Wanneer je godsbeeld tekortschiet bij existentiële worstelingen
Oorlog en andere crises vragen om meer dan ‘small gods’

Maandag: tijd voor een Theologencolumn. Deze week opent Hanneke Schaap de week met de vraag: kan jouw godsbeeld, een wereld die in brand staat aan?
„Een theologie die alles gladstrijkt, helpt niet bij ellende.”

Hanneke Schaap-Jonker
Hoe voelt het als oorlog onder je huid kruipt, welke geuren en geluiden blijven je bij? Wat als jij het bent die gegijzeld en gemarteld wordt, die staat te huilen om je kind, en de hele wereld kijkt mee? Wat als je doodsangsten uitstaat in een schuilkelder of gewoon in je eigen huis, terwijl de raketten rondom inslaan? Ik kijk naar mijn telefoon en het duizelt me. Ik wil het allemaal niet weten en toch ook weer wel, ik voel me bang en boos en verdrietig tegelijk. Mijn hart huilt om afgeslachte baby’s en zoveel meer, en ik denk: God, waarom? Hoe lang nog? Heer, ontferm u.
Psychologisch gezien moet een godsbeeld iedere nieuwe levensfase doorgewerkt worden om relevant te blijven.
Het is vroeg in de morgen en ik ontdek op m’n mobiel dat iemand vannacht z’n hart wilde luchten. En deze persoon is niet de enige die geraakt is door weer een nieuwe oorlog, nog meer pijn en verdriet, angst en onrecht. Het vraagstuk van de theodicee gluurt al om de hoek, klaar om zich indringend te ontvouwen. Ik was toch al van plan om een column te wijden aan wat we in de godsdienstpsychologie ‘small gods’ noemen, godsbeelden die klein en beperkt zijn, dus besluit het maar te doen – hoe absurd het soms ook voelt om gewoon aan je werk te gaan als je stilstaat bij het leed in de wereld.
Wie is God voor jou?
Godsbeelden geven antwoord op de vraag ‘wie is God voor jou?’ of ‘wat betekent het goddelijke of dat wat heilig is voor je?’ Deze beelden of representaties vormen zich in de loop van je ontwikkeling. Ervaringen die je opdoet met anderen zijn daarbij een belangrijke factor, net als dat wat je in je omgeving hoort en leert over God.
Godsbeelden hebben dus een affectieve en cognitieve dimensie, en die dimensies beïnvloeden elkaar. Als je bijvoorbeeld opgroeit in een onveilige omgeving, zou het kunnen zijn dat je je oren spitst wanneer je hoort over Gods bescherming of zorg. Of dat boodschappen over Gods oordeel je angstig maken.
Psychologisch gezien moet een godsbeeld iedere nieuwe levensfase doorgewerkt worden om relevant te blijven. De God van de kleuter is niet de God van de tiener, de volwassene of de bejaarde. Elke levensfase heeft eigen vragen. Je verandert zelf, en daar heb je je toe te verhouden. Vaak betekent dat ook dat je je op een (iets) andere manier verhoudt tot anderen en de wereld – en ook tot God. Voor crises en ingrijpende gebeurtenissen in je leven geldt dit eens te meer.
Small gods kunnen beperkende en straffende godsbeelden zijn, maar net zo goed eenzijdig liefdevol of zorgzaam; en beide kunnen tot teleurstelling of ontgoocheling leiden.
Godsbeelden die tekortschieten
De Amerikaan Kenneth Pargament, bekend van de theorie over religieuze coping, schrijft in zijn boek Spiritually Integrated Psychotherapies over godsbeelden die niet up to the job zijn en het volle gewicht van (de ervaring van) het heilige niet kunnen dragen, of alle functies daarvan niet kunnen vervullen. Hij merkt hier onmiddellijk bij op dat alle beelden van God per definitie beperkt zijn omdat een mens nooit in staat is om het goddelijke volledig te vatten – maar voor sommige godsbeelden geldt dat sterker dan voor anderen.
In dit verband noemt hij naast false gods, die slechte substituten vormen, en gods at war, die mensen van binnen verscheuren, de small gods: godsbeelden die te beperkt zijn om van betekenis te zijn bij alle ervaringen die je in je leven opdoet, die onvoldoende zijn omdat ze geen licht laten schijnen op de dilemma’s in je leven, of niets te zeggen hebben wanneer je je wilt verhouden tot pijn en lijden, of juist tot onuitsprekelijke vreugde.
Small gods kunnen beperkende en straffende godsbeelden zijn, als dienstkloppers die klaar staan om elk pleziertje te verstoren met de dreiging van veroordeling. Maar ze kunnen net zo goed eenzijdig liefdevol of zorgzaam zijn, en daardoor in situaties van onmacht en hopeloosheid – zoals de oorlog in Israël-Palestina – teleurstelling en ontgoocheling tot gevolg hebben. Niet voor niets schreef William James, een van de grondleggers van de godsdienstpsychologie, in zijn Varieties of religious experience (1902) het volgende:
‘There is no doubt that healthy-mindedness is inadequate as a philosophical doctrine, because the evil facts which it refuses positively to account for are a genuine portion of reality; and they may after all be the best key to life’s significance, and possibly the only openers of our eyes to the deepest levels of truth.’ (lectures VI and VII)
Rijpheid en complexiteit
Eenzijdigheid levert psychologisch gezien dus problemen op en kan een teken zijn van onrijpheid. Immers, het is een teken van psychologische rijpheid als je ambivalentie kunt verdragen en goed met frustraties kunt omgaan. Een jong kind is daar nog niet toe in staat: die vindt papa of mama geweldig als ze doen wat het kind graag wil, en enorm stom als dat niet het gevolg is. Pas later kan het kind begrijpen en ermee leven dat het dezelfde ouder is waarmee het prettige en minder prettige ervaringen opdoet. Het zelfbeeld wordt dan ook complexer: het kind ontdekt dat het zelf ook iemand is met goede en slechte eigenschappen, dat het dus en-en is in plaats van of-of.
Oorlog en andere grote crises vragen om ruimte voor complexiteit, ambivalentie en frustratie.
Als het goed is, ontwikkelt het godsbeeld zich mee en wordt dat eveneens complexer. Het gaat dan bijvoorbeeld niet alleen om een God die voorziet in je psychologische behoeften van veiligheid en geborgenheid, maar die soms ook niet te snappen is, die frustratie oproept, en misschien ook begrenst en iets van jou vraagt.
Gladstrijken
Small gods zijn niet bestand tegen ellende en existentiële worstelingen. Oorlog en andere grote crises vragen om complexe godsbeelden. Dat vraagt dus ook om ruimte voor complexiteit, ambivalentie en frustratie in geloofsopvoeding, geloofscommunicatie en geloofspraktijken, alsook in theologische ontwerpen. En om een psychologische make-up die hiermee om kan gaan. Een opvoeding die alles gladstrijkt helpt hier niet bij. Een theologie die alles gladstrijkt ook niet.
Hanneke Schaap is psycholoog en theoloog. Ze werkt als rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Eleos/De Hoop ggz) en is bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.