Menu

Premium

1. De vijf boeken van de Thora

Op zoek naar land

De eerste vijf boeken van de Bijbel, die in de joodse traditie de Thora worden genoemd en in de christelijke traditie de Wet, vormen voor de argeloze lezer een min of meer samenhangend verhaal. Een groep mensen met Abraham en Sara aan het hoofd maakt zich los uit de haar vertrouwde omgeving en gaat een eigen weg. Na een groot arbeidsconflict onder leiding van Mozes, Aäron en Mirjam, zoeken die mensen een stuk land om hun eigen bestaan op te kunnen bouwen. Ze hebben inmiddels de omvang van een volk gekregen. Het verhaal breekt af op het moment dat dit volk het waagt om zich, na lange omzwervingen en na een gedegen voorbereiding, te vestigen in een gebied dat echter reeds bezet is door andere volken. Het gaat in deze vijf boeken nog niet over de intocht in het land. Het blijft bij de zoektocht naar het land. Het is in zekere zin een verhaal met een open eind: zullen die zoekende mensen er in slagen een plek onder de zon te vinden? En wat betekent dat voor die andere volken?

Mozes of Aeneas

Wanneer de vijf boeken op deze wijze worden neergezet, roept dat dadelijk de vraag op naar het motief van het ‘zoeken naar land’. Wat zit daar achter? Moeilijk te zeggen voor literatuur die ontstaan is in een lang proces en die (uiteindelijk) vorm heeft gekregen tussen – zeg maar – de vijfde en de derde eeuw voor het begin van onze jaartelling. Het antwoord kan dus verschillend uitvallen.

Om een voorbeeld te geven: in de klassieke Europese literatuur buiten de bijbelse geschriften heeft een vergelijkbaar verhaal school gemaakt. Het gaat om het epos van Aeneas, dat door de Romeinse dichter Vergilius werd gecomponeerd in de eerste eeuw voor het begin van onze jaartelling. De held Aeneas is net als Mozes op zoek naar land voor zijn volk. Dat is in zijn geval het land Italië, van waaruit zich later een wereldrijk zal ontwikkelen. Dit Romeinse heldendicht kan met enige fantasie gespiegeld worden aan de eerste boeken van de Hebreeuwse Bijbel. Zoals de Hebreeën de slavernij in Egypte moeten ontvluchten, zo moet Aeneas Troje verlaten om aan de slavernij van de Grieken te ontkomen. Zoals Mozes van Israëls God de belofte krijgt van nieuw land bij de Jordaan, zo krijgt Aeneas van zijn goddelijke moeder Venus de belofte, dat hij bij de Tiber land zal krijgen om daar een volk en een wereldrijk te stichten. Het gaat niet zonder strijd. Zoals Mozes, zo moet ook Aeneas persoonlijk veel afzien op zijn omzwervingen op weg naar het beloofde land. Mozes verliest zijn vrouw Sippora, Aeneas zijn Dido. Maar voor beiden geldt dat de goddelijke beloften worden vervuld. Wat Vergilius met zijn poëzie wil, is duidelijk. Hij geeft daarmee een zekere wijding aan het in zijn dagen opkomende wereldrijk van Rome. Hij stimuleert de zoektocht naar land zonder grenzen. Mede door de fenomenale verbeeldingskracht van deze dichter werd in de West-Europese wereld voorgoed heimwee gewekt naar de vestiging van zo’n wereldwijd imperium. Daartegenover komt het bijbelse verhaal in eerste instantie bescheiden over. Dat wil blijkbaar iets heel anders aan de orde stellen. Daar gaat het om een lapje grond waar een stel zwervers zich eindelijk veilig kan voelen. De Bijbel is een groot boek over een klein land. In vergelijking daarmee komt de verbeelding van Vergilius over als superieur en imperialistisch en bepaald niet ongevaarlijk: nog geen eeuw nadat Vergilius zijn epos had geschreven, gingen de Romeinse legioenen vernietigend over het volk van Mozes heen en verloren de joden voor eeuwen hun recht op land en op staatsvorming. Vergilius leverde de stof, waarvan de dromen van de overwinnaar werden gemaakt.

Het verschil tussen de bedoeling van de boeken van Mozes en het epos van Aeneas doet er toe. Wanneer de geschiedenis van Mozes onverhoeds zou worden uitgelegd als een heldendicht, dan wordt dit verschil ongedaan gemaakt en krijgt het bijbelse verhaal op zijn beurt imperialistische trekjes. Zo nauw luistert dat. Telkens als de vijf boeken van Mozes worden voorgelezen in leerhuis of liturgie, moet men zich dus de vraag stellen: Wat wil dit verhaal? Wat doet het met de hoorders en met hun omgeving?

Verhaallijn

De eerste poging om bij de bedoeling van het verhaal te komen, is de constructie van een verhaallijn, waardoor men als lezer een gang door de vijf boeken kan maken. De eenvoudigste manier om een lijn in dit verhaal te vinden, is om de hoofdrolspelers te volgen op hun weg door de tijd. De groep, die met Abraham en met Mozes onderweg is, draagt bepaalde herinneringen met zich mee, ze bezint zich op haar identiteit en ze wordt gedragen door bijzondere verwachtingen. Die drie aspecten kunnen de lezer helpen, om de verhaallijn te vinden.

Waar komen deze mensen vandaan en welke herinneringen dragen ze met zich mee?

De beide eerste boeken, Genesis en Exodus, geven antwoord op de vraag naar de herkomst van de hoofdrolspelers van het verhaal.

In het boek Genesis komt een groepje mensen tevoorschijn te midden van vele en verschillende groepen, culturen en volken in het gebied dat we tegenwoordig het Midden-Oosten noemen. Die mannen en vrouwen maken deel uit van de eeuwenlange geschiedenis van de mensheid en blijven er onopgeefbaar mee verbonden. Ze worden er geboren, ze verwekken er kinderen, ze werken er voor hun levensonderhoud met de bedoeling te kunnen genieten van de opbrengst van hun arbeid en ze sterven er. Ze delen in het plezier, maar ook in de rampen die mensen overal op aarde overkomen. Hun eigen, bijzondere geschiedenis begint, wanneer ze uit hun vertrouwde omgeving uitbreken en op zoek gaan naar nieuw land. Die dramatische wending is verbonden met de namen van Abraham en Sara, geboren in de oeroude cultuur die zich langs de rivieren de Eufraat en de Tigris heeft ontwikkeld, het gebied van het huidige Irak. Hun zoektocht maakt hen en hun nakomelingen tot vreemdelingen, overal waar ze komen. Als vreemdelingen zijn ze welkom om een bijdrage te leveren aan de economie van hun gastland. Jozef kan dat zelfs doen op hoog politiek niveau. Maar ze kunnen nergens rechten laten gelden. In het boek Exodus blijkt hoe levensbedreigend deze positie is. Ze verkeren dan inmiddels aan de oevers van de rivier de Nijl, waar zich vanuit oude tijden het machtige Egyptische rijk heeft ontwikkeld. In enkele jaren tijd veranderen de sociale verhoudingen voor deze mensen zo ingrijpend, dat ze iedere vorm van vrijheid verliezen en geen hoop meer hebben op een eigen toekomst. Omdat ze rechteloos zijn, kunnen ze door hun gastheren onbeschaamd en onder dwang als arbeiders worden uitgebuit. Op het moment dat ze onder deze druk dreigen om te komen, worden ze door een grote crisis heen uit de ondergang gered. Op dat moment verschijnt Mozes in beeld, samen met Mirjam en Aäron. Die zullen voor de rest van het verhaal de leidende figuren zijn: zij leiden de bevrijdingsbeweging. Die bevrijdingsbeweging is onvergetelijk. Zij is het bijzondere verleden waaraan men de herinnering wil blijven bewaren. Men bouwt daartoe een eigen ontmoetingscentrum, waar de mensen bepaald worden bij de bronnen van hun vrijheid. Wat ze willen, is duidelijk: ze willen deze vrijheid nooit meer verliezen. Daar ligt hun identiteit.

Hoe blijven deze mensen bij hun identiteit?

Het middelste boek, Leviticus, geeft antwoord op de vraag wat deze mensen kunnen doen om de hun geschonken vrijheid te bewaren. Daartoe wordt de beweging van het verhaal tijdelijk stilgelegd. De lezer van het verhaal wordt betrokken bij wat er gebeurt in het pas gebouwde ontmoetingscentrum.

De plaats, waar dat centrum tijdelijk is opgetrokken, ligt buiten de bewoonde wereld, buiten de invloedssfeer van de hen omringende en dominerende culturen, in de wildernis, bij een majesteitelijke berg. Het is de bedoeling dat ze hier tijd maken voor de ontmoeting met de God die Abraham en Sara op weg geroepen heeft en die hen onder leiding van Mozes heeft bevrijd. Zo kunnen ze bij de bron van hun bevrijding blijven.

De instructies, die hier gegeven worden, doen denken aan de invulling van een sabbatical year, een retraite, een periode van herstel, waarin de mensen ongestoord van hun vrijheid kunnen genieten en zorg kunnen geven aan de geestelijke en lichamelijke gezondheid van individu en samenleving. Hier worden ze zich ervan bewust wat hun roeping, hun opdracht, hun identiteit en hun bestemming is. Ze kunnen putten uit de bronnen van de vrijheid. Ze ontwikkelen methodes om een nieuwe samenleving op te bouwen, niet op basis van macht en uitbuiting, maar in het doen van recht en trouw jegens elkaar. Hier leren ze de wet van de vrijheid kennen als de grondwet van hun bestaan. Ze leren hun arbeidstijd ordelijk in te delen, niet alleen in de korte cyclus van zeven dagen, maar ook in langere cycli van zeven weken en zeven jaren, waardoor ze regelmatig de tijd kunnen nemen om verstoorde verhoudingen te herstellen. Daarmee is antwoord gegeven op de vraag, hoe ze de hun geschonken vrijheid kunnen bewaren.

Waar gaan deze mensen naar toe en door welke verwachtingen worden ze gedragen?

De beide laatste boeken, Numeri en Deuteronomium, geven antwoord op de vraag naar het doel van de bevrijdingsbeweging.

Na de onderbreking bij de berg in de wildernis wordt de groep opnieuw in beweging gebracht. Het is de bedoeling dat de mensen op weg gaan naar de bewoonde wereld, maar nu naar een land, waar ze hun eigen gemeenschap kunnen opbouwen. Het verhaal komt op scherp te staan. Zal hun verwachting vervuld worden? Krijgen ze nu eindelijk de kans om zich te vestigen als een vrij, zelfstandig volk tussen de andere volken? Het is opmerkelijk dat het bij de verwachting blijft. We horen wel over een zware, veertig jaar durende tocht tot aan de grens van het land, maar verder gaat het verhaal niet. De hoorders blijven tot het laatst toe in de spanning van de verwachting en dat is niet altijd een positieve spanning.

Het boek Numeri begint tamelijk optimistisch met een beschrijving van de organisatie van de groep. Mozes manifesteert zich als een geestdriftige, profetische leider. Hij geeft structuur aan de samenleving en weet de mensen te mobiliseren om op weg te gaan. De mensen leren dat ze slechts op basis van een hechte organisatiestructuur de weg naar de toekomst aan kunnen. Wanneer ze echter zover zijn dat ze het nieuwe land kunnen binnengaan, worden ze door druk van buiten en door interne tegenstellingen ontmoedigd. De gevolgen zijn desastreus. De geest wijkt en de beweging loopt vast in de woestijn. Dat kost een hele generatie het leven en het zal pas aan een nieuwe generatie gegeven worden om het land binnen te gaan. Het boek Deuteronomium pakt de verwachting weer op. Mozes treedt hier op als een leraar, die de grondwet voor de nieuwe samenleving ontwerpt. Hij laat horen dat de vervulling van de verwachting te maken heeft met de keuzes die mensen maken. Het bewoonbaar maken van nieuw land vraagt om praktische kennis op alle levensgebieden en om de wil die kennis uit te voeren. Het gaat om kennis waarbij het maatschappelijk leven op het spel staat. Het gaat om inzicht in het verschil tussen levensbedreigende en levensbevorderende beslissingen. In dit boek worden allerlei inzichten samengebracht, die helpen om kritisch na te denken over de consequenties van het maatschappelijk handelen. Onkritisch handelen leidt onvermijdelijk tot een catastrofe. En het is toch juist de bedoeling dat de samenleving op weg gaat naar vrede. Deuteronomium is één groot leermoment voor mensen die de samenleving willen opbouwen. Op deze wijze wordt een antwoord gegeven op de vraag: waarheen zijn deze mensen op weg? Ze zijn op weg naar de opbouw van een nieuwe samenleving, die gezond is voor alle deelnemers en waar naar binnen en naar buiten toe vrede heerst.

De lezers, die van lieverlee betrokken raken bij de weg die deze mensen gaan, worden aangespoord om samen met hen de gedachtenis levend te houden aan hun herkomst, identiteit en toekomst, door middel van de jaarlijkse viering van drie grote pelgrimsfeesten. In het Paasfeest wordt de herinnering aan de uittocht uit Egypte bewust gemaakt; in het Wekenfeest (de zeven weken tussen Pasen en Pinksteren) leren ze de identiteit en de bestemming van deze mensen kennen door zich te bezinnen op Gods geboden; en in het Loofhuttenfeest wordt de lange weg door de woestijn beleefd, met uitzicht op het land van belofte. Behalve deze drie feesten wordt in het midden van de Thora opdracht gegeven om de Grote Verzoendag te vieren (Lev. 16). Door de feesten jaarlijks te vieren, gaan de lezers ‘zien’ wat de bedoeling is van het verhaal.

Plot

De Thora is niet zo eenvoudig van opzet als de hierboven geschetste verhaallijn doet vermoeden. Immers, de hoofdrolspelers zijn hun zoektocht naar land niet begonnen vanuit een eigen impuls. Ze laten zich ook niet zonder meer gezeggen door wat in het algemeen gebruikelijk is op het punt van grondbezit en maatschappelijke regelgeving. Ze worden zeker niet aangemoedigd om zich in die kwesties te laten leiden door wat zogenaamde hogere machten voor hen bepalen, of dat nu het wisselende lot is of de vuist van de sterkste, de invloed van culturele gewoontes of van militaire strijdlust, hemelse of aardse liefde, waarheidsclaims of natuurlijk instinct. Integendeel, zodra deze machten een méér dan menselijk, ‘goddelijk’ tintje krijgen, worden ze gewantrouwd. Het intrigerende van dit verhaal is dat de mensen weliswaar bestemd zijn om in vrijheid hun beslissingen te nemen en verantwoordelijk te handelen, maar om zich daarvan bewust te worden, moeten ze voortdurend worden geconfronteerd met een zekere God die hen daarop aanspreekt. Het blijkt immers dat ze geneigd zijn om hun bestemming te vergeten en op drift te raken, waarbij ze toch weer in de ban komen van allerlei impulsen, gewoontes en machten. Daar zit de plot van het verhaal.

Het gesprek dat deze God met hen voert, bepaalt hen iedere keer opnieuw bij hun existentiële en ethische bestemming als mens en als gemeenschap. Dat werkt verhelderend, maar het kan ook verstorend en ontregelend werken. Er laaien grote emoties op, want leven en dood staan op het spel. Het gaat er bepaald niet zachtzinnig aan toe en het krijgt al snel het karakter van een conflict.

Wie erop gaat letten, merkt dat het hele verhaal zich laat verstaan als het verslag van een indringend, pijnlijk en onthullend gesprek dat God met de mensen voert. Maar dan wel een gesprek waarbij het niet alleen bij woorden blijft. Het is communicatie met handen en voeten. Zelfs de hele geschapen werkelijkheid wordt erbij betrokken. God zet zich zelf met alle macht in om de mensen te helpen, zodat ze samen kunnen leven op het land dat hij hen geven zal. Maar God verzet zich hardhandig tegen pogingen om de samenleving te verzieken. De bedoeling is dat de mensen op hun beurt elkaar helpen en zich door elkaar laten helpen, om samen te leven in een sfeer van vertrouwen, in rechtvaardige verhoudingen, in vrijheid en vrede. Dit voortgaande gesprek van God met de mensen maakt het verhaal tot een leerzame reeks boeken, waardoor het dan ook de titel Thora gekregen heeft, Wet, of beter: Onderricht. Daardoor wordt duidelijk, dat de lezers niet alleen worden uitgenodigd om te ‘zien’ waar het in het verhaal om gaat, maar ook om het verhaal te gaan volgen als onderricht. Ze krijgen het recht om toehoorders te worden van dit bijzondere onderwijs.

Leerroute

Het is de bedoeling dat degenen die naar de Thora luisteren, betrokken worden bij de manier waarop de hoofdpersonen leren leven. Wie de Thora wil verstaan als onderricht zal het relaas over hun levensweg dus gaan opvatten als een leerroute. Het gaat daarbij over de hele linie om praktische kennis die men nodig heeft om te leren leven. Maar in elk boek van de Thora worden de accenten net even anders gelegd. Zo zijn leven en leren op zich al verschillende zaken, die dan ook verschillende vragen oproepen. Enerzijds: waar halen de mensen van oudsher levenskracht vandaan en hoe vinden ze middelen om in hun onderhoud te voorzien? En anderzijds: hoe ontvangen de mensen geestkracht om steeds iets nieuws te leren en hoe leren ze hun verstand kritisch gebruiken? En tussenbeide: hoe vinden ze de tijd om te rusten en kracht op te doen? Aan de hand van deze vragen laat zich een leerroute uitzetten, waarbij van boek tot boek verschillende thema’s aan de orde komen.

Het eerste boek Genesis biedt een reeks variaties op het thema, hoe sterfelijke mensen levenskracht krijgen. Nog sterker: ze ontvangen het leven met de bedoeling het op hun beurt door te geven, zodat ze kunnen leven van generatie tot generatie. Deze vruchtbaarheid is echter geen automatisme. De kracht om schenkend te leven wordt in dit leerboek beschouwd als een gave van God, waarover mensen niet naar believen kunnen beschikken. Die gave werkt alleen ten goede, wanneer mannen en vrouwen, ouders en kinderen, broers en zussen, bekenden en vreemden, elkaar leren kennen en op elkaar kunnen vertrouwen en aan elkaar geven waar ze recht op hebben. Wanneer deze relaties verzieken, gaan de mensen elkaar naar het leven staan en wordt de toegang tot het leven geblokkeerd.

Het tweede boek Exodus gaat op dit thema door. Mensen ontvangen niet alleen het leven, maar ze krijgen ook de opdracht om zelf in het levensonderhoud te voorzien. Ze krijgen de gelegenheid om te werken, zodat ze hun dagelijks voedsel kunnen produceren en de aarde meer en meer vruchtbaar kunnen maken. Ze kunnen op hun beurt ook weer de arbeid organiseren, door aan anderen werkgelegenheid te bieden en werkopdrachten te geven. Precies op dit punt wordt de arbeid een probleem. Door de ongelijke verhouding tussen hen die werk geven en hen die werk nemen, worden de maatschappelijk zwakkeren onrechtvaardig behandeld en uitgebuit. Tegen dit onrecht gaat God frontaal in de aanval. De les die hier wordt uitgedeeld is: meedoen aan dit verzet en een uitweg zoeken uit de vernederende en onmenselijke verhoudingen en bouwen aan een nieuwe, rechtvaardige samenleving. Er is geen alternatief. In het centrale boek Leviticus wordt een ander thema aangeslagen. Er is tijd nodig om te rusten. Die tijd heeft de gemeenschap nodig om te herstellen van ziekten, om dekking te zoeken tegen de schade die is aangericht, en om te zorgen voor goede verhoudingen op seksueel, sociaal en economisch gebied. Het middendeel van dit boek bepaalt de mensen bij de bron van een gezonde en rechtvaardige samenleving, waaraan allen actief kunnen deelnemen. Die bron is de heilzame kracht van God, die gericht is op de zorg voor lichamelijke reiniging, op verzoening van de sociale corruptie en op de levensheiliging (hoofdstuk 11-20). De mensen krijgen daarbij zelf de verantwoordelijkheid om de nodige rusttijden in acht te nemen. Ze kunnen die rusttijden organiseren in de zin van liturgische tijden, die het karakter van bevrijdingsfeesten hebben, waaraan ieder een eigen bijdrage kan leveren (hoofdstuk 1-10 en 21-27). Maar de bron is en blijft de kracht van deze God. Wanneer de organisatoren zich door heilig vuur gedreven voelen om andere belangen te dienen, werkt het tegen hen (hoofdstuk 10).

Het vierde boek Numeri heeft als thema: hoe krijgen de mensen de geest om een nieuwe samenleving op te bouwen. Er is geestkracht nodig om dat te leren. Die geest wordt aan de mensen niet onthouden. Er treden profetische leiders op, die met een warm hart ‘de boel bij elkaar houden’ en met een koel hoofd de nodige veranderingen doorvoeren. Het zou goed zijn als alle mensen in die geest zouden delen. Maar juist hier melden zich ernstige weerstanden. Het besef dat die geest een gave van God is, verdwijnt achter innerlijke angst voor de vrijheid of verstart in een harde, fundamentalistische houding of verschrompelt onder intimidatie van buiten af. Het gevolg is, dat veranderingen en vernieuwingen van de samenleving keer op keer vastlopen in een crisis. Dat is de harde les van dit boek.

Het vijfde boek Deuteronomium gaat op dit thema door. Mensen krijgen niet alleen de geestkracht om de samenleving op te bouwen, maar ze krijgen ook de opdracht om daarbij hun verstand kritisch te gebruiken. Ze worden verantwoordelijk gemaakt om zelf keuzes te maken, beslissingen te nemen, wetten te formuleren en te handhaven. Ze leren het onderscheid kennen tussen goed en kwaad, tussen recht en onrecht, vertrouwen en achterdocht, vrijheid en onderdrukking, vrede en chaos. En ze ontdekken dat een dergelijk onderscheid een zaak is van leven en dood. Het argument van dit boek is duidelijk: er is een bewuste en kritische levenshouding nodig om te kunnen leven op het land dat God aan de mensen belooft. Als die mensen niet rechtvaardig en betrouwbaar handelen, verliezen ze het recht op dit land. Dat is de reden waarom de vijf boeken van Mozes aan het slot open blijven. De vraag is immers of zij die dit horen, het ook zullen doen.

Een open boek

Wie na de lezing van de Thora weer bij het begin begint, merkt hoe in Genesis 1-4 de strekking van het geheel wordt samengevat in enkele krachtige beelden. God ontgint de aarde en geeft haar ten geschenke aan alle mensen. Het verhaal over de kleine groep mensen op zoek naar land is dus bedoeld als leerboek voor allen, ook voor de andere mensen buiten die groep. Alle mensen worden geacht op zoek te gaan om de aarde met elkaar te delen. Alle mensen krijgen dan ook onderricht om op deze aarde te leren leven. Ze worden daarop gewezen door de planting van twee bomen: de ‘levensboom’ als teken dat God aan allen de kracht geeft om te leven, en de ‘kennisboom’ als teken dat God aan allen de geest geeft om kennis te verwerven. Deze tekenen zijn ondubbelzinnig, maar ze worden vanaf het begin aan het oog onttrokken door het feit dat de mensen ‘hun eigen ding’ doen. Ieder neemt het leven in eigen hand en gebruikt de kennis in eigen belang. Dat leidt tot een spectaculaire, maar tegelijk ook verschrikkelijke geschiedenis. Hoe bijzonder is het dan, dat een kleine groep mensen zich daaruit losmaakt en zich bezint en op zoek gaat naar nieuw land? Zullen ze daar ooit een stad van vrede kunnen bouwen tot zegen van allen? Zal daar ooit een kind geboren worden dat de allure krijgt van een vorst, een zorgzame priester, een profetische leider, een leraar die het leven liefheeft?

Literatuur

  • E. Bloch, Das Prinzip Hoffnung, Frankfurt 1959, pag. 1450-1464, heeft school gemaakt door de vijf boeken van Mozes niet meer uit te leggen als de wet, maar als het evangelie van de uittocht uit de slavernij. Zo stelt K.A. Deurloo, Exodus en Exil (Kleine bijbelse Theologie 1), Kampen 2003, pag. 60: ‘Het thema exodus is het centrale gegeven van de Tora’. Ook D. Boer, Verlossing uit de slavernij: bijbelse theologie in dienst van bevrijding, Vught 2009, pag. 209, thematiseert de Thora op deze wijze, maar vraagt daarbij nadrukkelijk aandacht voor het doel van de bevrijdingsbeweging: ‘In alle vijf boeken van de Tora gaat het om het land’. W. Zimmerli, Grundriß der alttestamentlichen Theologie, Stuttgart 1972, pag. 53, wijst op twéé aspecten in Israëls belijdenis, namelijk dat God haar niet alleen uit Egypte heeft uitgeleid, maar dat deze God haar ook leidt naar het land Kanaän om daar te wonen.

  • W. Brueggemann, Theology of the Old Testament, Minneapolis 1997, pag. 209-211, gaat er van uit dat de open structuur van de Thora een theologische bedoeling heeft. Het volk dat dit verhaal vertelt, getuigt in alle eerlijkheid dat ze nog niet in het beloofde land thuis zijn, en getuigt tegelijk van de hoop dat ze er thuis zullen komen. Hij neemt hiermee afstand van G. von Rad, Theologie des Alten Testaments I, München 1961, die de vijf boeken wilde aanvullen met het boek Jozua, het verhaal van de intocht in het land.

  • M. den Dulk, Vijf kansen: Een theologie die begint bij Mozes, Zoetermeer 1998, geeft niet alleen aandacht aan de bijbelstheologische samenhang, maar ook aan de thematisering van elk van de vijf boeken van de Thora.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken