik op iconen.
Ook protestantse kerken kennen beelden. Te denken valt aan de gebrandschilderde ramen van bijvoorbeeld de St. Janskerk in Gouda, en niet te vergeten de grafmonumenten van o.a. Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft en Michiel de Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Fresco’s die bij restauratiewerkzaamheden aan het licht komen na het verwijderen van de witte pleisterlaag, blijven na de restauratie meestal zichtbaar voor het publiek, ook in kerken van gereformeerde signatuur. Daarin zijn we dus milder dan onze gereformeerde vaderen.
In een beeldcultuur die we vandaag beleven, kunnen ze ook een uitstekende rol vervullen. Aan de hand van beelden worden verhalen uit de Bijbel of de (kerk)geschiedenis opgeroepen die aan een volgende generatie kunnen worden doorverteld.
Daarnaast valt er ook vanuit het oogpunt van schoonheid iets positiefs over beelden te zeggen. De ruimte waarin de liturgie wordt gevierd, wordt erdoor uitgetild boven het gewone. Met het werk van kunstzinnige handen mag de Heer worden geëerd en mag de ruimte, waarin de eredienst plaatsvindt, worden versierd.
Ik voer niet zozeer een pleidooi voor iconen. Maar ik zou wel willen dat we er wat minder krampachtig mee omgaan. Een niet onbelangrijk deel van de christenheid heeft wel wat met iconen. Is dat nu afgoderij? Of is het ook anders te benaderen? Ik pleit voor een positief antwoord op die laatste vraag.
4. Tot slot: wat vindt u voor uzelf de mooiste liturgische praktijk in de gereformeerde eredienst? En welke praktijk in andere christelijke tradities moeten wij beslist overnemen?
De centrale plaats die de Schriften krijgen, zowel in de lezing als in uitleg en verkondiging, is m.i. een herontdekking van de reformatie. Dat is weliswaar niet alleen een gereformeerde aangelegenheid. Maar ze speelt in die traditie wel een grote rol.
De wijze waarop daaraan vorm wordt gegeven, roept wel vragen op. Daar ga ik in mijn boek ook op in. Maar het gegeven als zodanig vind ik ronduit verblijdend en een groot goed.
Het begin van de traditionele gereformeerde liturgie vind ik wat prozaïsch en erg naar binnen gekeerd. We zijn nog maar net binnen of ons wordt het een en ander voorgehouden (Tien Woorden). Het zou ook anders kunnen, wat minder massief, waarbij niet alleen de samengekomen gemeente in het vizier is, maar heel de wereld. Wat meer oecumenisch georiënteerde kerkdiensten geven daarvoor handvatten. Als we de kerk binnenkomen, dragen we in gedachten en gevoelens de gebrokenheid van het leven in ons mee. Het Kyrie aan het begin geeft stem aan de verbijstering en doet een beroep op Gods ontferming in alle nood. Maar we roepen tot die God die alle eer waard is. Daarom volgt op het Kyrie onmiddellijk het Gloria. Zo’n begin zet m.i. de dienst in een ander, ruimer licht.
Ik vind ook dat we eens grondig zouden moeten nadenken over de wijze van viering van het avondmaal, of liever gezegd, de eucharistie, een zeer bijbels woord. Geen kerkdienst zonder Maaltijd van de Heer, zou ik zeggen. Daarbij moet de vraag aan de orde komen in hoeverre de presentie van de levende Heer tijdens de viering werkelijk in de beleving en vormgeving een rol speelt.
Over Rechte paden, kromme wegen
In de liturgie van kerken binnen de gereformeerde gezindte zijn veelal woorden dominant. Er is weinig of geen aandacht voor de ruimte waarin de liturgie wordt gevierd, de aankleding, kleuren, klanken, rituelen en gebaren. Dit boek gaat daar wel over. Aan de hand van een alfabetversje (A is van aanvang, zoiets als begin…) passeren verschillende aspecten van de liturgie de revue. Het laat zien dat in de eredienst vormen ertoe doen. We krijgen rechte paden te zien die ons goed terecht brengen, maar ook kromme wegen die we ook dwaalwegen zouden kunnen noemen. Het boek is in alle ernst geschreven en serieus bedoeld. Maar het mag daarnaast ook met enig gevoel voor humor worden gelezen. Mensen blijven mensen, ook wanneer ze de liturgie vieren.