Menu

Premium

Wat valt er te begrijpen?

4e zondag van Pasen ( Nehemia 9,6-15, Psalm 23, 1 Petrus 2,19-25 en Johannes 10,1-10)

Het gaat in de liturgie van de opeenvolgende paaszondagen heel snel. Binnen drie zondagen keren we van de opstanding en de verschijningen terug naar: ‘Hoe is dit zo gekomen?’ Er valt dus wel wat uit te leggen. Daarvoor moeten we terug naar af. Er zal opening van zaken gegeven moeten worden. Wie kan dat beter dan de Opgestane zelf? Je kunt zeggen dat Hij ‘die de hel is doorgegaan’ en de deuren van het dodenrijk heeft opengebroken, de aangewezen persoon is om zich nader te verklaren. ‘Ik ben de deur.’

De brieven van Petrus worden niet tot de ‘pastorale brieven’ gerekend. Toch wist Petrus zich geroepen een pastor te zijn. Jezus had hem immers opgedragen: ‘Weid mijn lammeren, hoed mijn schapen.’ Een nogal verantwoordelijke taak. Maar hoe doe je dat, schapen naar grazige weiden leiden? Gelukkig had Jezus hem en de andere leerlingen daarover al het nodige uitgelegd toen ze nog onderweg waren naar wat hun leven definitief zou veranderen. Het is voor hem dus niet een geheel onbekend terrein, de opdracht die Petrus ontving van de verrezen Christus (Joh. 21,15-23).

De hoofddeur

Tijdens hun rondgang door het Palestijnse land had Jezus gesproken over herders, schapen, stem en deur. Vandaag is het beeld duidelijk: je kunt niet om Jezus heen. Hij is niet alleen de herder die door de deur van de schaapskooi naar binnen gaat (10,2) en voor wie de bewaker opendoet, Hij is ook de deur zelf. Na de herder volgen de schapen. Misschien komen ze allemaal langs hem en noemt hij hen bij name, ook om te tellen of ze er allemaal wel zijn en er niet een verloren is geraakt.

De schaapskooi is het beeld van de geborgenheid bij de Eeuwige. De deur, Christus, geeft toegang tot Hem, voor iedereen (‘Ik heb ook nog schapen die niet van deze kooi zijn’ – heel de mensheid is geborgen bij God). De schaapskooi heeft een deur. Er is wel een achterom, of een zijingang, waardoor je naar binnen kunt klimmen, maar wie dat doet gedraagt zich niet als de herder. Het moet een huurling zijn, een dief. Je zult door de hoofddeur moeten gaan wil je bescherming voor de nacht vinden en de vrijheid van de dag in het open veld.

Onbegrip

Waarom ‘begrepen ze niet wat Hij bedoelde’ (10,6)? Omdat ze blind waren, hoewel ze dachten te kunnen zien. Jezus spreekt immers zijn deur-tekst direct na de geschiedenis van de genezing van de blindgeborene. Die eindigt met de opmerking van enkele farizeeën: ‘Wij zijn toch zeker niet blind!’ Misschien niet blind, maar dan toch wel horende doof, de mensheid die alle goede (Tora-)woorden ten spijt voortgaat om niet te willen horen en niet te willen zien. Johannes is van de vier evangelisten degene die de betekenis van Jezus het meest centraal stelt: Hij is de zoon van God, beeld en gelijkenis, het woord van ‘Ik ben’ – de stem in het vuur van het brandende braambos.

Het is bekend dat met de zeven Ik ben-verklaringen in het Johannesevangelie Jezus zich positioneert als de Mensenzoon van de Eeuwige. De Heer van Israël is de toegang tot het leven dat er op aarde en in de hemel toe doet. Met talloze tekenen, woorden en daden heeft God zich van den beginne aan zijn geliefde mensen gepresenteerd en zijn visie op ‘hoe mens te zijn op aarde’ uitgesproken. Johannes is een betrouwbare (21,24) getuige van deze visie. En in het bijzonder van de daarmee samenhangende overtuiging dat dit alles in de gestalte van de zoon van God, Jezus, volkomen inzichtelijk is geworden. Wat voor boeken had Johannes nog meer moeten schrijven? De getuigenissen over de Mensenzoon zijn eindeloos. Maar deze zijn in ieder geval opgeschreven ‘opdat jullie geloven dat Jezus de Messias is, de zoon van God’ (zie de eerste slotopmerking van 20,30-31 en de tweede slotopmerking van 21,24-25).

Herder Nehemia

Was Nehemia een goede pastor? Hij zal geweten hebben dat leidinggevenden in ‘Israël’ vanouds gewezen worden op hun herderlijke taken (was Mozes geen herder? En David?). Er was leiding genoeg nodig toen na de ballingschap een nieuwe richting uitgezet moest worden die zou leiden naar grazige weiden. Voorlopig waren stad (Jeruzalem) en land verwoest en diende de wederopbouw ter hand genomen te worden, ook van de tempel, na verwoesting en jarenlang verval. Nazaten van degenen die naar Babel gedeporteerd waren, kwamen weer terug (hoe vaak hadden ze niet gebeden en gezongen ‘Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap…’ met lied 126 uit hun liedboek)? En nu was het zover. Eerst maar liturgie vieren, te beginnen met een boeteviering.

Nehemia, zelf geen jood en tot voor kort werkzaam als hoofdwijnschenker (een verantwoordelijke functie!) van de Perzische koning Artaxerxes 1, gaf als gedelegeerde landvoogd leiding aan het herstel van Jeruzalem. Eerst de tempel en dan de muren van de stad. Misschien zong men wel tijdens de werkzaamheden Psalm 51,20: ‘Wees Sion welgezind en schenk het voorspoed, bouw de muren van Jeruzalem weer op’ (NBV). Hij had ook herderlijke eigenschappen, hij gaf aandacht aan de positie van de armen en verbeterde hun sociale en economische positie. In de voetsporen van koning David en spiritueel gevoed door de priester Ezra, die de hele Tora nog eens aan het volk voorlas als een vader aan zijn kinderen, bracht Nehemia (als een Jozef in Egypte, in een vreemd land) de gemeenschap in een nieuwe tijd terug op de wegen van hun vaders en moeders.

Beter: op de weg van de Heer, hun God. Alsof het volk als één vrouw zong: Ik keer terug in de het huis van de Heer! (Ps. 23,6b – NBV04). Daar waar de deur openstaat.

Deze exegese is opgesteld door Nico Vlaming.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken