13.3. Wat de Heilige Geest zegt
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 21: Wat is een oprecht geloof?
Antwoord 21: Een oprecht geloof is niet alleen een stellig weten of kennen waardoor ik alles voor waar houd wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en gelukzaligheid door God geschonken zijn, uit louter genade, alleen omwille van Christus’ verdienste.
Vraag 22: Wat is dan voor een christen nodig te geloven?
Antwoord 22: Alles wat ons in het Evangelie beloofd wordt, dat is wat de artikelen van ons algemeen en onbetwijfeld christelijk geloof ons in een hoofdsom leren.
Vragen 21 en 22 worden ook besproken in schets 3.2.
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Artikel 3: De Heilige Schrift
Wij belijden dat ‘dit Woord van God niet is gezonden noch voortgebracht door de wil van mensen, maar de heilige mannen Gods hebben gesproken, gedreven door de Heilige Geest,’ zoals de heilige Petrus zegt (2 Petr. 1:21). Daarna heeft God door een bijzondere zorg voor ons en onze zaligheid, zijn dienaren, de profeten en apostelen, geboden Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen, en zelfs heeft Hij met Zijn vinger de twee tafelen van de Wet geschreven. Hierom noemen wij zulke geschriften de heilige en goddelijke Schriften.
Artikel 5: Het gezag van de Heilige Schrift
Wij ontvangen al deze boeken alleen als heilig en canoniek om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En wij geloven zonder enige twijfel alles wat zij bevatten. En dit niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als zodanig erkent, maar vooral omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat ze van God zijn, terwijl zij ook het bewijs daarvan in zichzelf hebben, aangezien zelfs blinden kunnen tasten dat de dingen die daarin voorzegd zijn, gebeuren.
Artikel 7: De volkomenheid van de Heilige Schrift
Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil Gods volkomen bevat. En dat alles wat de mens dient te geloven om zalig te worden daarin voldoende onderwezen wordt. Want omdat de gehele wijze van de dienst die God van ons vraagt daarin uitvoerig is beschreven, is het de mensen, zelfs al waren het apostelen, niet geoorloofd anders te leren, dan ons nu geleerd is door de Heilige Schriften. ‘Ja, al ware het ook een engel uit de hemel,’ zoals de apostel Paulus zegt (Gal. 1:8). Want omdat het verboden is ‘aan het Woord van God iets toe- of iets af te doen’ (Deut. 4:2; 12:32), blijkt voldoende dat haar leer zeer volmaakt is en in alle opzichten volkomen.
Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig zij ook geweest zijn, gelijk stellen met de goddelijke geschriften, noch de gewoonte met de waarheid van God (want de waarheid gaat boven alles), noch het grote aantal, noch de oudheid, noch de concilies, decreten of besluiten. Want ‘alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf’ (Psalm 62:10). Daarom verwerpen wij van ganser harte alles wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt, zoals de apostelen ons geleerd hebben: ‘Beproeft de geesten of zij uit God zijn’ (1 Joh.4:1). Evenzo: ‘Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis’ (2 Joh.10).
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Een groot werk dat bijzonder aan de Heilige Geest wordt toegeschreven, is de openbaring van God door het Woord. Het is de Heilige Geest die mensen heeft gedreven om Gods boodschap door te geven en dezelfde Geest heeft hen ertoe geleid om deze woorden van God op schrift te stellen. Dit heeft alles te maken met onze enige troost in leven en sterven. Zonder het geopenbaarde Woord, vastgelegd in de Schrift, tasten we in het duister over de weg tot behoud. Het is eveneens de Geest die zorgt dat het Woord geloof vindt in ons hart en dat het ons leven stempelt.
De leefwereld van de hoorder
Veel mensen zijn tegenwoordig min of meer op de hoogte van de historisch-kritische benadering van de Bijbel die sinds de Verlichting opgeld doet. Ze weten dat er in brede kring allerlei kritische vragen worden gesteld bij de betrouwbaarheid van de Schrift en bij het realiteitskarakter van de wonderen die in de Bijbel worden verhaald. Bestsellers als de boeken van Dan Brown (bijvoorbeeld De Da Vinci Code) veroorzaken verwarring door de suggestie dat het Nieuwe Testament grotendeels op vervalsingen zou berusten. Gemeenteleden kunnen met de vraag zitten hoe het kan dat er naast het christendom vele andere religies zijn met hun eigen heilige boeken. Ze hebben misschien niet direct een antwoord op de vraag hoe we kunnen weten dat uitgerekend de Bijbel uniek en betrouwbaar is. Verder leven er vragen over de uitleg en toepassing van de Bijbel in onze tijd, bijvoorbeeld als het gaat om ethische kwesties zoals homoseksualiteit of over geweld in het Oude Testament.
Met het oog op de tieners
Tieners komen erachter dat er heel verschillend over de Bijbel wordt gedacht. Ze horen van leeftijdsgenoten dat je niet alles moet geloven wat er in de Bijbel staat, of ze merken een kritische houding bij docenten op school. Ze komen met vragen te zitten wanneer andere kinderen in de klas moslim zijn of zeggen nergens in te geloven. Ze zien steeds vaker dat er in de media, de literatuur en het leven van elke dag geen rekening wordt gehouden met wat de Bijbel zegt. Sommigen zullen zich afvragen of God de wereld echt in zes dagen geschapen heeft en of Jona echt in de grote vis heeft gezeten, enzovoorts. Gezag is trouwens op zich al niet zo’n hip woord in deze tijd. Het gezag van de Bijbel roept ook daarom vragen op, waar we niet omheen kunnen. Regelmatig zeggen jongeren ook: ‘De Bijbel, daarin staan toch verhalen die door mensen zijn geschreven?’ De Bijbel is voor hen niet automatisch gezaghebbend. De keuzes die ze maken zijn veelal gebaseerd op wat ze ervaren van God of van de Heilige Geest. De stap naar de toetsing daarvan aan het Woord van God is zeker niet vanzelfsprekend. Ook de ontlezing is een gegeven dat we serieus moeten nemen. Bijbellezen is voor veel tieners lastig; vaak geven ze aan dat ze de in de kerk gebruikte vertalingen moeilijk vinden.
Uiteraard is van groot belang te beseffen op welke scholen de jongeren van uw gemeente zitten. Op reformatorische scholen spelen andere vragen dan op andere (christelijke) scholen.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen is de Bijbel het boek van mooie en spannende verhalen. In het gezin en op school merken ze dat de Bijbel niet zomaar een boek is, maar heel bijzonder, het boek van God. Op deze manier krijgen ze al jong een zekere eerbied voor de Bijbel mee. Het is wel de vraag of het voorlezen uit de Bijbel of kinderbijbel niet op de tocht staat en of de bijbelkennis bij de kinderen daardoor niet afneemt. Oudere kinderen kunnen bijvoorbeeld op school ook al in aanraking komen met allerlei kritiek op de Bijbel.
Uitleg
De catechismus zegt in antwoord 21 dat een christen die het ware geloof beoefent alles voor waarachtig houdt wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Op het eerste gezicht zou men hierin een opvatting kunnen zien die alles in de Bijbel, van kaft tot kaft, op gelijk niveau plaatst. Of het nu gaat om een kerntekst als Johannes 3:16 of om de beschrijving van een antiek-oosters wereldbeeld waarin de zon om de aarde draait: alles is eenvoudig waar omdat het in de Bijbel staat. Wanneer we echter verder lezen, blijkt er een toespitsing plaats te vinden op ‘het Evangelie’. De boodschap van de Bijbel betreft het grote geschenk van vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid om Christus’ wil. Het gaat om al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, zoals samengevat in de Twaalf Artikelen van het geloof (v/a 22 en 23). Kennelijk maakt de catechismus zich geen zorgen over het functioneren van het gezag van de Schrift in ons leven wanneer we Gods beloften maar gelovig omhelzen. Er is vanwege de spontane erkenning van dit heilzame gezag geen behoefte aan een uitgewerkte inspiratietheorie.
Overigens niets ten nadele van een inspiratietheorie, mits deze het geheimenis van de Schrift respecteert. Vergelijk de wijze waarop K. Dijk (1885-1968) dit verwoordt: ‘Dit alles brengt ons tot het geheimenis der Schrift. Met opzet gebruiken we hier het woord geheimenis of mysterie, want wanneer het mysterie het levenselement van de dogmatiek is, geldt dit niet alleen voor (om het naar de oude nomenclatuur uit te drukken) de locus de decretis, de leer der besluiten Gods, maar ook voor de leer van de Heilige Schrift, van welk boek wij belijden, dat het Woord Gods is. Hier staan wij terstond voor één van die overweldigende verborgenheden, die ons telkens in de dogmatiek tot aanbidding moet stemmen. Het is het mysterie van de samenwerking, de ontmoeting, de vereniging zelfs van het goddelijke en het menselijke, van wat van boven en wat van beneden is. Dat mysterie verbijstert ons bijna (…). Menselijke taal is voertuig van goddelijke gedachten. Menselijk schrift brengt Gods openbaring tot ons. De goddelijke factor bedient zich van de menselijke factor. De Schrift is niet uit de hemel gevallen, maar hier op aarde geschreven en tot stand gekomen, en toch is zij ten volle het Woord Gods. Dit kan niet anders dan een zaak van geloof zijn, want wie kan de goddelijkheid der Schrift wetenschappelijk bewijzen, en dit geloof is een werk van Gods Geest, Die met onze geest getuigt, dat de Schrift door God is ingegeven en Zijn Woord is’ (Korte Dogmatiek. Kampen, z.j., p. 94).
Guido de Brès heeft in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wel een aantal artikelen aan de visie op de Schrift gewijd. Kennelijk heeft hij op het dubbele front tegenover Rome en de dopersen de specifieke behoefte gevoeld om de gereformeerde identiteit stevig te verankeren in een uitgewerkt betoog over de unieke status van de Heilige Schrift. Ook hier (met name in de artikelen 3, 5 en 7) blijkt dat het bij de omgang met de Bijbel allereerst gaat om de boodschap die de Schrift verkondigt (de kerugmatische scopus). Weliswaar staat er in artikel 5 dat we ‘zonder enige twijfel geloven alles wat zij bevatten’ (namelijk de 66 canonieke boeken van de Schrift). Maar daarbij moet worden bedacht dat, zoals artikel 3 zegt, ‘God door een bijzondere zorg voor ons en onze zaligheid, Zijn dienaren, de profeten en apostelen, geboden [heeft] Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen’. Daar is het dus om begonnen: om de zaak van het Evangelie, niet om een bepaald wereldbeeld of om neutrale kosmologische of historische informatie. Het gaat niet om feitjes en weetjes, maar om het heil van God dat ons in de Bijbel aangezegd en verkondigd wordt. J. Koopmans formuleert het als volgt: ‘Het doel is dat wij in dit leven God zullen eren en tot de zaligheid zullen komen. Dát staat in de Bijbel, en iets anders moeten wij er niet zoeken. Wij zullen in de Bijbel geen geologie aantreffen; we zullen er een volkomen verouderd wereldbeeld vinden; de geschiedschrijving van de Bijbel is naar modern-wetenschappelijke maatstaven niet beter en niet slechter dan die van Herodotus of Livius.’ (J. Koopmans, De Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Amsterdam, 1939, p. 26-27. Herodotus en Livius zijn antieke geschiedschrijvers die het in hun tijd goed deden, maar vanzelfsprekend niet in de schoenen kunnen staan van hedendaagse historici. Zie hierover verder W. Verboom, Kostbaar belijden, p. 91-115.) Of in de woorden van G. van den Brink en C. van der Kooi: ‘Het gezag van de Bijbel hangt dus samen met het heilskarakter van zijn inhoud ofwel, dat gezag is soteriologisch bepaald’ (CD, p. 511).
Hiermee hangt samen dat de zekerheid dat de Bijbel betrouwbaar is voor het geloof, direct verbonden is met de betrouwbaarheid van het Evangelie van Christus. De Geest leert ons van harte amen te zeggen op het Evangelie en zo het hele Woord van God te omhelzen. We spreken hier van ‘het inwendig getuigenis van de Heilige Geest’ (testimonium Spiritus sancti internum). Of in de woorden van artikel 5 NGB: ‘omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat ze van God zijn.’ ‘De Geest zorgt ervoor dat je door de inhoud van het Evangelie ervan overtuigd raakt dat God Zelf in de Bijbel tot je spreekt’ (H. van den Belt, in Schuurpapier, p. 35).
Relevantie van het thema
In de tijd waarin de catechismus is opgesteld, was het gezag van de Bijbel als Woord van God in de kerk en de christelijke cultuur niet of nauwelijks omstreden. Er werd wel verschillend gedacht over de aard van het Schriftgezag (bijvoorbeeld de verhouding tussen Bijbel en traditie, of tussen Woord en Geest), maar geen serieus theoloog twijfelde eraan dat Gods openbaring op betrouwbare wijze was neergelegd in de Schrift. De opstellers van de catechismus vonden het dan ook niet nodig een aparte Zondag te wijden aan (het gezag van) de Schrift.
Staat de gemeente vandaag aan dezelfde frontlijnen? Dat is maar zeer ten dele het geval. In een geseculariseerde samenleving die bovendien multireligieus is, staat zij voor de vraag hoe ze het unieke gezag van de Bijbel als Woord van God kan funderen en uitdragen. Drie zaken zijn hier van beslissende betekenis.
In de eerste plaats dat de Bijbel gelezen wordt zoals deze zichzelf aandient, namelijk als Evangelie. Denk aan een woord als Johannes 20:31: ‘(…) maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u door te geloven het leven zult hebben in Zijn Naam.’ Waar de Bijbel als Gods liefdesbrief aan een verloren mensheid wordt ontvangen, is er diepe verwondering over Gods onuitsprekelijke gave. Het is goed hierbij het werkwoord ‘ontvangen’, waarmee artikel 5 NGB inzet, te onderstrepen. Dit wijst op de rechte grondhouding van de bijbellezer en dit zet de toon voor de omgang met de Schrift. ‘Een canon is zoiets als een omhelzing: in de begrenzing ligt een gebaar van innigheid. In het belijden antwoordt de gemeente dankbaar op de omhelzing die haar overkomt, die zij “ontvangt”’ (R. Reeling Brouwer, collegedictaat symboliek, niet gepubliceerd).
Door dit zicht op de scopus van de Schrift kan de gemeente vervolgens onbevangen en ontspannen omgaan met de vele vragen waarvoor het verstaan en de vertolking van de Schrift ons stelt. Het is én voor studerende jongeren binnen de gemeente én voor belangstellende buitenstaanders heel belangrijk om duidelijk te maken dat gelovig buigen voor de Schrift niet inhoudt dat achterhaalde cultuurpatronen en wereldbeelden moeten worden overgenomen. Vanuit ‘de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben’ valt er op openhartige en ruimhartige wijze te praten over vele blijvende vragen. Daarbij leren we biddend te onderscheiden wat wezenlijk is en waar het op aankomt (Filp. 1:10).
Last but not least is het van doorslaggevend belang de samenhang en samengang van Woord en Geest te blijven accentueren. De Geest heeft de Schriften doorademd en de Schriften ademen de Geest. Dat is de rijkdom van de theopneustie (2 Tim. 3:16). Dat wil voor de gemeente zeggen dat het Woord een betrouwbaar kompas blijft bij de voortgang van de tijd, wanneer zij maar in afhankelijkheid van de Geest en in openheid voor haar eigen culturele situatie dit kompas afleest. De Bijbel is geen boek van gestolde waarheden die krampachtig moeten worden bewaakt in wisselende tijden. De Geest gaat met het Woord een weg door de tijd en schenkt de missionaire gemeente telkens verrassend nieuwe inzichten. Het blijkt steeds opnieuw dat het Woord berekend is op alle tijden, juist omdat de Geest het Woord creatief op nieuwe situaties weet te betrekken.
Met het oog op de tieners
Juist omdat tieners, misschien nog meer dan hun ouders, aanlopen tegen de vele kritische vragen over de betrouwbaarheid van de Bijbel, is het van groot belang met goede argumenten de betrouwbaarheid van de Bijbel te onderstrepen. (Zie bijvoorbeeld G.A. en E.K Boyd, Brieven van een scepticus, Barneveld, 2001, p. 122-125.)
Veel gegevens in de Bijbel worden gebruikt om aan te tonen dat de Bijbel onbetrouwbaar zou zijn. Van groot belang is daarom ook jongeren duidelijk te maken waar we het over hebben als we spreken over het gezag van de Schrift en hun te laten zien dat in de eerste plaats Christus het geopenbaarde levende Woord van God is. Dat het om Hem draait in de Schrift en dat de Bijbel de belangrijkste bron is als we meer van Hem willen weten. Dat bevrijdt van kramp in het omgaan met een thema als Schriftgezag en in het omgaan met wat als ‘fouten’ aangemerkt wordt. Daarbij vraagt elke tijd een nieuwe doordenking van de fundamentele vragen van het christelijk geloof, zo ook die met betrekking tot het gezag van de Schrift. Goede antwoorden daarop zijn (ook) voor tieners onmisbaar. Als we dit niet onder ogen zien, is te vrezen dat veel van onze jongeren geestelijk de weg kwijtraken.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen ligt de relevantie van het thema vooral hierin dat zij van jongs af aan beseffen dat de Bijbel het boek is dat hun vertelt wie de Here God is en hoeveel Hij ook van hen houdt.
Relevante bijbelgedeelten
Het is goed in de preek de kernteksten 2 Timotheüs 3:16-17 en 2 Petrus 1:20-21 te laten horen. Daarnaast is Johannes 20:31 met het oog op de scopus van de Schrift van belang. Uit het Oude Testament is te denken aan gedeelten uit Psalm 119 en Psalm 19:9-12. Denk ook aan de uiterst respectvolle wijze waarmee Jezus met de Schrift omgaat, bijvoorbeeld in de Bergrede (Mat. 5-7).
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
De gemeente is zich er na afloop van de preek opnieuw van bewust wat een groot geschenk haar in de Schriften is gegeven. Zij is dankbaar met het betrouwbare Woord dat de weg van het heil wijst en daarin onderwijst. Ze heeft daarbij zicht op de vele vragen die zich rond gezag en uitleg van de Bijbel voordoen, en geeft zich er rekenschap van dat zij op deze vragen geen definitieve antwoorden kan geven. Vanuit HC en NGB is de gemeente bepaald bij de grondhouding van dankbaar ontvangen van de Schriften, waardoor zij door genoemde vragen niet in verwarring raakt of haar houvast verliest, maar er ontspannen mee kan omgaan. Deze ontspannen houding verschilt van een fundamentalistische benadering zoals die niet alleen in sommige christelijke kringen, maar bijvoorbeeld ook dikwijls in de islam wordt aangetroffen.
Excurs |
In zijn boek Kijk op geloof schrijft H. Veldhuis over het verschil tussen de Bijbel als boek en de Koran: ‘Christenen en moslims geloven in één God, kennen beiden een heilig boek en beiden vinden ze Jezus heel belangrijk. Je zou denken dat ze op hoofdpunten hetzelfde geloof hebben. Maar alleen al hun visies op Bijbel en Koran verschillen hemelsbreed van elkaar. Moslims zien de Koran als tijdloze en onfeilbare openbaring van Allah. Hij is in een kort tijdsbestek als één volmaakt geheel ontvangen door de profeet Mohammed, en is daarna foutloos opgeschreven. Voor bijna alle gelovige moslims heeft de Koran letterlijk gezag van “kaft tot kaft”, zonder ruimte voor nieuwe inzichten in nieuwe tijden. Het geloof in de tijdloze volmaaktheid van de Koran houdt in dat, behalve praktische toepassingen aan de nieuwe tijd geen inhoudelijke vertaling of bijstelling is toegestaan. Binnen de Koran is er geen voortgaande ontwikkeling van de openbaring, zoals er wel is in de Bijbel; na de Koran kan die er voor de islam ook niet meer zijn’ (H. Veldhuis, Kijk op geloof. Christelijk geloof uitgelegd. Zoetermeer, 2009, p. 279 vv.). |
Homiletische aanwijzingen
In de preek komt aan de orde dat de Heilige Geest een sprekende Geest is, en wel altijd in nauwe samenhang met het gegeven Woord. Zo wijst de Geest ons de weg tot het heil in Christus en tot het leven vanuit het heil.
Aan de hand van enkele zinsneden uit de betreffende artikelen van de NGB wordt uiteengezet hoe de Geest betrokken is geweest bij het geschieden van Gods openbaring en de schriftelijke vastlegging daarvan. De achtergrond van deze activiteit is Gods zorg voor ons behoud. Dat kleurt de inhoud van het geopenbaarde Woord.
De gemeente leert zo met geestelijke ogen te kijken naar de Bijbel op de kansel en in de kerkbank. Laat in de preek iets van de dankbare verwondering doorklinken over de nabijheid van God in het Woord en de trouwe zorg van de Geest om ons een goede gids tot het eeuwige leven in handen te geven.
Een preek over de betekenis van de Bijbel zou kunnen beginnen met de vraag of de trouwbijbel of het bijbeltje dat veel kerkgangers ooit hebben gekregen bij het verlaten van zondagsschool of bassischool, inmiddels gedevalueerd is of juist in waarde gestegen. Gedevalueerd, want bijna stuk gelezen? Maar juist dan is hij ongetwijfeld sterk in waarde gestegen, omdat men er door de jaren heen telkens weer kracht, onderwijs, troost en leiding in heeft gevonden. Vervolgens kan de voorganger nader ingaan op wat nu de werkelijke waarde van de Bijbel is en hoe deze in het leven van het geloof steeds meer waarde voor ons krijgt.
Dan kan ingegaan worden op de redenen waarom de Bijbel voor mensen in waarde heeft ingeboet of zelfs nooit echt van waarde is geworden. Misschien hebben ze de Bijbel wel vanuit een verkeerde invalshoek ter hand genomen, bijvoorbeeld als geologie- of geschiedenisboek. Ze zijn in de Bijbel teleurgesteld omdat ze de Bijbel niet voor zichzelf hebben laten spreken en in zijn eigen waarde hebben gelaten, namelijk als liefdesbrief van God, als het kleed waarin Christus tot ons komt, als het appèl dat de Heilige Geest door de woorden van dit Boek op ons hart doet. Of men in de preek de punten aan de orde wil stellen die genoemd zijn in de beschrijving van de leefwereld van de hoorder (de historisch-kritische benadering van de Bijbel, en de daar genoemde ethische kwesties), laten we over aan het inzicht van de prediker.
Een andere mogelijkheid is om vanuit het boek Handelingen weer te geven hoe mensen die voor het eerst het Evangelie hoorden, met het Woord omgingen. Denk hierbij aan Handelingen 13:48: ‘Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord van de Heere’, en Handelingen 17:11: ‘(…) want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren.’ Laat deze houding een spiegelfunctie voor de gemeente vervullen, maar ook als een stimulans naar voren komen. De voorganger kan van hieruit ingaan op de redenen waarom het Woord zo veel geconcentreerde aandacht vraagt en zo veel vreugde verschaft. Vervolgens is het goed om in te gaan op wat de achtergronden kunnen zijn van het ontbreken van deze eerbied voor en blijdschap om het Woord.
Met het oog op de tieners
U zou in de preek iets kunnen vertellen over een ‘bijbelleesplan’ en/of enkele dagboeken voor jongeren kunnen laten zien, om zo het persoonlijk bijbellezen te stimuleren. Denk daarbij ook aan de verschillende jongerenbijbels. (Zie verder bij ‘Helpende vormen’.)
Het volgende voorbeeld kan tieners (en ouderen) wellicht helpen bij hun persoonlijk bijbellezen: ‘De Bijbel is als een veld vol margrieten. Van zo’n veld kun je nauwelijks genieten door er met hoge snelheid langs te rijden (te druk om in de Bijbel te lezen…). Je moet er midden in gaan zitten. En om zo’n margriet echt te bewonderen, mag je er best eentje plukken (neem gerust af en toe een enkele tekst mee…). Zonder handboek over bloemen in het veld blijft er ook dan nog veel moois verborgen. Dus raadpleeg zo’n handboek voor de details (een goed dagboek helpt om de bijbeltekst nog meer te laten spreken). Als je alle blaadjes van een margriet afplukt, houd je uiteindelijk natuurlijk geen margriet meer over om van te genieten (de Bijbel is meer dan een verzameling losse teksten). Vergeet vooral ook niet om steeds weer het hele veld vol margrieten te bewonderen (laat steeds weer de context van de hele Bijbel meespreken).’
Voor een gemeente met relatief veel studenten is het van belang iets dieper op het thema Schriftgezag in te gaan. U kunt jongeren duidelijk maken dat de Bijbel niet uit de lucht is komen vallen, maar ontstaan is in een lange geschiedenis van jarenlange mondelinge overlevering, pas later schriftelijk is vastgelegd en ook diverse bewerkingen heeft ondergaan. U kunt er eerlijk over zijn dat er in dat proces ook weleens wat misging, want al waren de bijbelschrijvers geïnspireerd, dat wil nog niet zeggen dat ze geen fouten maakten en hun geheugen ineens perfect werkte. Ze schreven geen geschiedenis volgens onze regels van de eenentwintigste eeuw, waarbij alle details precies moeten kloppen; ze schreven om te laten zien wie God is.
Met het oog op de kinderen
Kinderen vinden het mooi om bijvoorbeeld bij het eten hardop uit de (kinder)bijbel te lezen. Zij kunnen gemakkelijk omgaan met iets wat ze niet begrijpen. In het gewone leven begrijpen ze ook nog heel veel niet. Op dit punt durven ze ‘kind te zijn’.
Het is van groot belang om in de preek ouders en kinderen te stimuleren om samen de Bijbel te lezen. (Zie ook bij
Pastorale aanwijzingen
Het is van pastoraal belang om ruimte te scheppen voor het stellen van vragen over het gezag van de Schrift. Daarom is er in de preek aandacht voor velerlei eigentijdse aanvechtingen, bijvoorbeeld rond de multireligieuze samenleving, geloof en wetenschap en ethische vragen. Benoem de dingen waar gemeenteleden moeite mee hebben eerlijk en geef als homilie aan dat u zelf ook lang niet altijd pasklare antwoorden hebt. Laat echter uitkomen dat deze vragen geen afbreuk doen aan de stralende zekerheid van het geloof, dankzij het amen dat de Geest in onze harten verwekt.
Met het oog op de tieners en kinderen
Wat hierboven gezegd is, geldt voor tieners wellicht nog sterker. Laat hun merken dat er alle ruimte is voor hun kritische vragen. Daar kan de Bijbel goed tegen. Laat merken dat het erom gaat samen te zoeken naar antwoorden voor deze tijd. Hetzelfde geldt ook voor de kinderen.
Liturgische aanwijzingen
Psalmen en gezangen die uiting geven aan dankbaarheid voor het Woord, zoals:
-
Psalm 1:1, 2 (OB en NB); 19:4, 5 (OB), 19:3, 4 (NB); 56:5 (OB), 56:3 (NB); 89:7 (OB); 119 (vele coupletten zijn toepasselijk); 138:2 (OB en NB).
-
Liedboek voor de kerken Gezang 1 (OTH 170); 7; 401:4 (OTH 143:4).
-
Op Toonhoogte lied 173; 179.
Helpende vormen
Waar een beamer in gebruik is, kunnen afbeeldingen van een Hebreeuwse boekrol en een Grieks manuscript worden geprojecteerd. Vervolgens beelden van hedendaagse vertalingen. Zo komt iets van Gods bijzondere zorg in het overdragen van het Woord door de eeuwen heen naar voren.
Met het oog op de tieners
Voer voorafgaand aan de preek met jongeren een gesprek over de Schrift of houd een kleine enquête over de vraag hoe ze in de praktijk met de Bijbel omgaan. Hebben ze een eigen bijbel, lezen ze daar zelf uit? Of misschien ook aan tafel, wanneer er in het gezin om beurten gelezen wordt? Nemen ze hun eigen bijbel mee naar de kerk? Doen ze dan actief mee met de Schriftlezing of wanneer er tijdens de preek op het tekstgedeelte ingegaan wordt? Hebben ze moeite met het begrijpen en toepassen van de Bijbel? Helpt de prediking hen hierbij, of andere momenten in het leven van de gemeente (bijvoorbeeld de jeugdvereniging)? Kom op de (geanonimiseerde!) data uit het gesprek of de enquête terug in de preek, zodat deze concreet wordt en dicht bij de jongeren komt.
U zou bij zo’n enquête de tieners ook de volgende stelling kunnen voorleggen met de vraag of ze het daar wel of niet mee eens zijn, met een motivering van hun antwoord: ‘Wie wil blijven geloven, moet elke dag voor zichzelf uit de Bijbel lezen.’
Of geef een opdracht met enkele keuzemogelijkheden: ‘Als de Bijbel iets zegt over een onderwerp, bijvoorbeeld geld of seksualiteit, zie ik dat als… (kies het antwoord waarin je je het meeste herkent):
-
doorslaggevend – ik probeer dat dus te gehoorzamen;
-
belangrijk – maar niet per se doorslaggevend;
-
een mening – ik kijk of ik er iets mee kan;
-
niet echt belangrijk – ik doe daar dus weinig of niks mee.’
Voor persoonlijk bijbellezen is door de hgjb de zogeheten solvat-methode ontwikkeld. s.o.l.v.a.t. staat voor de zes te volgen stappen:
-
Stap 1 – Stil worden: om alle stemmen om je heen eerst tot zwijgen te brengen;
-
Stap 2 – Ontvangen: om je open te stellen voor de zegen van God;
-
Stap 3 – Lezen: om goed te lezen wat er staat;
-
Stap 4 – Vragen stellen: om in gesprek te gaan met het bijbelgedeelte;
-
Stap 5 – Antwoorden: om in gesprek te gaan met God over het bijbelgedeelte;
-
Stap 6 – Toepassen: om het bijbelgedeelte concreet te maken voor je leven.
U zou de jongeren dit leesplan kunnen aanreiken via het kerkblad of op een A4’tje, onder verwijzing naar de site van de hgjb.
Met het oog op de kinderen
U zou in de week voorafgaande aan deze dienst aan enkele kinderen kunnen vragen of ze in deze leerdienst willen vertellen hoe zij uit hun eigen bijbel lezen en wat zij een heel mooi gedeelte vinden. Vervolgens mogen ze dat dan voorlezen in de dienst.
Literatuur
-
H. van den Belt, Betrouwbaar getuigenis. Het geestelijk gezag van de Bijbel. Heerenveen, 2010.
-
H. van den Belt, in B. van Vreeswijk en H. van Wijngaarden (red.), Schuurpapier. Om te ontdekken waar je staat in het geloof. Zoetermeer, 2012, p. 26-41.
-
Koert van Bekkum e.a., Gods Woord in mensentaal. Denken over het gezag van de Bijbel. Barneveld, 2003.
-
G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 483-516. (CD)
-
J. Hoek (red.), Sola Scriptura. De actualiteit van de gereformeerde visie op de Schrift. Heerenveen, 2008.
-
W. Verboom, Kostbaar belijden. De theologie van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zoetermeer, 1999, p. 91-115.