17.7. Bidden: hulp bij verzoeking
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 127: Wat is de zesde bede?
Antwoord: En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Dat wil zeggen: omdat wij uit onszelf zo zwak zijn, dat wij geen ogenblik staande zouden kunnen blijven, en omdat bovendien onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, wil ons toch door de kracht van Uw Heilige Geest overeind houden en sterken, opdat wij in deze geestelijke strijd niet bezwijken, maar altijd krachtig weerstand bieden, totdat wij uiteindelijk volkomen de overhand krijgen.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
De weg van een christen naar het hemels Jeruzalem is er een van strijd. Niet zomaar een strijd, maar van leven op dood, waarin het eeuwig behoud op het spel staat. In deze bede zoekt een christen, net als Christus, de voortdurende leiding door de Heilige Geest; hij bidt dat hij van Hem de kracht ontvangt om staande te blijven in de velerlei verzoeking, zodat hij uiteindelijk door Hem zal overwinnen.
De leefwereld van de hoorder
Door allerlei gebeurtenissen in de laatste jaren zijn mensen zich veel scherper bewust geworden van de kracht van de verleiding en de macht van het boze dat (of: de boze die) hierin werkzaam is. Te denken valt aan de schandalen in de financiële wereld. Ontluisterend zijn de onthullingen over gerespecteerde instituties en personen die, gedreven door ongebreidelde hebzucht, zich zo te buiten zijn gegaan en ontstellend veel kwaad hebben aangericht (zie de film Inside Job). Daarnaast doen met regelmaat verhalen de ronde over mensen met een hoogstaande morele reputatie (binnen of buiten de kerk) die toch niet zo onkreukbaar bleken te zijn. En op het meer huiselijke niveau heeft iedereen weet van de verleiding die het internet in zich bergt. De verschrikkingen van de burgeroorlog in Syrië laten zien tot welke gruwelijkheden mensen in staat zijn – en een wereldgemeenschap die verdeeld en machteloos toekijkt.
Gezien deze schokkende gebeurtenissen is het opvallend dat analyses zo vaak aan de oppervlakte blijven steken. Het wordt ofwel aan het systeem geweten dat zulke dingen konden gebeuren (‘het systeem heeft gefaald’ en dat moet dan worden bijgesteld), of er wordt relativerend gesproken over onze menselijke zwakheid (als een tragiek), of de excessen worden in pathologische termen geduid (iemand is ‘ziek’, ‘gek’, ‘schizofreen’, ‘autistisch’ enzovoort).
Er wordt maar weinig echt in de spiegel gekeken en gepoogd de oorzaak van onze menselijke misdragingen bloot te leggen. Op de een of andere manier wil de seculiere mens vasthouden aan het optimistische mensbeeld – dat mensen in de kern goed zijn en dat het kwaad in de omstandigheden moet worden gezocht. In de literatuur (bijvoorbeeld bij een auteur als Grunberg) wordt de mens op uiterst zwartgallige wijze geportretteerd – maar ondanks de scherpe psychologische tekeningen blijft het eerder bij observaties dan werkelijke (metafysische) analyse.
Om die reden heeft de moderne mens ook zo veel moeite met een notie als ‘de boze’ – een persoonlijke macht die boosheid is en slechts boosheid wil veroorzaken. Misschien heeft hij zelfs nog meer moeite met een persoonlijke macht van het kwaad dan met een persoonlijke goede God. Als er al over de macht van het kwaad wordt gesproken, dan blijft het bij een oppervlakkige duiding van ‘het kwaad’. (Voor een studie naar seculiere en religieuze opvattingen van het kwaad, zie Petruschka Schaafsma, ‘Reconsidering Evil’.)
Hoewel gelovigen vertrouwd zijn met de begrippen ‘zonde’, ‘zondige verlangens’, ‘duivel’ enzovoort, is het de vraag of men altijd is doordrongen van de radicaliteit ervan – hetzij omdat men een ‘verlicht’ geloof koestert dat vooral niet te ‘zwaar’ moet worden beleefd, of omdat het slechts termen zijn geworden die door het veelvuldige gebruik hun zeggingskracht hebben verloren.
Er zijn daarentegen ook gelovigen die aandacht vragen voor de macht van de boze, met name hoe die zich manifesteert in het occulte. Zij zijn van mening dat de kerk daar te weinig oog voor heeft, en dat zij, wanneer ze zich daarvan bewust wordt, zich ook beter kan wapenen. Het zogenaamde bevrijdingspastoraat – waarin mensen worden bevrijd van occulte belasting – stoelt op deze zienswijze.
Met het oog op de tieners
Jongeren zijn (ook) op dit punt heel kwetsbaar. In hun onzekere zoektocht naar hun ‘ik’, zijn zij heel gevoelig voor alles wat zich aandient. Ook zij zitten – met de ouderen – in de gevarenzone van de boze machten die het op hen voorzien hebben. Occultisme is een thema waarover zij graag in gesprek gaan. Films en games waarin kwade machten (moeten) worden bestreden, genieten veel populariteit.
Maar ze kennen ook de verleiding van alcohol, drugs, seks, porno, en de veel subtielere verleiding om bijvoorbeeld een keer te liegen omdat dat goed uitkomt, of om uit te slapen op zondag. En ook zaken als hoogmoed, eigenwijsheid, de begeerte om te hebben wat een ander heeft, enzovoort, zijn vormen van verleiding. Jongeren zijn zich er niet altijd van bewust dat het ergste kwaad begint met een keertje ergens aan meedoen, of zelfs maar met één enkele gedachte. Anderzijds: ook voor onze jongeren geldt de belofte van de Heilige Geest die hun kracht wil geven in hun strijd tegen verleiding. Juist omdat ze daar niet altijd bij stilstaan, is het goed om hen door die belofte te bemoedigen om de strijd vol te houden.
Met het oog op de kinderen
Ook kinderen ervaren vaak al jong iets van de macht van het kwaad: jaloezie, ruzie enzovoort. Schelden en pesten is iets waar ze bekend mee zijn; zodra ze op school zitten, staan ze bloot aan de verleiding om daaraan mee te doen. Dat geldt ook voor liegen, klikken, afkijken en dergelijke.
Uitleg
Op indringende wijze tekent het antwoord van de catechismus hoe heftig de strijd van een christen is, hoe de boze op niet aflatende wijze hem de ondergang in probeert te slepen: ‘onze doodsvijanden’. En hoe ook christenen vanuit zichzelf geen moment in staat zijn om daar weerstand aan te bieden – ‘zo zwak’ zijn gelovigen! Het is slechts door de hulp van de Heilige Geest dat hij staande kan blijven, volharden en overwinnen.
Daarmee trekt het antwoord een duidelijke lijn, zeker gelet op de (soms) lastige vragen waar de exegese ons voor plaatst. Zoals: wie verzoekt wie? Verzoekt God de gelovige, of is dat de duivel? Of: wat is de aard van de verzoeking? Is het een verzoeking, dat wil zeggen ten kwade, of een beproeving? In samenhang hiermee de vraag: met welke bedoeling? Om de gelovige ten val te brengen, of hem juist te beproeven en louteren? Dit zijn allerlei, elkaar soms weersprekende, aspecten die door verschillende bijbelteksten worden opgeworpen (zoals bijvoorbeeld Genesis 22:1), en die ook in de verschillende vertalingen doorklinken. Zo vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling: ‘En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.’ Het is die strekking die de Heidelbergse Catechismus helder onder woorden brengt: doe ons niet vallen voor de verzoeking.
De catechismus trekt, zoals gezegd, een heldere lijn. Het is de duivel, de wereld (in haar verzet tegen God), het vlees (de zonde in ons) die de gelovige voortdurend ten val willen brengen. Het is God die door Zijn Geest de gelovige wil bewaren en beschermen. Geen speculaties dus over de aard van de boze. Onderbelicht blijft of en in welke zin de verzoeking ook als beproeving kan worden gezien – zeker nu een actuele vraag, nu er een toenemende aandacht is voor (de ontwikkeling van) de deugden als morele veerkracht (bijvoorbeeld in het werk van Stanley Hauerwas). Ook in dit antwoord gaat de HC niet in op de betekenis van het ‘ons’.
Relevantie van het thema
Dit antwoord geeft houvast aan de ‘zwakken’ in het geloof, schudt de ‘sterken’ wakker en levert ten slotte het broodnodige materiaal voor een grondige maatschappelijk-culturele analyse.
Het troost de ‘zwakken’ in die zin, dat zij het op geen enkele manier zelf hoeven waar te maken. Dat is een gedachte die bij veel christenen leeft: nu zij geloven, zouden zij zo sterk in hun geloof moeten staan dat zij aan alle verleidingen weerstand moeten kunnen bieden. Zonder daar enig misverstand over te laten bestaan, helpt de catechismus ons uit die droom: wij zijn zó zwak dat wij zelfs geen moment in staat zijn om staande te blijven. Het bevrijdende van het Evangelie is dat wij ons altijd en in alles mogen laten leiden door de Heilige Geest.
Het schudt de ‘sterken’ wakker uit hun overmoedige droom dat zij als ‘gearriveerde’ christenen zelf staande kunnen blijven. Net als de ‘zwakken’ denken zij het op eigen kracht te moeten doen; anders dan de ‘zwakken’ denken zij dat zij daartoe heel goed in staat zijn. Te denken valt aan gelovigen die zich ogenschijnlijk probleemloos inlaten met allerlei wereldse zaken: muziek, films, uitgaansgelegenheden waarvan tekst, inhoud en sfeer haaks op het Evangelie staan, of waarvan het in elk geval zeer de vraag is of die met het Evangelie te combineren zijn. Soms zijn zij zich daar helemaal niet van bewust – en moeten hun ogen worden geopend. Soms zijn zij zich daar wel van bewust, maar denken ze dat zij staande kunnen blijven. Dit antwoord wil deze gelovigen bewust maken van de kwalijke invloed die deze zaken wel degelijk op hun leven hebben, juist ook omdat zij vanuit zichzelf zo zwak zijn.
In de laatste plaats levert dit antwoord het materiaal voor een radicale analyse van het maatschappelijk-cultureel gebeuren. De onder ‘Leefwereld’ geschetste misstanden worden pas begrijpelijk in het licht van wat de HC hier aanreikt.
De heldere lijn die de HC trekt, bewaart voor allerlei speculaties over de boze. De terughoudendheid waarmee de Bijbel over de boze spreekt, is veelzeggend. De vraag is niet zozeer óf er een boze macht werkzaam is: daar laat de Bijbel geen misverstand over bestaan. Maar wanneer het gaat om de concrete werking van de macht van het kwaad, dan legt de Bijbel de vinger daar waar hij zich manifesteert: in het menselijk ‘verlangen naar kwade dingen’ (1 Kor. 10:6), dat hem wil ‘meesleuren en verlokken’ om hem aan te zetten tot ‘zonde’, met uiteindelijk ‘de dood’ tot gevolg (Jak. 1:14-15).
Met het oog op de tieners
De tienerleeftijd is de periode waarin mensen op hun kwetsbaarst zijn. Zij zijn zich volop aan het ontwikkelen en tegelijk worden zij blootgesteld aan veel verleiding (denk aan internet). De HC biedt hun duidelijk zicht op de voor hen verwarrende ervaringen, én laat zien hoe zij, geleid door de Heilige Geest, hun leven bewaard mogen weten voor de verleiding.
De HC sluit ook aan bij de ervaring van tieners en jongeren. Iedereen weet immers en voelt ook wel dat zondigen verkeerd is (daarom heet het ook zondigen), maar toch doen we het steeds weer. We willen het niet, maar het gebeurt toch. Hoe komt dat? Blijkbaar vallen we steeds weer voor de macht van de boze. ‘Leid ons niet in verzoeking’ is ook voor jongeren nodig als gebed om bescherming tegen deze verleiding, en om kracht om ‘nee’ te zeggen tegen de verleidingen die we kunnen tegenkomen.
Het is ook relevant om jongeren te leren dat wanneer ze geen weerstand bieden aan verleidingen, dit een eerste stap kan zijn die leidt naar een weg waarin het gaat van kwaad tot erger. Tieners mogen ontdekken dat hun bij de doop de Heilige Geest is toegezegd. Op die belofte mogen zij aanspraak maken in hun strijd tegen de zonde.
Met het oog op de kinderen
Ook kinderen worden geconfronteerd met de macht van het kwaad. Hoe gemakkelijk vallen ook zij daarvoor – denk alleen maar aan het onuitroeibare schelden en pesten. Juist kinderen voelen het soms intuïtief wel aan als ze dingen doen die eigenlijk ‘zonde’ zijn. Ook zij hebben bescherming nodig tegen de verleiding.
Relevante bijbelgedeelten
Een mooi en praktisch commentaar op deze bede geeft Paulus in 1 Korinthe 10:1-13. (Voor een gedegen exegese zie Anthony C. Thiselton, The First Epistle to the Corinthians.) Daarin houdt hij de gemeente van Korinthe het volk van Israël als waarschuwend voorbeeld voor. Net als zij deelden de Israëlieten in de gave van Christus. Maar op weg naar het Beloofde Land vielen zij voor de verzoeking – zozeer dat het merendeel niet in Kanaän is aangekomen. Paulus wijst erop dat de verzoekingen uiteindelijk voortkomen uit het menselijk verlangen naar kwade dingen. De verzoekingen die hij noemt – afgoderij, hoererij, het verzoeken van Christus en gemor tegen God – zijn de vier hoofdtypen, waarbij alle andere verzoekingen kunnen worden ondergebracht. In dit gedeelte komen op een mooie manier een aantal lijnen samen:
-
De kerk is evenals haar ‘vaders’ onderweg naar het Beloofde Land.
-
Tijdens deze reis staat zij bloot aan de verzoeking. Die heeft het uiteindelijk op haar ondergang en dood gemunt: het niet binnengaan in het Beloofde Land. Daarmee is meteen de ernst ervan aangegeven: Israël is een waarschuwend voorbeeld.
-
Want Paulus wijst op de zwakte van het volk. Ondanks dat het volk in de geestelijke gaven heeft gedeeld, weet het menselijk verlangen naar kwade dingen het te verleiden.
-
God is daarom niet de veroorzaker van de verzoeking; Hij laat het toe. En belangrijk: Hij geeft uitkomst.
-
Wat daarnaast in deze brief een belangrijke rol speelt, en ook in dit gedeelte, zijn de ‘zwakke’ en ‘sterke’ gelovigen.
Verder valt te denken aan Jakobus 1, die het accent laat vallen op het beproevende aspect van de verzoeking.
Gezien het christologisch karakter van het gebed valt ook te denken aan hoe Christus Zelf werd verzocht, maar Zich daarin juist ook geleid wist door de Heilige Geest. De Geest is de Geest van Christus!
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
De gemeente heeft na deze dienst geleerd dat zij zich in deze bede mag en moet verlaten op de leiding door de Heilige Geest. Want deze bede maakt haar zich scherp bewust van de strijd die de christen op zijn weg heeft te voeren; zet haar stil bij de zwakheid van de mens; zet haar stil bij de velerlei verzoeking; en zet haar stil bij het gewicht van deze strijd: het binnengaan van het hemels Jeruzalem.
Homiletische aanwijzingen
De tekst van het antwoord laat zich heel goed gebruiken als het stramien voor de preek. Dat wint aan kracht wanneer de verschillende elementen zo concreet mogelijk worden ingevuld.
Om de gemeente zich bewust te maken van de kracht van de verzoeking en de kwalijke uitwerking daarvan, is het goed om één of twee concrete voorbeelden te noemen. Te denken valt aan iets maatschappelijks, zoals de fraude in de bancaire wereld, maar (vooral) ook aan iets wat in de persoonlijke sfeer ligt: een voorbeeld van moreel hoogstaande mensen van wie bekend is dat zij voor enigerlei verleiding zijn bezweken. Dat maakt op indringende wijze duidelijk dat wij als christenen onderweg zijn en dat die weg getekend wordt door strijd.
Op dit punt kan kort worden teruggegrepen op de vorige twee beden: de vierde bede voor de onderhouding van ons leven, de vijfde bede die ons vrijmaakt van ons zondig verleden. Deze zesde bede is om bewaring met het oog op Gods toekomst. Bewaring, omdat wij op allerlei manieren worden aangevochten.
Dat biedt een goede gelegenheid om in te gaan op wat de catechismus ons wil voorhouden. Trek de duidelijke lijn die het antwoord tekent. Daarin kunnen de verschillende onderdelen worden behandeld in de volgorde die wordt aangereikt.
Te beginnen bij de zwakte van (ook!) de gelovige. Dat kan goed worden geïllustreerd aan de hand van 1 Korinthe 10, waarin Paulus tekent hoe het volk van Israël, dat zozeer in Christus’ genadegaven heeft gedeeld, toch zó kon bezwijken voor de verzoeking. In zijn brief trekt Paulus dit door naar de ‘sterken’ en ‘zwakken’ in het geloof. Het is goed om die lijn door te trekken naar de gemeente – het pastoraat of catechese geeft een goede inkijk in wat op dit punt in de gemeente speelt, van oud tot jong.
In 1 Korinthe 10 wordt ook helder benoemd waaruit die verzoeking bestaat – iets wat de catechismus alleen in abstracto benoemt: ‘de boze, de wereld en ons eigen vlees’. Het is verhelderend om de vier ‘typen’ die Paulus noemt in de preek te benoemen. De bespreking van de eerste twee – die van afgoderij en hoererij – overlapt met wat daarover bij de betreffende geboden is behandeld. Daar kan kort op worden teruggegrepen. Het accent ligt in dit kader echter op de aantrekkingskracht die zij op ons uitoefenen (de aard van de aanvechting), die bovendien in elke context een andere gedaante aanneemt.
1. Afgoderij. Paulus doelde hiermee op de deelname aan cultische maaltijden (in de tempel of bij iemand thuis) ten gunste van een geboorte, genezing of iets dergelijks. Zonder in te gaan op wat afgoden nu precies zijn (een afgod is eigenlijk niets, 1 Kor. 8:4), wil hij niet dat gelovigen zich in de invloedssfeer van de afgoderij begeven – zeker de sterken moeten niet denken dat zij daar immuun voor zijn (vs. 12)!
Deze lijn laat zich als volgt goed doortrekken: houd je verre van plaatsen waar krachten zoals geld, goed, macht of lichamelijke kracht zich heel sterk doen gelden. Het moeilijke is natuurlijk waar en wanneer daarvan sprake is. Dat is precies de worsteling van veel gelovigen, met name de ‘zwakken’. De predikant moet er dan ook voor oppassen al te snel allerlei zaken als afgoderij te bestempelen – de praktijk is vaak minder eenduidig. Het is juist goed om een aantal situaties te schetsen (bijvoorbeeld uit de zakenwereld of de sportwereld) en daarin vragenderwijs te peilen waaruit de verzoeking concreet bestaat.
2. Hoererij (Grieks: porneia). De maatschappij waarin Paulus leefde, vertoonde op dit punt veel overeenkomsten met de onze. Er bestond een vrije seksuele moraal, waaraan op allerlei manieren openlijk uiting werd gegeven (beelden, ornamenten, schilderingen etc.). ‘Sterke’ gelovigen voelden zich ook in dit opzicht vrij. Daarbij speelde ook de onderwaardering van het lichaam mee (‘Wat doet het ertoe, het is toch maar het lichaam?’). Hoewel onder gelovigen een vrije seksuele moraal wordt afgewezen, zou de lijn kunnen worden doorgetrokken naar de toegenomen acceptatie in kijk- en luistergedrag: films met erotische of seksuele scènes, liedjes met erotische lading en seksuele toespelingen (om niet te spreken van de videoclips) enzovoort. Denk ook aan internetgebruik en de slachtoffers aan pornoverslaving. Maak de gemeente – en niet alleen de jongeren! – zich hiervan bewust en probeer ook hier aan te geven waarin de verzoeking bestaat.
3. Christus verzoeken. Hierbij heeft Paulus de sterken op het oog en met name hun gearriveerde houding. Zij denken zo sterk te zijn, dat zij eigenlijk denken Christus niet meer nodig te hebben om hen te redden van de ondergang.
4. Gemor. Hierbij heeft Paulus de tegengestelde houding van het hiervoor genoemde op het oog. Met ‘gemor’ wordt een negativistische houding bedoeld, alsof er geen hoop is. Iets wat ook in de kerk maar al te vaak voorkomt. Het is echter niet onschuldig, maar raakt de kern van het geloof: dat wij de hoop verliezen en ons het zicht op het hemels Jeruzalem wordt ontnomen.
Wie zitten achter deze verzoekingen? De HC noemt de boze, de wereld en ons eigen vlees. Paulus wijst met name op ons eigen vlees, namelijk het verlangen naar kwade dingen (vers 6 en ook 10), de zondige verlangens. Ook Jakobus wijst daar nadrukkelijk op. De wereld ligt in het verlengde hiervan – het is de wereld zoals wij die gemaakt hebben; zo kan ook recht gedaan worden aan de dimensie van het woordje ‘ons’. De boze is de persoonlijke macht van het kwaad. Waak ervoor om te gaan speculeren.
Treffend vond ik een televisie-interview met Ruud Lubbers, waarin hij vertelde over zijn werk als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Hij was geraakt door de ontstellende kwaadaardigheid in de vele uiterst problematische situaties waarmee hij te maken kreeg. Zózeer zelfs, dat hij (weer) was gaan geloven in een boze macht die daarin werkzaam was. Dat is een ‘mooie’ insteek om de boze ter sprake te brengen: vanuit een concrete ervaring die iedereen kan meemaken – sceptici (als Lubbers), maar ook zij die wel bekend zijn met het begrip ‘de boze’, maar wie dat niet zo veel zegt. En het is niet nodig om te vervallen in allerlei speculaties.
Dit laatste biedt meteen de gelegenheid om te laten zien wat het karakter is van deze boze machten en wat zij beogen: zij zijn ‘doodsvijanden’ die erop uit zijn ons ‘ten onder te doen gaan’. Vandaar ook dat Paulus het volk van Israël als een waarschuwend voorbeeld voorhoudt: zovelen die het Beloofde Land niet zijn binnengetrokken. Laat de ernst hiervan duidelijk uitkomen.
Daarmee komt in alle kracht naar voren wat wij in deze bede mogen en moeten vragen: ‘Wil ons toch door de kracht van Uw Heilige Geest overeind houden en sterken, opdat wij in deze geestelijke strijd niet bezwijken, maar altijd krachtig weerstand bieden, totdat wij uiteindelijk volkomen de overhand krijgen.’ Laat het troostend appèl hiervan goed uitkomen!
De troost hiervan is gelegen in het feit dat de Geest de Geest van Jezus Christus is. Dat ons laten leiden door de Geest, niets anders is dan heel dicht bij Jezus blijven. Zo kan het christologisch karakter van het gebed naar voren komen. De Geest heeft Hem bewaard in de verzoeking – niet alleen aan het begin van Zijn optreden, maar tot op het laatste toe. De troost is dat wanneer wij voor verzoeking zijn bezweken, er altijd vergeving is en dat wij door de Heilige Geest mogen opstaan en verdergaan. Hij voor ons!
Tegelijk kan ook recht gedaan worden aan het ‘ons’. Dicht bij Jezus leven is weliswaar persoonlijk, maar niet individualistisch. Schuilt niet juist in individualisme een groot gevaar? Juist ook in de geloofsgemeenschap krijgt het leven met Jezus gestalte: in de kerkdiensten, samen luisteren naar het Woord, de sacramenten, de catechese, het kringwerk – allerlei momenten waarin Jezus Zijn nabijheid doet ervaren, het Evangelie van Zijn vergeving en de kracht van Zijn genade.
Met het oog op de tieners
Het is goed om jongeren voor te houden dat de Heilige Geest hun bij de doop is toegezegd. Zij zullen de kracht van de Geest hard nodig hebben om niet in velerlei verzoeking te vallen. Hun gebed mag wat dit betreft ook de woorden uit Psalm 51 zijn: ‘Neem Uw Heilige Geest niet van mij.’ Het is goed om concrete voorbeelden te noemen als het gaat om verleiding, zoals alcohol, drugs, gameverslaving, seksuele begeerten. Houd jongeren voor dat ze moeten wegblijven van het randje, bij die eerste of die ene keer dat ze ergens aan meedoen waarvan ze wel weten dat het niet goed is. Die ene, eerste keer kan een begin zijn van een kwaad dat gaat voortwoekeren in hun leven, en hun leven bij God vandaan drijft en kapotmaakt. De eerste sigaret, de eerste joint, de eerste leugen tegen je vriendin… In een van zijn boeken vertelt Max Lucado het verhaal van een jongetje dat graag op de rand van zijn bed ging slapen. Bijgevolg viel hij er regelmatig uit. Er zijn ook christenen die geestelijk grensgedrag vertonen. Vaak op het randje – tot ze naar beneden tuimelen en ‘zomaar’ in zonden terechtkomen waarin ze helemaal niet willen terechtkomen. Vanwege dat risico leerde Jezus ons bidden: ‘Leid ons niet in verzoeking.’
Het gevaar van verzoeking is vaak ook dat in eerste instantie niet duidelijk is dat het om een verzoeking gaat. Het begint vaak onopvallend en eindigt ontluisterend. Soms laat reclame wel zien wie er werkelijk achter allerlei verleidingen zit, zoals de Magnum-reclame. De M is met hoorntjes opgetuigd, de 7 (de zeven ijsjes die onder namen van zeven hoofdzonden werden aangeboden) staat in brand. Jongeren mag ook verkondigd worden dat er overwinningen behaald kunnen worden in de kracht van de Geest; en dat God elke tiener die gelooft, in Christus aanziet als rein, ook al vallen ze in zonde.
Met het oog op de kinderen
Voor kinderen kan het volgende voorbeeld duidelijk maken ‘hoe het werkt’. ‘Je hebt vast weleens een visser bezig gezien. Misschien vis je zelf ook weleens. Eerst doet de visser aas aan de haak. Daarna gooit hij het haakje met het aas in het water. En dan maar wachten tot er een vis in het aas bijt. Dat is eigenlijk wat de duivel ook probeert in jouw leven. Hij wil graag dat je naar hem luistert in plaats van naar de Heere.’
Met het oog op de kinderen zou zeker ook pesten als verleiding genoemd kunnen worden. Eén keer meedoen smaakt naar meer, want het maakt je geliefd bij je medestanders. Maar één keer meedoen draagt er ook aan bij dat de gepeste te kampen heeft met een groot verdriet in zijn leven. Of afkijken: het is toch veel makkelijker om het antwoord van je buurvrouw over te schrijven dan zelf de som uit te rekenen? Zeker als je niet goed in rekenen bent. Bij kinderen kan ook worden aangehaakt bij de ervaring dat je soms stom doet, maar eigenlijk niet eens weet waarom. Voor je het beseft, heb je een klasgenootje uitgelachen, omdat hij iets doms zei. Je duwt je kleine zusje al aan de kant om ergens eerder bij te kunnen zijn, en pas daarna besef je: dat had ik niet moeten doen. Zo doen mensen steeds verkeerde dingen, ook al weten ze later dat ze niet zo gemeen hadden moeten doen. God vraagt van ons een andere houding, namelijk dat we nadenken voordat we iets doen of zeggen. Probeer weerstand te bieden aan gemene woorden en gedachten. Doe anderen niet zomaar na. Heb je naaste lief als jezelf.
Pastorale aanwijzingen
Het is van belang de zaken zo eerlijk mogelijk te benoemen, maar daarin tegelijk zo groot mogelijke nabijheid te tonen. Zodat zowel de kracht van de verzoeking wordt blootgelegd alsook Gods troostende en sterkende nabijheid in ons aller zwakte.
Met het oog op de tieners en de kinderen
Dit geldt ook de tieners en de kinderen. Het is evenwel goed oog te hebben voor hun bijzondere situatie als uiterst kwetsbare groep. Maar juist zij hebben wel kaders en sturing nodig. Verleidingen van deze wereld mogen best bij de naam worden genoemd. En dan niet alleen de graaiers van deze wereld die tot de crisis hebben geleid; dan blijft het erg abstract. Eerder valt te denken aan alcohol, drugs, begeerte, jaloezie, en voor kinderen: pesten, schelden en liegen.
Liturgische aanwijzingen
-
Liederen over het volk dat op reis was naar het Beloofde Land, de verzoekingen die het daarin ondervond, de gevolgen daarvan; maar ook Gods krachtige hand waardoor het volk het land kon binnentrekken: Psalm 68, 77, 81, 105. Psalmen waarin dit een meer individueel-persoonlijk karakter heeft: Psalm 19, 119.
-
Liederen waarin de komst van de Geest wordt uitgezongen, zijn in dit verband vaak ook passend, zoals (uit het Liedboek voor de Kerken): Gezang 237, 239, 240.
-
Liederen waarin de aanvechting van de pelgrimerende kerk krachtig wordt verwoord: Gezang 272, 298, 303, 316, 442.
-
Een lied waarin wordt gevraagd om het onderkennen van de verzoeking: Gezang 326.
-
Liederen waarin de hoop en overwinning wordt uitgezongen: Gezang 291, 297.
Helpende vormen
Verzoeking kan worden geïllustreerd aan de hand van het beeld van de zuigkracht van water, aan zee of in een rivier. Zoiets kan heel geleidelijk gaan, maar wie zich te ver in het water waagt, kan zich niet of nauwelijks aan de trekkracht van de stroming onttrekken – met levensgevaarlijke gevolgen!
Met het oog op de tieners
Geef de tieners aan het begin van de dienst pen en papier, en vraag hun een aantal dingen op te schrijven die voor hen een verleiding zijn. Vraag of ze het in de komende week op de club of jeugdvereniging verder willen bespreken met elkaar.
Met het oog op de kinderen
Aan kinderen zou in de preek gevraagd kunnen worden: ‘Doe je weleens mee met pesten of schelden? Waarom doe je dat? Hoe ga je dat deze week goedmaken, als je aan zoiets hebt meegedaan?’
Literatuur
-
Petruschka Schaafsma, ‘Reconsidering Evil. Confronting Reflections with Confessions’, in: Studies in Philosophical Theology, vol. 36, Leuven, 2006.
-
Anthony C. Thiselton, The First Epistle to the Corinthians, NIGTC. Grand Rapids, 2000.