12.5. Ouders en kinderen
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 104: Wat wil God in het vijfde gebod?
Antwoord: Dat ik mijn vader en mijn moeder en allen die boven mij gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijs en me aan hun goede voorschriften en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, aangezien het God behaagt ons door middel van hen te regeren.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Bij het vormgeven van het leven als christelijk gemeente hoort de (geloofs)opvoeding van kinderen. De verhouding tussen ouders en kinderen is een thema dat in de Bijbel voorkomt. Het gaat dan vooral over het doorgeven van de grote daden van God aan de volgende generatie. De vragen rondom de (geloofs)opvoeding zijn door de eeuwen heen veranderd en complexer geworden. Enerzijds door alles wat we weten over bijvoorbeeld ontwikkelingspsychologie, anderzijds door ontwikkelingen in de samenleving, waarbij te denken valt aan gezagsverhoudingen en de diverse samenstelling van huishoudens. Meer dan ooit zijn we ons ervan bewust dat de (geloofs)opvoeding niet vanzelfsprekend is.
De leefwereld van de hoorder
Zouden mensen geen les moeten krijgen in het opvoeden van hun kinderen? Dat is een vraag die vandaag de dag zomaar in de media besproken kan worden. Waar eeuwenlang het grootbrengen van kinderen werd gezien als een vanzelfsprekendheid in een bepaalde sociale context, vooral die van het gezin en de familie, is dat automatisme nu weg. Het opvoeden van de komende generatie wordt als specifiek terrein benaderd en geproblematiseerd. Door kennis over de verschillende fasen van het leven die in de ontwikkelingspsychologie worden beschreven, denken we bewust na over de benadering van kinderen, tieners en jongeren. Verder zijn we ons bewust van ‘het systeem gezin, familie, enzovoort’, waarvan je als mens deel uitmaakt. Daarbij komt dat de belangrijke eenheid van het gezin meer dan vroeger aan verandering onderhevig is. Er zijn veel gebroken gezinnen door met name echtscheiding, en er zijn nieuwe gezinsvormen ontstaan, zoals samengestelde gezinnen.
Het verschil tussen de opeenvolgende generaties is onderwerp van gesprek. Op bepaalde punten kan er sprake zijn van een generatiekloof. Tegelijkertijd is de komende generatie ook altijd verbonden aan de vorige. Er is een schommelbeweging te zien in de mate waarin de ene generatie zich afzet tegen de andere en de manier waarop het gezag functioneert. Op dit moment is er geen sprake van een eenduidige jeugdcultuur. Er is wel een verschil te zien in hoe een jongere generatie kerk en geloof beleeft ten opzichte van de oudere generatie. Jongeren hebben minder affiniteit met het instituut kerk en zijn gewend aan de minderheidspositie als christen.
Met het oog op de tieners
Tieners zijn verbonden aan hun ouders, maar zijn tegelijkertijd bezig zich van hen los te maken. Ze zetten zich af tegen hun ouders en hebben tegelijkertijd behoefte aan persoonlijk contact en aandacht. Tieners kunnen zich afvragen in hoeverre dit gebod aangeeft of ze ook anders mogen denken dan hun ouders. In de tienerleeftijd gaan tieners hun eigen geloof ontwikkelen en dit ook spiegelen aan wat ze van hun ouders geleerd en gehoord hebben. Tieners ontmoeten leeftijdsgenoten die in verschillende soorten gezinnen opgroeien, en zien dus ook verschillende manieren van opvoeden en omgaan met elkaar.
Met het oog op de kinderen
Ouders zijn voor kinderen de belangrijkste oriëntatiepunten. Kinderen zullen altijd loyaal blijven aan hun ouders. Ook al zien kinderen dat het er in andere gezinnen anders aan toegaat dan thuis, toch zullen ze (meestal) hun eigen gezin als ‘normaal’ blijven zien. Kinderen groeien op in een samenleving waarin allerlei soorten gezinnen en samenlevingsverbanden zijn. Ook in de geloofsopvoeding zijn de ouders het belangrijkste oriëntatiepunt.
Uitleg
Het vijfde gebod, eert uw vader en uw moeder, is een schakel tussen het eerste en het tweede deel van de wet (zie vraag en antwoord 93). Vaak wordt het bij het tweede deel genomen (verhouding tot de naaste), maar er is ook iets voor te zeggen dat het in de verhouding tot onze ouders gaat om de verhouding tot God. In dat verband kan gewezen worden op Leviticus 19:1-3, waar het vierde en vijfde gebod in vers 3 worden samengevoegd en in vers 4 worden verbonden met de eerste twee geboden. Opvallend is ook dat de moeder in Leviticus 19:3 als eerste wordt genoemd, wat wijst op het belang van de moeder. De catechismus geeft aanleiding het vijfde gebod bij het eerste deel te nemen, omdat de ouders gezien worden als vertegenwoordigers van God.
Het gebod geeft letterlijk aan dat kinderen hun ouders het gewicht (de kabod) dienen toe te kennen dat ze vanuit hun opdracht als ouders van Godswege hebben gekregen. Bijbels gezien bestaat die opdracht vooral uit het doorgeven van de grote daden van God aan het volgende geslacht. Daarin is het gewicht van de ouders gegrond, maar daardoor wordt het ook begrensd. De catechismus geeft dit treffend aan met de trits ‘eer, liefde en trouw’. De eer gaat hier als letterlijk woord uit het gebod voorop. De liefde en de trouw komen dus voort uit de plaats die de ouders van God hebben gekregen.
Op een aantal punten is de tekst van de catechismus minder functioneel:
-
Hoewel de catechismus zich niet uitlaat over de leeftijd van de kinderen, lijkt hij uit te gaan van de opvoeding van kinderen tot volwassenheid, omdat hij zegt dat de ouders de kinderen regeren. Daardoor raakt het aspect van de zorg voor ouders en ouderen in de samenleving enigszins uit beeld. Deze betekenis heeft het bijbelse gebod zeker wel. In onze tijd kan die betekenis zomaar weer heel actueel zijn of worden. Er kan zelfs op exegetische gronden vanuit het gebod zelf gekozen worden voor het thema van de zorg voor ouders en ouderen door hen die zelf volwassen zijn: ‘Dit gebod is niet gericht op jonge kinderen die zich aan het gezag van hun ouders zouden moeten onderwerpen, maar op volwassenen die de plicht hebben de bejaarde ouderen te verzorgen. Deze ouderen zijn definitief in de sabbatssituatie van het leven gekomen en hebben er recht op, dat hun deze vrije tijd wordt gegarandeerd. Zo kunnen zij oud worden, zonder zorg voor het dagelijks levensonderhoud. Wie zelf de ouderen op deze wijze eren, die mogen erop rekenen, dat zij op hun beurt later geëerd zullen worden en lang kunnen genieten van hun laatste sabbatical op de plaats die God hun geeft’ (Maarten den Dulk, Vijf kansen, p. 97 bij de eindnoot; vgl. C.J. Labuschagne, Deuteronomium 1B, p. 46-48). Deze insteek vraagt een meer onafhankelijke behandeling van het gebod ten opzichte van de HC. Het is aan de prediker hier keuzes in te maken.
-
Helaas gaat de catechismus in zijn antwoord meer in op de opvoeding in het algemeen dan op de geloofsopvoeding. Terwijl het doorgeven van wat God heeft gedaan juist een heel belangrijk motief is in de Bijbel. Overigens ziet J. Hoek (in KV) in ‘de goede leer en straf’ (‘de goede voorschriften en tucht’) wel het oudtestamentische geloofsgesprek (Ex. 12:24-28; Deut. 6:20-25; Joz. 4:19-24) verwoord. Hier dient het boek Spreuken genoemd te worden met allerlei aanwijzingen om als jongere te luisteren naar de levenslessen van de oudere.
-
Wanneer de preek over het thema ‘ouders en kinderen’ gaat, is de (op zich terechte) uitbreiding van de catechismus richting ‘allen die boven mij gesteld zijn’ niet functioneel. Vanuit het vijfde gebod en vanuit de catechismus kunnen allerlei gezagsrelaties worden besproken. De uitlegregel ‘pars pro toto’ kan worden toegepast: wat geldt voor dit deel (ouders en kinderen), geldt ook voor andere verbanden (zie in het Nieuwe Testament bijvoorbeeld de relatie slaaf-bezitter). Of dat een plaats kan en moet krijgen in een themapreek over ouders-kinderen, is aan de voorganger.
-
Helaas beperkt de catechismus zich in zijn antwoord ten opzichte van de bijbelse uitwerking van het gebod. De catechismus besteedt bijvoorbeeld geen aandacht aan de belofte die aan het gebod verbonden is. Deze belofte roept vaak vragen op. In algemene zin kan het vertaald worden als: ‘het juiste gewicht geven aan ouders en andere gezagsdragers in een gezin en een samenleving is heilzaam voor vrede, geluk en (eeuwige) toekomst’. Ook biedt de catechismus niet de uitleg naar twee kanten die in het Nieuwe Testament wel aan het gebod wordt gegeven. In Efeze 6:1-9 en in Kolossenzen 3:18-25 krijgen zowel ouders als kinderen een opdracht. De catechismus beperkt zich tot de kinderen.
Relevantie van het thema
De relevantie van het thema ligt op een viertal terreinen. Het eerste terrein is dat van de notie van Gods regering en leiding. Wij hebben het er vaak over dat God ons geen ‘briefje uit de hemel’ geeft. Hoe is Gods leiding dan wel te merken? Gods leiding kunnen we, bijbels gezien, bijvoorbeeld vinden in de ouders die we van God hebben ontvangen. Als we op die manier naar onze ouders kijken, zullen we ze op waarde schatten. En als ouders zo naar hun eigen positie kijken, zullen ze hun verantwoordelijkheid beseffen. God gebruikt hen om Zich aan het volgende geslacht bekend te maken.
Het tweede terrein is dat van gezag. De Heidelbergse Catechismus verwoordt het gezag van de ouders als gezag van God. Gelukkig werkt de catechismus dit uit in de behoorlijk algemene termen ‘eer, liefde en trouw’. Dat maakt het de taak van de prediker om in elke specifieke tijd en situatie deze woorden te vertalen. Dat kan bijvoorbeeld in dorpen, waar op bepaalde momenten de jongeren hun eigen plan trekken ten opzichte van ouders of ten opzichte van de overheid, anders uitgewerkt worden dan in andere dorpen of steden.
Het derde terrein is de nuance die de HC aanbrengt in het antwoord. Kinderen dienen geduld te hebben met de zwakheid en gebreken van hun ouders. Dit maakt duidelijk dat het gezag van ouders niet inhoudt dat er een soort klakkeloze gehoorzaamheid moet zijn. Deze formulering biedt overigens geen ruimte om kindermisbruik goed te praten. Die pastorale duidelijkheid is belangrijk.
Het vierde terrein is dat de catechismus duidelijk de relatie tussen ouders en kinderen thematiseert. Er is op een aantal punten sprake van actuele verschillen tussen de generaties. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gebruik van de sociale media. De technologische ontwikkelingen gaan dermate hard dat het voor een deel van de oudere generatie lastig is om bij te houden hoe dit bij jongeren functioneert. De plaats van het christelijk geloof in de samenleving is veranderd. Het christelijk geloof is in de marge terechtgekomen. Waar de oudere generatie vanuit de kaders van vroeger soms nog te veel uitgaat van een bepaalde positie van kerk en geloof, staan jongeren vaak alleen met hun overtuiging. De visie op kerk en gemeente is veranderd. Theologisch is er een duidelijke verandering aan te geven in het denken over de kerk. Jongeren zoeken een plek waar ze zich thuis voelen en gezien weten. Kerkverbanden en binding aan tradities spelen een minder belangrijke rol. Anderzijds zijn jongeren op bepaalde punten juist behoorlijk conservatief en kunnen christen-jongeren als orthodox worden aangeduid.
Met het oog op de tieners
Tieners mogen zien dat hun ouders door God aan hen zijn gegeven. Zo ontvangen zij de plaats die hun toebehoort. Dat neemt niet weg dat kinderen de houding en inbreng van hun ouders mogen toetsen aan de Bijbel.
Met het oog op de kinderen
Kinderen mogen hun ouders zien als mensen die God hun heeft gegeven. In kindertaal: ‘Waarom ben jij in dit gezin geboren? Omdat God dat zo bedoeld heeft! God wil jou een veilig thuis geven. Ook al is het soms niet allemaal goed thuis. Misschien kijk je weleens naar de ouders van je vriendje. Daar zou je ook wel willen wonen. Maar toch heeft God ervoor gezorgd dat jouw ouders het beste voor jou zijn. En soms is dat voor papa en mama ook weleens moeilijk. Jullie mogen elkaar helpen.’(Zie ook bij ‘Pastorale aanwijzingen’.)
Relevante bijbelgedeelten
-
De tien geboden: Exodus 20:1-17; Deuteronomium 5:6-21.
-
De geboden: Exodus 21:15-17; Leviticus 19:2; Leviticus 20:9; Deuteronomium 21:18-21; Deuteronomium 27:16.
-
Vertellen van Gods grote daden aan het volgende geslacht: Exodus 12:24-28; Deuteronomium 6:6-12, 20-25; Jozua 4:19-24; Psalm 78:1-8.
-
Voorbeelden uit het Oude Testament: Genesis 37:1-11 (Jozef); 1 Samuel 1 en 2 (enerzijds de gelofte van Hanna en anderzijds het tekort van Eli richting zijn zonen); Job 1:5 (Job).
-
Kinderen gaan niet automatisch de weg van de ouders: Ezechiël 18:1-31.
-
Belang van goede relatie ouders-kinderen: Maleachi 4:6 (vgl. Lukas 1:17).
-
Jezus Zelf: Lukas 2:41-52;
-
Toepassing van het gebod: Efeze 6:1-9; Kolossenzen 3:18-25.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Het doel van de preek is: ouders en kinderen verstaan de plek die ze van Godswege hebben ontvangen. Kinderen geven hun ouders de waarde die hun toekomt als hun opvoeders (in het geloof). Ouders zien zich als Gods vertegenwoordigers richting hun kinderen en toetsen hun opvoeding daaraan.
Deze preek wil bewerken dat ouders en kinderen na afloop van de dienst beseffen dat de Heere God het gezin wil gebruiken als plek om het geloof door te geven van de ene generatie op de andere. Ouders en kinderen gaan bewust bezig met het geloofsgesprek in het gezin.
Homiletische aanwijzingen
Inleiding
Hoe kun je thuis met elkaar over het geloof praten (zie bij ‘Helpende vormen’)? Waarom is het zo belangrijk om samen over het geloof te praten? Heel vaak maakt God Zich op die manier bekend. Gods leiding in ons leven loopt ook via onze ouders! We moeten ons bewust zijn van de nauwe relatie met onze ouders. Onze opvoeding vormt ons te allen tijde. En sommige mensen worstelen een leven lang om los te komen van hun ouders. In deze intro van de preek moet het gewicht van de positie van ouders open komen te liggen.
In het middengedeelte van de preek kan puntsgewijs dieper op de relatie ouder-kind worden ingegaan:
-
Hoe kijk je tegen je ouders/ouderen aan? De catechismus stelt dat God over jou regeert door je ouders. Bijbels gezien betekent je ouders eren: je ouders het gewicht geven. De belangrijkste taak van ouders is het doorgeven van Gods daden. Hier kunnen de vraag-en-antwoordgesprekken uit het Oude Testament als voorbeeld worden ingebracht, via bijbelgedeelten als Deuteronomium 6:6-12 en Psalm 78:1-11.
Ouders gehoorzamen is een oefening in het gehoorzamen van God. Het belang van de wijsheid van ouderen, zoals naar voren komt in Spreuken, krijgt een plek. Hier komt het punt van gezag aan de orde. Dat gaat ook tegen je eigen natuur in. De weg van Jezus gaan, betekent ook lijden en dus geduld hebben met je ouders. In Lukas 2:51 staat uitdrukkelijk dat Jezus Zich voegt naar Zijn ouders. De trits van de catechismus: eer, liefde en trouw, moet hier als samenvatting worden gegeven.
-
Hoe kijk je als ouders tegen je taak aan? Ouders vertegenwoordigen God. Hier kan het negatieve voorbeeld van Eli een plek krijgen. Het belangrijkste is het doorgeven van Gods grote daden. Bijbelgedeelten als Psalm 78 en ook Efeze 6:4 kunnen hier worden uitgediept. Ouders mogen geen toorn opwekken bij hun kinderen. Job kan hier als voorbeeld worden gebruikt.
-
Het eren van je ouders in verschillende levensfases. De prediker kan aandacht besteden aan de spanning tussen sturen en loslaten bij een kind, puber en jongere. Als volwassene neem je het advies van je ouders serieus. Ook dan blijft het wegen van het advies van ouders belangrijk. Als je ouders oud worden, krijg je een heel andere, verzorgende rol. De vragen omtrent de (mantel)zorg voor ouderen worden eerder meer dan minder.
-
Waar liggen de grenzen in de positie van ouders en kinderen? Er kan een viertal grenzen worden aangegeven, waarbinnen een en ander zich afspeelt. Zo vertegenwoordigt de ouder God, maar is niet gelijk aan God. De ouder is beperkt; de ouder is ook zondaar. De ouder heeft daarnaast een plek ten opzichte van het kind, maar het kind heeft ook een eigen verantwoordelijkheid. Het kind dient de ouder ook gewicht te geven, maar dat is wel afgeleid van het gezag van God. Het dient duidelijk te zijn dat een ouder tegen Gods wil in kan handelen, en dat is niet zomaar goed te praten. Dit gebod kan geen reden zijn om misbruik niet aan te pakken. Het kind ten slotte dient wel rekening te houden en geduld te hebben met eigenaardigheden van de ouder.
-
Wat werkt het uit als ouders en kinderen zo met elkaar omgaan? Hier wordt de belofte die bij het gebod hoort, een plek gegeven. Het doen van dit gebod is tot heil van iedereen. Gezag dat vanuit God komt en goed functioneert is heilzaam – voor een gezin, voor een familie en voor een samenleving. Gods grote daden vertellen aan het volgende geslacht is belangrijk voor de eeuwige toekomst. Dit is de diepere betekenis van dit gebod.
Ter afsluiting van de preek kan gewezen worden op het geloofsgesprek in het gezin. Dat fungeert als thermometer bij dit gebod: de mate waarin het geloofsgesprek plaatsvindt, zegt veel over de mate waarin men zich aan dit gebod houdt.
Met het oog op de tieners
‘Hoe kijk je tegen je ouders aan? Wat hebben zij te maken met God die je leven leidt? Neem een driehoek in gedachten (of teken er een op papier). Bovenaan staat God. Bij de ene hoek staan je ouders en bij de ander hoek sta jij. Jouw ouders hebben een relatie met God en jij ook. Maar jullie staan ook in verbinding met elkaar. Jouw ouders hebben jou van God gekregen, maar jij hebt hen ook van God gekregen. Zo mag je elkaar zien op de plek die God je gegeven heeft. Zo mag je ook naar elkaar toe iets van God laten zien. Als je klein bent, zorgen jouw ouders voor je, maar als je ouder wordt mag jij op jouw beurt voor je ouders zorgen. Dit kan alleen goed gaan als er geen breuken in de driehoek zitten.’ (Zie voor mogelijke breuken bij ‘Pastorale aanwijzingen’.)
Met het oog op de kinderen
‘Wie horen er allemaal bij jullie gezin? Papa, mama, broertje(s), zusje(s). Dat is niet toevallig. Je hebt ze niet zelf gekozen, maar God heeft ervoor gezorgd dat jullie bij elkaar horen. Natuurlijk moeten je ouders goed voor jou zorgen, maar het allerbelangrijkst is dat ze jou over God mogen vertellen.’ Bij dit thema sluit het prentenboek Ik beloof het je van Max Lucado (Amsterdam, 2013) mooi aan. U kunt er een stukje uit voorlezen en de prenten eventueel via een beamer laten zien.
Pastorale aanwijzingen
Er moet een duidelijke grens getrokken worden bij kindermisbruik. Juist vanwege de kwetsbare positie van kinderen moet duidelijk zijn dat het gebod van God misbruik van kinderen nooit kan verdedigen of bedekken.
De plek van het gezin in de samenleving is de laatste decennia veranderd. Er zijn meer scheidingen met alle gevolgen van dien (eenoudergezinnen, stiefouders, ruzies tussen ouders).
De woorden ‘ouders en kinderen’ kunnen allerlei pastorale zaken naar voren brengen: over kinderen die andere wegen gaan dan de ouders hadden gehoopt, over ouders of kinderen die zijn overleden, of over kinderloosheid.
Met het oog op de tieners
Er kunnen veel breuken in de relaties God-ouder-kind zitten (zie bij ‘Homiletische aanwijzingen’). Als ouders niet eerlijk tegenover God staan, werkt dat uit op de tieners. Maar ook als de tiener zelf geen goede relatie met God heeft, kan hij zijn ouders niet op waarde schatten. ‘Hoe moeilijk het soms ook kan zijn, het begint ermee hoe jij zelf tegenover God staat. Pas dan kun je het goede van je ouders zien, en ook hun tekortkomingen.’
Met het oog op de kinderen
Er kunnen kinderen zijn die geen ouder(s) meer hebben. Er kunnen kinderen zijn die heel veel moeite met hun ouders hebben. Soms kunnen ouders dingen doen die God helemaal niet goedvindt. Laat een gedachtewolk zien en vertel erbij: ‘Misschien zijn er nu dingen in jouw gedachten waar je ouders verdrietig van worden. Of dingen waar papa of mama jou heel veel verdriet of pijn mee heeft gedaan. Die dingen zitten in jouw gedachten, maar daar kan niemand ze zien. Of toch wel? Ja, God weet ervan. Alle dingen die niemand weet, mag je aan Hem vertellen.’ Laat vervolgens een praatwolk zien en vertel erbij: ‘Als je de dingen uit je gedachtewolk tegen God hebt gezegd, is het heel goed om ze ook aan iemand anders te vertellen. Laat ze in de praatwolk komen. Ga het vertellen! Misschien aan je ouders zelf, of aan de juf of meester, een vriend, je oma, of wie dan ook. Laat de foute dingen niet in je gedachten blijven, maar spreek ze uit! Dat helpt om weer goed met elkaar als gezin te leven zoals God jullie aan elkaar gegeven heeft.’
Liturgische aanwijzingen
-
Psalm 7 (OB); 45:8 (OB); 71:13 (OB); 78:1, 2, 3 (NB); 79:5 (NB); 105:5 (OB).
-
Liedboek voor de Kerken Gezang 320:2.
-
Opwekking lied 185.
Helpende vormen
-
Gemeenteleden kunnen (tijdens de preek) iets vertellen over de geloofsopvoeding in hun gezin. Hoe gaat dat? Welke momenten zijn er, welke hulpmiddelen worden gebruikt?
-
Laat ouders en kinderen het geloofsgesprek in het gezin een cijfer geven.
-
De samen-geloven–app van de EO kan worden gepromoot.
-
Er kunnen in de gemeente gesprekken tussen generaties worden georganiseerd. Het gesprek tussen de verschillende generaties is belangrijk. Dit geldt voor het geheel van de samenleving, maar zeker ook binnen de christelijke gemeente. Het is mooi als tieners en jongeren in contact komen met de generaties van de opa’s en oma’s. Met deze generatie hebben ze vaak een klik.
Met het oog op de tieners
Tieners noteren de goede en minder goede kanten van de opvoeding die hun ouders hun geven. Laat ze hun ouders een rapportcijfer geven, maar laat de tieners ook zichzelf een rapportcijfer geven voor hoe ze zich als tiener tegenover hun ouders gedragen.
Met het oog op de kinderen
Kinderen maken een complimentenkaart voor hun ouders, met daarbij specifieke aandacht voor geloofsaspecten.
Literatuur
-
H.G. Abma, Tien woorden ethiek. Reformatiereeks, Kampen, z.j., p. 107-117.
-
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 344-352 (Zondag 39). (KV)
-
Maarten den Dulk, Vijf kansen. Een theologie die begint bij Mozes. Zoetermeer, 1998, p. 92-94.
-
W. ter Horst, Wijs me de weg. Mogelijkheden voor een christelijke opvoeding in een post-christelijke samenleving. Kampen, 1995.
-
C.J. Labuschagne, Deuteronomium deel 1B. Nijkerk, 1987, p. 46-48.
-
Arjan Markus, Heel het leven. 10 regels voor discipelschap. Zoetermeer, 2012, p. 56-64.
-
Albert K. Ploeger, Lessen over God. Leren geloven door ervaren, voor kinderen, jongeren en ouders. Kampen, 1997.
-
Maria Vrijmoeth-de Jong, Ina Karssen-Engelsman, Cary Lenstra-Vrijmoeth, Opgroeien en openbloeien. Over opvoeden tot gelovig mens-zijn. Kampen, 2000.