Menu

Premium

Het gebruik van Goed gelovig

Zie ook

De opbouw van de schetsen

Het boek is onderverdeeld in zeventien hoofdstukken; elk hoofdstuk behandelt een hoofdthema. Op de titelpagina van elk hoofdstuk wordt het hoofdthema omschreven. De titel van de schets geeft het thema aan als onderdeel van het hoofdthema.

Elke schets bevat acht rubrieken. We geven een korte toelichting op deze rubrieken:

Heidelbergse Catechismus

In deze rubriek vindt de gebruiker de tekst van de vragen en antwoorden van de HC waarop het thema rust. Ook zijn zo nu en dan teksten uit andere belijdende geschriften toegevoegd. De redactie gebruikt hiervoor de uitgave Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland (2009).

Relatie van het thema tot het hoofdthema

In deze rubriek wordt de samenhang van het thema van de schets met het hoofdthema aangegeven. Het gaat om een aspect van het hoofdthema, dat in deze schets afzonderlijke aandacht krijgt. Een voorbeeld: thema 2.1. luidt ‘Geboren zondaar’. Het is een aspect van hoofdthema 2: ‘Wie ben ik?’

De leefwereld van de hoorder

Voordat uitleg van de leerinhoud wordt geboden, leggen we eerst ons oor te luisteren bij de leefwereld van de hoorder. Daarmee willen we voorkomen dat de uitwerking van het thema het leven van de hoorders niet echt raakt. We zoeken aansluiting bij de beginsituatie van de hoorders, zodat zij met de aangereikte leerinhoud geholpen worden. Om deze aandacht optimaal tot zijn recht te laten komen, is er naast het algemene gedeelte ook speciale aandacht voor tieners en kinderen.

Uitleg

De uitleg bevat informatie over de inhoud van de vragen en antwoorden van de HC. Men zou het een luisteroefening naar de theologische inhoud van het betreffende onderdeel van de HC kunnen noemen. Daar blijft het echter niet bij. Het gaat er vooral om dat onze luisteroefening de Bijbel zelf betreft. We mikken overigens in de uitleg niet op kwantiteit, maar op kwaliteit.

Relevantie van het thema

Na de luisteroefening zwenkt de focus weer terug naar de leefwereld van de hoorders. Hoe kan de uitleg van HC op een relevante manier aansluiting krijgen bij het geloof van de concrete gemeente hier en nu? Dat is geen gemakkelijk, maar wel een wezenlijk aandachtspunt in deze postille. We hopen met deze rubriek de gebruiker te helpen bij de spannende vraag hoe de HC als leerboek van de gemeente een betrouwbare gids kan zijn, die helpt de wegen van het geloof vandaag te vinden en te gaan. Opnieuw is er speciale aandacht voor tieners en kinderen.

Relevante bijbelgedeelten

Deze rubriek spreekt voor zich. Is zij het belangrijkste onderdeel van de schets? In elk geval is wat de Bijbel zelf aanreikt bepalend en richtinggevend voor de wijze waarop de inhoud van de HC in de preek en de dienst aan de orde wordt gesteld, en wat en hoe er wordt geleerd. Zo kan blijken dat de catechismusprediking een bijbelse themaprediking is.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Deze rubriek omvat: doelstelling, homiletische aanwijzingen, pastorale aanwijzingen, liturgische aanwijzingen en helpende vormen.

Doelstelling

Om didactische en pastorale redenen is het belangrijk om vooraf een doelstelling van de preek en de leerdienst te formuleren. Dan gaat het om de vraag: wat wil de prediker dat de hoorders na afloop geleerd hebben? De doelstelling is vanuit de ‘achteraf-situatie’ omschreven, omdat het niet alleen gaat om wat de prediker aan de orde stelt, maar vooral om de uitwerking ervan bij de hoorders.

Homiletische aanwijzingen

In deze rubriek worden de verschillende lijnen die zijn uitgezet, bijeengebracht voor de praktische uitwerking ten behoeve van de preek. In de regel vindt de gebruiker eerst algemene informatie voor de inhoud van de preek. Daarna worden bouwstenen voor de opbouw ervan geboden. De rubriek wil een stimulans voor de gebruiker zijn om uit het gebodene zelf te verwerken wat voor de preek dienstbaar is. In sommige schetsen zal de gebruiker te veel ‘stof’ vinden voor de preek. Men kan er selectief mee omgaan. Ook hier zijn er aparte aanwijzingen met het oog op de tieners en de kinderen.

Pastorale aanwijzingen

De prediker is als leraar ook herder (vgl. Ef. 4:11). Hij houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de hoorders. In de gelijkenis van goede Herder (Joh. 10) gaat het niet alleen om liefde en zorg voor het geheel van de kudde, maar ook voor de enkeling, in het bijzonder voor de kleinen, de kwetsbaren, de verdwaalden. Ook hier vindt differentiatie plaats tussen algemene aanwijzingen en die voor kinderen en tieners.

Liturgische aanwijzingen

De aanwijzingen beperken zich over het algemeen tot suggesties voor de liederen die men als gemeente kan zingen. We verwijzen naar:

Helpende vormen

Helpende vormen zijn bedoeld als een stimulans om er creatief mee om te gaan, zodat ze een vernieuwende betekenis voor de leerdienst kunnen hebben. Het gaat er dan vooral om de betrokkenheid van de gemeente optimaal te zoeken. De tijd die hiervoor aan voorbereiding besteed wordt, levert altijd winst op. Ook hier zijn aparte suggesties voor kinderen en tieners opgenomen.

Literatuur

De schets eindigt met het noemen van enige literatuur, waarin men meer informatie vindt over het thema. Standaard wordt verwezen naar de reeds genoemde uitgave Kennen en vertrouwen (1993). Daarnaast hebben de naslagwerken van Van den Brink en Van der Kooi, van Van Genderen en Velema, en van B. Wentsel vaak een plaats.

Kinder- en tienergedeelten

Zoals in het voorgaande is aangegeven, wordt bij elke preekschets op een aantal plaatsen expliciet aandacht gegeven aan de tieners en kinderen van de gemeente. Deze gedeelten zijn verzorgd door een werkgroep van zeven mensen, die allen theologisch geschoold en/of op de een of andere wijze betrokken zijn bij het jeugdwerk binnen de christelijke gemeente. Een redactielid verzorgde de coördinatie van de werkgroep. Voor alle bijdragen ‘Met het oog op de kinderen’ en ‘Met het oog op de tieners’ is dus de werkgroep – en niet de auteur van de betreffende schets – geheel verantwoordelijk.

Bij een aantal van de kinder- en tienergedeelten is, met dank aan de HGJB, gebruikgemaakt van hun kennis en expertise op dit gebied, zoals onder meer blijkt uit verschillende materialen die door de hgjb worden uitgegeven.

De werkgroep bestond uit de volgende leden: Gerdien Bertram-Troost, Arina Boele, Wim Braaksma, Tilly Sonneveld-Maaijen, Tera Voorwinden-Hofman, Herman van Wijngaarden en Martin Zeeman.

Enkele praktische aanwijzingen

  • Het gebruik van een beamer kan goede diensten bewijzen.

  • Het kan nuttig zijn om ook een schets over een verwant thema te raadplegen. Daarmee kunnen ook overlappingen worden voorkomen.

  • De schetsen kunnen ook een dienst bewijzen in de catechese en andere leerkringen van de gemeente. Onder ‘Helpende vormen’ worden hiervoor de nodige aanwijzingen gegeven.

  • In enkele gemeenten heeft men een werkgroep voor de leerdienst ingesteld. Zie hiervoor de praktijkvoorbeelden die in het vervolg van dit hoofdstuk worden gegeven.

  • Er is het nodige materiaal over leerdiensten. Bijvoorbeeld W. Verboom, Hulde aan de Heidelberger. Over de waarde van leerdienst en catechismuspreek (Heerenveen, 2005), en de katern in de Waarheidsvriend (2010) over de leerdienst. Daarnaast vindt men in oudere en nieuwe homiletische literatuur aandacht voor de leerdienst en catechismuspreek. Ook kan men uitgaven van catechismuspreken raadplegen, zoals van Kees de Ruijter, Weerwoord. Preken over de Heidelbergse Catechismus (Barneveld, 2010).

  • Voor liederen over de HC verwijzen we naar de bundel van dr. H. van ’t Veld, Ik wil zingen van mijn Heiland (Zoetermeer, 2007), waarin bij elke Zondag een lied wordt aangereikt.

  • De helpende vormen die bij een bepaalde schets geboden worden, kunnen uiteraard ook hun dienst bewijzen voor andere schetsen.

  • Het gebruik van uitgaven van de HC in hedendaagse taal en/of een kindercatechismus kan helpen om de leerinhoud en de leefwereld van de hoorder met elkaar te verbinden. Te denken valt aan dr. W. Verboom, De Heidelbergse Catechismus. Een eigentijdse weergave (Zoetermeer, 5e druk 2003) en zijn De catechismus voor kinderen (Heerenveen, 2011).

  • De actieradius van de leerdienst in de gemeente kan worden vergroot door gebruik te maken van de website van de gemeente, mailcontact, het kerkblad en andere (sociale) media. De inbreng van de hoorder krijgt hierdoor een goede kans.

Het dogma bezingen

Leren en vieren mogen samengaan. Dat geldt voor de leerdiensten in het bijzonder. Een goede vorm van vieren is om het dogma te bezingen. Omdat in leerdiensten het dogma een eigen extra nadruk krijgt, is het goed om het ‘bezingen’ ook extra accent te geven. Dat kan door na het (gezamenlijk) uitspreken van de Geloofsbelijdenis, twee of drie liederen te zingen die lovend en prijzend, of juist smekend en verlangend het thema van de betreffende leerdienst onderstrepen. Uiteraard kan dit ook op een andere plaats in de dienst, bijvoorbeeld na de verkondiging. Als er in de gemeente jongeren zijn met muzikale gaven, zouden zij voor de begeleiding van deze ‘extra’ liederen kunnen zorgen.

Interactie

Bij een leerdienst gaat het onder andere om kennisoverdracht, die verschillende aspecten heeft. ‘Kennen’ in bijbelse zin heeft een cognitieve kant, maar ook een relationele kant. Het gaat niet alleen om de leer aangaande de Here, maar ook om een leven met de Here. Om met Zondag 7 te spreken: geloven is niet alleen een stellig weten of kennen, maar ook een vast vertrouwen.

Het joodse leren is sterk dialogisch van kleur. Leerling en leraar zijn met elkaar in gesprek. Thema’s worden niet behandeld in een monoloog, waarbij de leraar bij de leerling allerlei kennisbagage neerlegt die de leerling zich vervolgens eigen moet maken; nee, dat zich eigen maken is een proces van praktisch leren, waarbij in een dialoog thema’s of kwesties ter sprake komen. De leraar, die ervaring heeft met de Schrift en met het leven, zal zijn wijsheid inbrengen; maar niet door de leerling alleen maar luisteraar te laten zijn. De ‘wijsheid’ van de leraar komt aan het licht in het gesprek dat hij voert met de leerlingen en de vragen die hij of de leerling stelt of de stellingen die hij poneert om daarover te discussiëren. Ook de leraar is in dat leerproces betrokken en kan af en toe ook zelf leerling zijn.

Een dergelijke vorm van onderwijs kan ook plaatsvinden in de leerdiensten die thematisch van opzet zijn. In een dienst van een niet al te grote gemeente zal dit gemakkelijker gaan dan in een volle grote kerk. Maar het is de moeite waard om met dergelijke vormen te experimenteren. Het bevordert in ieder geval de betrokkenheid van de ‘leerlingen’. Een prikkelende stelling kan het gesprek losmaken. Of een aantal open vragen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om op een gegeven antwoord ook weer te reageren.

Dergelijke vormen vragen heel veel van de prediker. De preek moet niet tot in de puntjes uitgeschreven zijn. Integendeel, de prediker moet de rode draad vasthouden van wat hij meent dat aan de orde moet komen. Door de interactie kunnen er heel gemakkelijk zijwegen worden bewandeld. Het is aan de prediker om weer op de hoofdweg te belanden. Want ook in deze vorm gaat het erom dat het Woord aan het woord komt. Het blijft verkondiging, ook al heeft hier de ‘leerrede’ meer het karakter gekregen van een dialoog. In de Bijbel zelf zijn voorbeelden te vinden van een gesprek waarin het Woord aan het woord komt; denk bijvoorbeeld aan Handelingen 8:26-39. Deze vorm is spannend, vraagt om een zekere souplesse, maar vraagt tegelijk om een strakke hand die de grote lijn moet vasthouden. Met name voor dat laatste kan deze postille goede diensten bewijzen.

Bij deze vorm is een beamer haast onontbeerlijk. Stellingen of vragen kunnen worden geprojecteerd. Ook is het mogelijk om bepaalde voorstellingen (een schilderij of een detail daarvan etc.) te laten zien, met de vraag om te vertellen wat voor gedachten of gevoelens de voorstelling oproept. Aan de hand van wat daaruit komt, kan dan de ‘leraar’ datgene vertellen dat hij aan zijn ‘leerlingen’ wil meegeven. Belangrijk is ook dat de middelen die nodig zijn om tot een dialoog in de gemeente te komen, in orde zijn en goed worden gehanteerd. Miskotte noemde de prediking een waagstuk. Deze vorm is voor de prediker zeker ook een waagstuk. Hij moet daarin ook groeien en leren van de fouten die hij maakt.

Het hierboven genoemde is niet meer dan een vorm. Maar wel een vorm die recht wil doen aan het dialogische karakter van het bijbelse leren, dat tegelijk ook verkondigen is. Het is ook een vorm die recht doet aan de wijze waarop in deze tijd in het reguliere onderwijs wordt geleerd. Deze vorm zorgt er in ieder geval voor dat de leerdienst geen doublure is van de zogenaamde hoofddienst, die met name ook een vierend karakter draagt. Wat niet wil zeggen dat een leerdienst geen feest kan zijn dat je samen viert.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken