Waar moet het in hemelsnaam over gaan?
Dat is wat ik me afvroeg bij de zoveelste Hemelvaartsdienst waarin ik mocht voorgaan. En tegelijk lag het zo voor de hand: over de hemel natuurlijk. Want als er ergens vragen over zijn van mensen… dan is het wel de hemel.
Ik vond dit prachtige lied van Stef Bos:
Stef Bos zingt:
Toen ik klein was, was de hemel
Ergens boven in de lucht
En je kon er enkel komen
Met een allerlaatste zucht
Iedereen droeg witte lakens
En je liep langs gouden straten
Over pleinen met fonteinen
Vol met rode limonade
Het lied gaat verder:
Toen zag ik de hemel
Met de ogen van een kind
Maar die is voorgoed verdwenen
De hemel is verdwenen
Wat Stef Bos zingt is voor velen herkenbaar. De hemel is iets voor het geloof van een kind. Als je vandaag om je heen kijkt, het verdriet, de pijn en zoveel meer ziet: de hemel lijkt zo ver weg. Verdwenen. ‘Daarom geloof ik er niets meer van’ hoor ik dan wel eens van jongeren, en ouderen.
In de preek heb ik het lied van Stef Bos laten horen. De hemel lijkt lijnrecht tegenover de aarde te staan, dat is vaak het gevoel. En ik heb me in die preek afgevraagd of dat wel zo logisch is, om die aarde en hemel zo tegen elkaar uit te spelen. Misschien hadden de discipelen die redenering logisch gevonden toen Jezus weg ging: Jezus, in wie zij hun vertrouwen hadden, was verdwenen. Maar de zegen die Jezus geeft aan zijn discipelen als hij gaat, is dat wat de hemel en de aarde nu juist verbindt. Jezus geeft wat uit de hemel voor hier op aarde. En dus staat de hemel uiteindelijk niet zo ver van de aarde. Want in de zegen klinkt elke keer het vertrouwen van de hemel in de aarde door, en de bemoediging, en de kracht, en de moed om het vol te houden. Hier op aarde, maar onder de hemel.
Dus in hemelsnaam, de hemel is God-zij-dank niet verdwenen!
Marieke E.J. den Braber, predikant van de Gereformeerde Kerk in Bleiswijk en oudtestamentica.