Zelfbeschikking en controleverlies
Bij 1 Kronieken 29:10-26, Psalm 103 en Lucas 17:11-19
‘Ik heb er niet zelf voor gekozen om geboren te worden, maar wil wel zelf kiezen hoe ik zal sterven.’ Dit is een uitspraak die typerend is voor onze tijd. Autonomie en zelfbeschikking spelen een grote rol. Mensen willen alles in eigen hand hebben, zelf bepalen hoe ze hun leven inrichten, zelf bepalen hoe ze met relaties, met geloven omgaan. Zelf willen ze bepalen hoe ze omgaan met ziekte, en met het einde van dit leven. Zelfbeschikking wordt ervaren als iets waar je recht op hebt, een recht dat je moet nemen, anders ontgaat het je.
Dat het leven iets is wat je uit Gods hand ontvangt, is een gedachte die hier heel ver van afstaat. Dat het leven iets is waar je dankbaar voor kunt zijn, komt al helemaal niet boven. Je moet eerst kunnen ontvangen om dankbaar te kunnen zijn. Als je alles zelf in eigen hand wilt hebben, ben je niet bereid of in staat te ontvangen. Waarom is het zo moeilijk dingen te ontvangen uit de hand van God? Klinkt hier op de achtergrond onbewust zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus mee, waar staat dat wij uit Gods vaderlijke hand ontvangen: loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en ziekte? Wij hebben er geen zin in al deze dingen te ontvangen. Of is het de angst om de controle te verliezen?
Danklied van David
In 1 Kronieken 29,10-16 vinden wij een danklied van David. Hij staat aan het einde van zijn koningschap. Zijn zoon Salomo staat op het punt om het koningschap over te nemen. Het danklied van David heeft betrekking op de materialen die zijn verzameld voor de bouw van de tempel. David zelf zal deze tempel niet bouwen. De volgende generatie zal het werk verrichten. Maar alles wat er voor nodig is, is verzameld. Er is goud, zilver, koper, hout, en bijzonder gesteente. Het zijn vrijwillige gaven (‘uit eigen aandrift’ vertaalt de Naardense Bijbel). In de verzen hiervoor worden al die materiële goederen opgenoemd, maar het danklied gaat over God zelf. Want al die kostbaarheden zijn uiteindelijk afkomstig uit de hand van God. ‘In uw hand liggen macht en kracht besloten, U beslist wie groot en machtig is’, ‘in uw hand is het om grootheid en sterkte te schenken’ (vers 12, vert. Naardense Bijbel). De hand van God speelt hier een belangrijke rol. De hand van God staat voor Gods daden, en vaak wordt de hand van God ook vertaald met de macht van God. Als David zegt dat alles uit de hand van God is ontvangen, is dat in feite een belijdenis. De kern van deze belijdenis is vers 14: ‘Het is uit uw hand, en wij geven het aan U.’ David beschrijft de dingen die uit Gods hand ontvangen zijn. En daar zitten geen droogte of krankheid of onvruchtbare jaren bij. Hij ziet de mooie en goede en genadevolle dingen. David is in staat tot dankbaarheid, omdat hij in staat is alles te zien als gave vanuit de hand van God. David is niet teleurgesteld omdat hij de tempel niet mag bouwen. Hij moet dat overlaten aan de volgende generatie, hij moet dat uit handen geven. Maar daarmee wordt duidelijk dat hij vertrouwen heeft in die volgende generatie. Hij durft het los te laten, omdat het vertrouwen er is dat die volgende generatie het goed zal doen. David is daarmee flexibel. Hij houdt niet krampachtig vast aan het zelf willen bouwen van die tempel. David is bezield, namelijk vervuld van het geloof dat alles een gave is uit de hand van God, en het geloof dat het in de toekomst goed zal komen.
Oefening in dankbaarheid
Willen wij alles onder controle houden? Willen wij alles in eigen hand houden? Of hebben we de flexibiliteit om dingen los te laten, en hebben we de bezieldheid om de genade uit de hand van God te ontvangen? Er gebeuren dingen in dit leven die wij niet in eigen hand hebben. Ziekte kan het noodzakelijk maken dat wij dingen uit handen geven. Heel alledaagse dingen zoals boodschappen doen, onszelf wassen, moeten wij uit handen geven. Is het vertrouwen er wel om dat uit handen te geven? Is er vertrouwen in de gezondheidszorg, of wordt de gezondheidszorg gezien als iets waar je recht op hebt, en waar je van moet nemen wat je kunt krijgen?
Hulp vragen, hulp ontvangen, uit de handen van een ander, is voor velen een probleem. En dus is het helemaal moeilijk om dankbaar te zijn voor hulp van anderen. Van de tien zieken die genezen worden, komt er maar één terug om zijn dankbaarheid te tonen (Luc. 17,11-19). Die ene had herkend uit wiens hand hij de genezing had ontvangen. Die ene had de genade herkend. De anderen hebben het niet ontvangen als een genade; daarom konden ze ook geen dankbaarheid tonen.
Dankdag voor gewas en arbeid kan een oefening zijn in dankbaarheid. En daarmee een oefening in het ontvangen. Het ontvangen uit de hand van onze medemens, het ontvangen uit de hand van God. Een oefening ook in de bereidheid dingen los te laten. Dat vraagt om vertrouwen, in die medemens, en vertrouwen in God. Wat we uit Gods hand ontvangen is vol van genade.