17.10. Gebedsverhoring
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 117: Wat behoort tot een gebed dat God aangenaam is en door Hem wordt verhoord?
Antwoord: (…) Ten derde, dat wij deze vaste grond hebben, dat God ons gebed, hoewel wij het niet waardig zijn, omwille van de Here Christus, zeker wil verhoren, zoals Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft.
Vraag 129: Wat betekent het woordje amen?
Antwoord: Amen wil zeggen: het zal waar en zeker zijn. Want het is veel zekerder dat God mijn gebed verhoort, dan dat ik in mijn hart voel dat ik dit van Hem verlang.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Wie biddend onderweg is, zal door een gebedsverhoring bemoedigd worden. Het besef dat God echt luistert naar je gebeden en erop reageert, stimuleert enorm om je levensweg met God te vervolgen. Het uitblijven van gebedsverhoring kan daarentegen demotiverend werken. Je geloof in God die gebeden hoort, wordt op de proef gesteld. Je kunt teleurgesteld raken in God. Het ‘biddend onderweg zijn’ komt onder druk te staan. Het thema van deze schets raakt aan het thema dat in 7.4 aan de orde wordt gesteld: ‘Bidden helpt… of niet?’ Omdat gepoogd is in deze schets herhalingen te voorkomen, dient deze schets in samenhang met de vorige schets (17.9) gelezen te worden.
De leefwereld van de hoorder
Het geloof in een levende God die onze gebeden hoort, daarop reageert en ook daadwerkelijk ingrijpt in deze wereld, staat onder druk. Ook bij een gemiddelde kerkganger. Waar in de chaos om mij heen zie ik de hand van God? Waar hebben wij God nog voor nodig? In een wereld zonder antibiotica bid je als je koorts hebt tot God om genezing. Wij leven echter in een wereld waarin we in veel dingen onze eigen boontjes menen te kunnen doppen. Tegelijk valt het niemand moeilijk om situaties te bedenken waarin we God wél nodig hebben, omdat we er zelf niet uitkomen. Veel hoorders zullen de vraag of ze geloven in God die gebeden verhoort, bevestigend beantwoorden. Velen zullen tegelijkertijd verlegenheid ervaren als ze daar concreet op worden bevraagd. Een deel zal ook teleurstelling uitspreken: ‘Ik bid al zo lang voor mijn dochter die niets meer met het geloof en de kerk te maken wil hebben, maar ik zie nog steeds geen verandering.’
Met het oog op de tieners
Tieners verwoorden soms veel eerlijker en duidelijker datgene waar de ouderen ook mee worstelen. ‘Verhoort God echt gebeden? Hoe dan? Vertel eens! Ik heb er nog nooit iets van gemerkt.’
Met het oog op de kinderen
Kinderen hebben vaak een groot vertrouwen in God. ‘Hij kan toch alles?!’ Ze kunnen ook heel volhardend bidden. ‘Mama, we hebben nog niet gebeden voor…’ Dit neemt niet weg dat ook kinderen teleurgesteld kunnen raken op het moment dat God hun na volhardend en gelovig gebed toch niet geeft waar ze om vragen. Dan kan het gaan om een verjaardagscadeau, maar bijvoorbeeld ook om een zieke oma die ondanks gebed voor genezing toch overlijdt. Het geloof en vertrouwen in God kan dan een flinke knauw krijgen.
Uitleg
In Zondag 45 wordt een begin gemaakt met de behandeling van het gebed. Ook de vraag hoe te bidden komt aan de orde. In de derde gebedsregel in antwoord 117 wordt benadrukt dat God onze gebeden zeker wil verhoren. Als je bidt, bid dan in geloof, twijfel niet, want wie twijfelt lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt (Jak. 1:16). In twee bijzinnen wordt ons duidelijk gemaakt waar de zekerheid in gelegen is:
1. In Christus, onze Middelaar, die de huiveringwekkende troon der heerlijkheid voor ons verandert in een troon van genade (Calvijn). Het priesterlijke ambt van Christus bestaat daarin dat Hij tussenbeide kwam (verzoening van al onze zonden) en tussenbeide komt (zittende aan de rechterhand van de Vader heiligt Hij onze gebeden).
2. In de belofte van God: Hij heeft in Zijn Woord beloofd onze gebeden te verhoren. Deze belofte klinkt niet alleen in Mattheüs 7:7 (‘Bid, en u zal gegeven worden’), maar komt op zo veel plaatsen in de Heilige Schrift als een bemoedigende zekerheid tot ons. Luther schrijft in dit verband: ‘Dit kunt u Hem dus voorhouden en zeggen: Hier kom ik, lieve Vader, ik bid niet op grond van mijn eigen gedachte of mijn waardigheid, maar overeenkomstig Uw gebod en belofte, die niet falen of liegen kan.’
In antwoord 129 wordt allereerst iets gezegd over de betekenis van het woord ‘amen’. Amen wil zeggen: het is waar en zeker (origineel: Das soll war und gewisz sein). In bijvoorbeeld Jesaja 65:16 wordt gesproken over de God van het amen, de God van de waarheid (vgl. ook Op. 3:14). Jezus, onze Heere, heeft het woord ‘amen’ dikwijls in de mond genomen (‘voorwaar, voorwaar, Ik zeg u’) als een onderstreping van de waarheid, de betrouwbaarheid, de vastheid van Zijn woorden. De grondbetekenis vanuit het Hebreeuws is: waar, vast, stevig, zeker. In de eredienst in het Oude Testament functioneerde het als volgt. De priester ging voor in het gebed, in de lofprijzing; het volk stemde er nadrukkelijk mee in door hardop het ‘amen’ uit te spreken (vgl. bijv. 1 Kron. 16:36 en Neh. 8:7): wat hiervoor gezegd is (gebeden is), dat is de waarheid, dat staat zo vast als een huis. Zo mogen we dus onze gebeden (in de lijn van het Onze Vader) besluiten. We spreken ons vertrouwen uit in God. Is er een andere mogelijkheid, na de doxologie waarmee het Onze Vader besluit?
In antwoord 117 en 129 wordt niet expliciet ingegaan op het vraagstuk van de onverhoorde gebeden. Impliciet komt dit wel aan de orde, bijvoorbeeld in antwoord 44 (‘hevigste aanvechtingen’). In een themapreek over gebedsverhoring mag dit niet onbesproken blijven. Waarom verhoort God mijn gebed niet? Stel vragenderwijs een paar mogelijke antwoorden of redenen voor:
[OPSOMMING]
– Is het wel een goede vraag (vgl. Mark. 10:35-40)?
– Is de verhoring wel goed voor mij (Mat. 7:11)?
– Waarom vraag ik dit (Jak. 4:3)?
– Weet ik echt wat bidden is (vertrouwelijk met God omgaan, stil worden, je bewust worden van Zijn tegenwoordigheid, aanbidden, naar Hem luisteren, verlangen naar wat Hij van ons verlangt)?
– Hoe lang, hoe vaak, hoe intens, hoe vastberaden, hoe vurig bid ik (Jak. 4:2; Ps. 123:2)?
– Met hoeveel geloof en verwachting bid ik (Mark. 11:23-24; Jak. 1:6-7)?
– Zijn er zonden die ik niet beleden heb, zonden die ik niet wil opgeven (Jes. 59:2; 1 Joh. 3:21-22)?
– Hoe sta ik tegenover mijn naaste (Jes. 58:7-9)?
– Zijn er conflicten in mijn leven waar ik eerst nog wat mee moet (Mat. 5:23-24; 1 Petr. 3:7; Rom. 12:18)?
– Is het Gods tijd al? Veel geestelijke groei ontstaat immers door pijn, lijden, strijd, verwarring, teleurstelling heen. Misschien wil God ons geloof stalen, ons volharding leren? Hoeveel gebeden zullen niet verhoord worden omdat we het geduld niet konden opbrengen om te wachten?
– Is het Gods wil (Luk. 22:42)?
– God kan ons gebed toch ook verhoren op een heel andere manier dan wij denken (2 Kor. 12:7-9)?
– Weten we wat het is om te bidden naar Gods wil (1 Joh. 5:14-15)?
– Houden we voldoende rekening met een schepping die nu nog aan de vergankelijkheid onderworpen is (Rom. 8:22)?
[EINDE OPSOMMING]
Overigens krijgen we lang niet altijd antwoord op de vraag waarom God dit concrete gebed niet verhoort. Gods wegen met ons zijn soms ook ondoorgrondelijk. In de uitleg van de antwoorden 117 en 129 wordt benadrukt dat ons gevoel, onze ervaring, ons geloof in de verhoring niet doorslaggevend is voor de daadwerkelijke verhoring. Wij twijfelen vaak, wij durven feitelijk niet zo onbeschaamd te bidden als ons door de Heer is aangeraden (KV, p. 465). De zekerheid van de verhoring ligt echter in God. Hij zal ondanks onze twijfel en ons zwakke geloof onze gebeden zeker verhoren. Want Zijn beloften zijn immers ja en amen in Jezus Christus (2 Kor. 1:20).
Hoewel er ook in sommige systematisch theologische werken aandacht is voor het gebed (denk aan Christelijk geloof van H. Berkhof en aan Christelijke dogmatiek van G. van den Brink en C. van der Kooi), zullen vooral boeken die specifiek gaan over het gebed, helpen bij het voorbereiden van deze preek. In veel van deze boeken wordt ruime aandacht besteed aan het vraagstuk ‘onverhoorde gebeden’.
Relevantie van het thema
De antwoorden 117 en 129 houden ons als christenen in de eenentwintigste eeuw allereerst een spiegel voor. Bidden wij ook in dat vaste vertrouwen dat God onze gebeden daadwerkelijk verhoort? Geloven we echt dat God grote dingen doet op het gebed? Verwachten we niet veel te weinig? Bidden we concreet genoeg? Of houden we het liever wat algemener omdat we bang zijn dat we teleurgesteld worden? Hoe vrijmoedig houden we ons aan Gods eigen Woord en staan we (als we bidden) op de vaste grond van Gods beloften? Beseffen we voldoende dat God ten zeerste verbitterd wordt wanneer wij van Hem een weldaad begeren die wij niet verwachten te verkrijgen (Calvijn)?
De antwoorden 117 en 129 moedigen ons aan om veel van God te verwachten. Antwoord 129 biedt ook troost. Ook al is ons geloof klein en twijfelen we vaak − de verhoring hangt niet af van mijn geloof, maar ligt vast in God.
Met het oog op de tieners
We leven in een gevoelscultuur. Tieners kunnen daardoor gaan denken dat hun gevoel maatgevend is voor hun geloofsleven. Op het moment dat die gevoelens wegebben, kunnen jongeren in verwarring raken. ‘Wat heeft het voor zin om te bidden, nu ik niets voel? Als je bidt, dan moet je toch vol geloof en vol vertrouwen zijn?!’ Antwoord 129 is dan heel bevrijdend.
Tieners (en ook volwassenen) wijzen soms makkelijk naar God: ‘Waarom verhoort Hij mijn gebed niet?’ We mogen tieners daarop ook best bevragen: ‘Heb jij echt volhardend en vertrouwend gebeden om…? Welke zonden laat jij in je leven toe?’ Het is net als met een crossmotor: een vuiltje in de brandstof schaadt de optimale werking van de motor.
Bij die vaststelling mag het echter niet blijven! De mate van onze oprechtheid, het niveau van onze volharding en de vorderingen van onze heiliging zijn geen voorwaarden voor verhoring. Bidden is geen ‘voor wat, hoort wat’, hoewel tieners dat wel kunnen denken. Verhoring is voluit genade en niet de beloning van ons goed kunnen bidden.
Met het oog op de kinderen
Kinderen leren al jong bidden: ‘Niet omdat wij het verdienen, maar om Jezus’ wil.’ Antwoord 117 (niet waardig, omwille van Christus) geeft aanleiding om die afsluiting uit te diepen en uit te leggen. Voor kinderen heeft het woord ‘amen’ vaak de betekenis: ‘Dat was het dan weer. Eindelijk, de preek is afgelopen. Gelukkig, we zijn klaar met bidden. Ik kan van tafel.’ Antwoord 129 helpt ons om de kinderen duidelijk te maken wat de echte, diepe betekenis is van het woord ‘amen’.
Relevante bijbelgedeelten
Er zijn veel bijbelgedeelten waarin gebedsverhoring een thema is. Denk bijvoorbeeld aan 1 Samuel 1:9-19, 2 Koningen 20:5, Lukas 11:5-13, Johannes 14:13-14 en 2 Korinthe 12:7-10. In de psalmen wordt de bezongen verhoring soms voorafgegaan door een klacht (‘Waarom hoort U niet?’). Denk bijvoorbeeld aan Psalm 10:1, 13:2, 22:3, 42:10. In Psalm 66:18 wordt ook een reden genoemd waarom God gebeden niet verhoort.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Na deze dienst is de gemeente bemoedigd in haar geloof dat God gebeden verhoort. De grond van de verhoring is niet gefundeerd in onze ervaring, maar in Christus. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in het woord ‘amen’.
Homiletische aanwijzingen
De preek dient op zorgvuldige wijze te worden opgebouwd vanwege de heel verschillende ervaringen en gevoeligheden van gemeenteleden. De een kan getuigen van een gebedsverhoring, een ander ervaart veel steun vanuit zijn gebedsleven, maar weer een ander heeft het idee dat zijn gebed vaak niet verder komt dan het plafond van zijn kamer.
Als inleiding is het goed om te onderstrepen waar de catechismus mee begint: God is een hoorder van het gebed. Verduidelijk dit met een bijbelgedeelte. Hierbij kan gedacht worden aan 1 Samuel 1:9-19, waarin wij een biddende Hanna tegenkomen. Ook kan een psalmgedeelte gebruikt worden, waarin de dichter zijn nood bij God klaagt in het vertrouwen dat Hij hem hoort. Dit kan eventueel aangevuld worden met een voorbeeld van gebedsverhoring in onze tijd.
Aansluitend kan vraag en antwoord 117 uitgelegd en toegepast worden. De vaste grond voor gebedsverhoring moeten we buiten onszelf in de Here Christus zoeken. (Zie wat hierover is geschreven bij ‘Uitleg’ en ‘Relevantie’.) Moedig de gemeente aan om veel van God te verwachten.
De keerzijde van bovenstaande is: Waarom verhoort God mijn gebed dan niet? Op die vraag moet in de preek worden ingegaan. Het is alleen wel raadzaam om de hoorder eerst te vragen aan welk onverhoord gebed hij of zij denkt. Geef de hoorder daarvoor ook even de tijd. Voorbeelden:
[OPSOMMING]
– Genees mijn vrouw van haar depressiviteit.
– Laat mijn kind tot geloof komen.
– Laat me werk vinden.
– Vervul mijn kinderwens.
– Geef mij heteroseksuele gevoelens.
– Zorg ervoor dat mijn kind niet meer gepest wordt.
– Help mij mijn verslaving te doorbreken.
– Geef me een levenspartner.
[EINDE OPSOMMING]
Er zijn veel soorten onverhoorde gebeden. Dat maakt het niet makkelijker om er in deze themapreek iets over te zeggen. Moedig de gemeente aan mee te denken. ‘Leg antwoorden waar u zich niet in herkent ook gerust naast u neer. Wie de schoen past, trekke hem aan.’
Benoem eerlijk hoe lastig u het vindt om het thema gebedsverhoring aan de orde te stellen. Zorg ervoor dat de hoorder voelt dat u niet over de pijn van het onverhoorde gebed wilt heen walsen (zie ook de ‘Pastorale aanwijzingen’).
Vervolgens is het moment gekomen om toch ook iets te zeggen over redenen waarom God onze gebeden soms niet verhoort. Een valkuil is: te veel mogelijke antwoorden aan de orde te stellen. Een andere valkuil is: voorspelbare antwoorden geven. Stel de antwoorden vragenderwijs aan de orde. Benoem ook dat de vraag waarom God niet verhoort of anders verhoort, vaak onbeantwoord blijft.
Hier zou verwezen kunnen worden naar Lukas 11:9-13 (of Mattheüs 7:7-12). Nadat Jezus de gelijkenis van die vrienden heeft verteld, zegt Hij: ‘Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden’ (vs. 9). God hoort ons bidden. Jezus noemt vervolgens drie voorbeelden van Vaderlijke zorg: Als een kind om een rond brood vraagt, krijgt hij geen steen. Als een kind om een vis vraagt, geeft zijn vader hem geen giftige slang. En als een kind om een ei vraagt, ontvangt hij geen gevaarlijke opgerolde schorpioen. Als vaders dit al niet zullen doen, hoeveel te meer is onze hemelse Vader dan wel niet te vertrouwen wanneer wij biddend tot Hem komen?! In Lukas 11:13 eindigt de gebedsverhoring in het ontvangen van de Heilige Geest. De Here God geeft niet alleen eten (brood, vis en ei), maar Hij geeft bovenal Zichzelf als verhoring op het gebed. Moedig de gemeente vervolgens opnieuw aan veel van God te verwachten, zoals de Bijbel ons dat leert. Laat de gemeente elkaar ook bemoedigen met ervaringen waaruit zo duidelijk is gebleken dat God wel degelijk een hoorder van het gebed is. Daarin zal ongetwijfeld ook doorklinken dat God soms op een andere manier verhoort dan wij denken.
Tot slot is het goed om het woordje ‘amen’ uit te leggen, zoals wij dat tegenkomen in vraag en antwoord 129. Dit woord onderstreept nogmaals dat de zekerheid buiten onszelf gezocht mag en moet worden. Onze hemelse Vader weet van ons af. Sluit de preek af door één of meerdere psalmen te noemen die het woord ‘amen’ gebruiken als lofprijzing (Ps. 41:13; 72:19; 89:52; 106:48). Ook kan het laatste vers van ‘Het gebed des Heren’ geciteerd worden (in de berijming van 1773, of uit Gezang 48:10 uit het Liedboek voor de Kerken).
Met het oog op de tieners
Tieners hebben grote behoefte aan voorbeelden – gelovigen die vanuit eigen ervaring kunnen vertellen hoe God hun gebed verhoorde. Tieners trekken zich daaraan op. Velen van hen willen juist zo graag geloven dat God ook nu gebeden verhoort. Alleen: ze merken er zelf zo weinig van. Als het gaat om gebedsverhoringen zullen we de tieners bij de hand moeten nemen om ze te leren duiden. Want niet alle gebedsverhoringen zijn even spectaculair. Het ingrijpen van God zit ook in de kleine dingen. Tieners moeten leren dit handelen van God te herkennen. Een tip om tieners mee te geven: ‘Koop een schrift en schrijf daarin je gebeden op; en je zult versteld staan hoeveel gebeden naar verloop van tijd verhoord zijn.’
Met het oog op de kinderen
Het komt erop aan om speciaal voor de kinderen elementen in de preek op een eenvoudige wijze onder woorden te brengen. Denk aan de punten die onder ‘Relevantie’ voor de kinderen genoemd zijn. Aanvullend: moedig de kinderen aan om bij een gebed dat ze stil meebidden (waar ze naar luisteren) het ‘amen’ hardop mee te zeggen (‘zo is het, Here, ik vertrouw U’).
Pastorale aanwijzingen
Vóór alles moet voorkomen worden dat de hoorder het idee krijgt dat de prediker over de pijn van het onverhoorde gebed heen walst. Geef daarom duidelijk aan dat u allereerst dit gezegd wilt hebben: juist ook in de Bijbel lezen we van gelovigen die worstelen met God. ‘Waarom blijft U van verre staan? Mijn God, ik roep tot U, maar U antwoordt niet. Waarom vergeet U mij?’ Sluitende antwoorden op zulke vragen zijn er niet. Het laatste wat u wilt is de pijn van het onverhoorde gebed smoren in een kussen van antwoorden. Maak dit ook concreet met een voorbeeld uit de eigen pastorale praktijk.
Met het oog op de tieners
Juist ook tieners kunnen erg teleurgesteld zijn in God. Gevoelig als ze zijn, laten ze zich raken op het moment dat er hoog wordt opgegeven van God die gebeden verhoort. Maar wat als je intens bidt voor het huwelijk van je ouders en ze gaan na jaren toch uit elkaar? Tieners zitten in een periode waarin ze een eigen keuze voor of tegen God gaan maken. De ervaring dat de gebeden niet verder komen dan het plafond, kan bij tieners leiden tot een radicale beslissing: ‘Ik kap ermee. Ik geloof niet meer in God. Ik betwijfel ten zeerste of Hij bestaat.’ Het is ontzettend belangrijk dat de tieners merken dat je als prediker die twijfel herkent.
Toch worden gebeden vaker verhoord dan mensen denken, en het is goed om dat ook aan tieners duidelijk te maken. Zien dat gebeden worden verhoord, begint met serieus omgaan met bidden. Maar ook met ‘Gods verborgen omgang vinden’. Leren ontdekken dat als ze Hem iets voorleggen in hun gebed, bijvoorbeeld een studiekeuze, Hij hun soms een andere weg laat zien dan ze zelf hadden bedacht. Dat als ze Hem vragen om hen te helpen bij het maken van een toets, ze nog steeds zelf moeten leren en hun huiswerk moeten maken. Maar hoe dan ook heeft Hij het beste met hen voor. Hij heeft het eeuwig leven voor hen voor ogen. God speelt nooit een spel met hen als zij met hun gebed naar Hem toe komen.
Met het oog op de kinderen
Juist ook de kinderen zitten op de leerschool van het gebed. Ze maken daarin (als het goed is) een ontwikkeling door. Van kleine kinderen die vooral vragen, groeien ze (als het goed is) uit tot tieners en volwassenen die vooral gericht zijn op de eer van God. Ze leren steeds meer bidden in de lijn van het Onze Vader. Wij mogen hen daarin begeleiden. Dat betekent: aansluiten bij hun kinderlijke manier van bidden, daar niet negatief over doen, maar ook gebedsonderwijs geven. ‘Zullen we ook tegen God zeggen hoe geweldig Hij is? Waarom zou God dat gebed voor jouw zieke konijn niet hebben verhoord? Wat betekent het “niet omdat wij het verdienen, maar om Jezus’ wil”?’ Enzovoort.
Liturgische aanwijzingen
Er zijn veel psalmen die passen bij het thema dat in deze leerdienst aan de orde komt. Bijvoorbeeld:
[OPSOMMING]
– Oude berijming: Psalm 30:2, 8; 103:2; 107:10, 16; 118:3; 138:4; 147:2.
– Nieuwe berijming: Psalm 22:9; 27:4; 61:1; 66:6, 7 (!); 84:4; 118:2.
– Denk ook aan psalmen waarin het woord ‘amen’ klinkt, bijvoorbeeld Psalm 72.
[EINDE OPSOMMING]
Andere liederen: Liedboek voor de Kerken Gezang 170:2; Evangelische Liedbundel lied 178; Op Toonhoogte lied 162, 165, 178:3, 202.
Probeer nog meer dan anders aandacht te besteden aan de gebeden in de dienst (klacht, jubel, verlegenheid, zekerheid, pijn, schuld, schaamte, verlangen, toewijding).
Juist bij een leerdienst met dit onderwerp past het voorlezen van een gedicht.
Helpende vormen
Maak een hand-out met daarop de belangrijkste punten van de preek. Mooie citaten of gedachten die in de preek niet aan de orde komen, kunnen ook een plek krijgen op dit blad. Gemeenteleden hebben dan ook iets in handen om in de week over door te denken (en biddend te verwerken).
[KADER; BEOORDEEL ZELF OF HET MOOI IS (OF JUIST NIET) OM ER OOK EEN OPSOMMING VAN TE MAKEN]
Citaten:
Johannes Calvijn: ‘Wanneer wij diep in ons hart graveren dat het God onvervreemdbaar eigen is om gebeden te verhoren, dan zal ons gebedsvertrouwen niet wankelen.’
Willem Barnard: ‘Nergens schrikt een mens zo van als van de verhoring van zijn gebeden. Het stoort onze gewenning en gewoonten.’
William Temple (anglicaans aartsbisschop): ‘Toevalligheden komen veel vaker voor als wij bidden.’ (Uitleg: wie bidt om Gods hulp zal ‘toevallige’ gebeurtenissen vaker herkennen als verhoring van gebeden.)
Okke Jager: ‘Kinderen zitten door hun gebedjes in de wereldregering.’
John Stott: ‘God zal ook “nee” zeggen, als wij vragen om iets wat niet goed is in zichzelf, niet goed voor ons of voor anderen, direct of indirect, onmiddellijk of uiteindelijk.’
Maarten Luther: ‘Het is maar goed dat God ons niet alles geeft wat wij Hem in ons gebed vragen. Daardoor bespaart Hij ons veel teleurstellingen.’
Bill Hybels: ‘Is God machtig? Is Hij almachtig? Als die leer u niet eigen is, kunt u net zo goed het gebed laten voor wat het is. Als er wolken van twijfel boven uw gebeden hangen, hebben ze geen enkel resultaat.’
Spurgeon: ‘Wie niet vurig bidt, bidt in het geheel niet. Men kan evenmin spreken van lauw vuur, als van een lauw gebed.’
Bill Hybels: ‘Wanneer wij werken, werken wij. Wanneer wij bidden, werkt God.’
[EINDE KADER]
Met het oog op de tieners
Een getuigenis (live of op video) kan op jongeren veel indruk maken. Het thema ‘gebedsverhoring’ krijgt een gezicht en komt daardoor dichtbij.
Mocht, gezien de situatie in uw gemeente, een ander voorbeeld beter passen, dan kunt u aan het getuigenis van Simon denken (bron: hgjb-jongerenblad Cruciaal, 2006/7): ‘Onverhoorde gebeden geven teleurstelling. Want je bidt om iets en je ontvangt het niet. Mijn moeder is ernstig ziek, ze heeft kanker. Ik heb “mijn longen uit mijn lijf” gebeden, gevraagd of God er voor wou zorgen dat de kanker niet terug zou komen. En toch kwam het terug. Maar God heeft mij wel bijgestaan en kracht gegeven om het vol te houden. Om te dragen wat ik dragen moet. Ik heb een keer een verhaal gehoord van een eenvoudige christen. Mensen vroegen hem: “Als jij op een lijstje je verlangens zou schrijven en tot God zou zenden, verhoort God dan alles?” Hij zei: “Je moet God niet een vol lijstje zenden, maar een lege. Dan zal Hij dat lijstje voor je invullen en je geven wat je nodig hebt.” Dat is voor mij pas echt vertrouwen.’
Met het oog op de kinderen
Neem een ei mee op de preekstoel en een plaatje van een schorpioen (n.a.v. Luk. 11:5-13) en vertel dan het volgende: ‘Jezus zei heel nauwkeurig: “Wie bidt, ontvangt.” Hij zei niet: “Ieder die bidt, ontvangt waar hij om bidt.” Als Evelien van twee haar vader om een ei vraagt, krijgt zij dat beslist niet, want haar vader weet dat zij allergisch voor eieren is. Elk ei betekent drie weken koorts en kriebel over haar hele lijf. Dus geen ei. Maar bijvoorbeeld wel een minibamibal of halve kroket. In elk geval geen schorpioen. Dat zou gemeen zijn. Met opgetrokken poten lijkt zo’n spinachtig beest wat op een ei. Maar pak hem niet beet, want dan pakt-ie jou met z’n giftige staart. Gewone vaders geven goede dingen aan hun kinderen. Dus zal jouw Vader in de hemel dat zeker ook doen. Ook al geeft Hij misschien geen vis als je Hem om een vis vraagt, of een iPad als je om een iPad bidt, of genezing als je een erge ziekte hebt. En natuurlijk vind je dat jammer. Een kind dat om een ei vraagt, wil een ei. “Ikke ei, ikke ei” en zo nog tien keer. Wat weet Evelien van twee van allergie? Maar haar vader weet het wel. Daarom geen ei.’
Literatuur
Zie ook de titels die genoemd zijn bij schets 17.8 en 17.9.
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993.
Philip Yancey, Bidden. Franeker, 2007.