Menu

Premium

2. De start

Je kent het wel: iemand schiet je na de preek even aan of belt je op: ‘Mooie preek, dominee.’ Als voorganger kun je je gestreeld voelen door zo’n opmerking en als je er maar genoeg krijgt, geeft je dat een goed gevoel: mijn preken landen. Probleem is wel dat je mensen door wie je preken niet zo goed worden ontvangen, minder graag hoort. Maar kritiek kan ook terecht zijn.

Door reacties van gemeenteleden kun je nagaan of je preken goed overkomen. Het zijn ook mogelijkheden om je zwakke punten te ontdekken. Maar voordat je zo’n gesprek begint, zijn er wel twee dingen nodig: je moet er voor openstaan en je moet weten waarover iemand een mening geeft. Verder is het verstandig eerst voor jezelf te bepalen waar je sterke en zwakke punten liggen. Dan kun je complimenten en kritiek beter een plaats geven en er bewuster mee omgaan.

In deze paragraaf gaan we, na het vaststellen van de startvoor-waarden voor een gesprek, in op het bepalen van je startpositie: waar sta je als predikant en ben je je daarvan bewust?

Startvoorwaarden voor een gesprek

Wil je het echt weten?

Een open, lerende houding nodig is als je via gesprekken wilt werken aan de kwaliteit van je preken. Stel je daarom bewust de vraag: wil ik echt weten wat men van mijn preken vindt? Ik denk niet dat er iemand is die hierop ontkennend antwoordt. De preek heb je immers gemaakt voor die hoorders. Je wilt graag dat mensen meer zien van de heerlijkheid van God, je wilt dat Gods Woord meer gaat leven bij mensen. Je stelt je bij je voorbereiding voor hoe de gemeente is, welke vragener leven, hoe de preek zal overkomen. Je bidt of God de preek wil zegenen en of de Geest vrijuit werken. Dan wil je toch ook wel weten wat het effect is van jouw preek binnen dat werk van de Geest? Of je inspanningen resultaat hebben?

De tweede vraag is: wil ik vervolgens ook iets leren van die opmerkingen, ben ik bereid zaken te veranderen? Je kunt ook alleen je ego laten strelen of een kritische opmerking van je laten afglijden als die je niet uitkomt. Natuurlijk ben je kwetsbaar, dat is iedereen die een prestatie neerzet voor een groep mensen, van cabaretier tot leraar, van schrijver tot politicus. Maar juist als je voor mensen werkt, zul je zorgvuldig moeten nagaan of je inspanningen resultaat hebben. Vooral als je in opdracht van God werkt.

Nu zullen we bij evangelieverkondiging niet snel werk gaan maken van kijkcijfers en marktonderzoek. Ook heb je er niet alles voor over om de mensen maar tevreden te stellen of aan hun trekken te laten komen. Gods Woord is daarvoor veel te hoog en heilig. En soms is de boodschap van het evangelie ‘hard om te horen’. Maar dat wil nog niet zeggen dat het je als boodschapper koud moet laten of je boodschap overkomt. Als je het leven van mensen wilt veranderen met het evangelie, wil je toch ook weten of dat lukt? Als je mensen oproept tot een bepaald gedrag, wil je toch weten of ze daaraan gehoor geven? De mate waarin een preek overkomt, je duidelijk maken wat er goed of fout ging en hoe je het een volgende keer beter kunt doen.

Kortom, je bent een dienaar van God en van mensen. En bij je werk hoort dat je nagaat of je je dienst goed uitvoert, of je de gemeente bereikt met Gods Woord. Als dat niet zo is, zul je iets moeten veranderen. En opmerkingen van hoorders kunnen je op het spoor zetten van wat je moet veranderen.

Waar heb je het precies over?

Complimenten en kritiek kunnen uitblinken in vaagheid. Het is ook moeilijk om tegen iemand precies te zeggen wat je vindt van zijn optreden. Of waarom je geraakt bent door een preek. Dat een preek je veel heeft gedaan, dat je er veel aan hebt gehad, dat kun je zo terloops nog wel even zeggen. Maar om nou precies aan te geven wat je zo aansprak of trof, dat een hele uiteenzettingover je privé-leven vragen. Logisch dat mensen vaak met een korte opmerking volstaan.

Toch is het goed je te realiseren waar de kern van de kritiek van gemeenteleden of kerkenraadsleden liggen. Dan heb je meer aan zo’n opmerking en kun je er desgewenst op reageren. Het is goed opmerkingen over de preek te plaatsen binnen de volgende vier aandachtsgebieden, die we in de loop van dit boek steeds gebruiken:

Je persoon en optreden:

wie ben je als voorganger, welk imago heb je, hoe kom jeover?

Je oriëntatie op de luisteraar:

hoe stem je preken af op je hoorders, past dit onderwerp bij je gemeenteleden, heeft het hun interesse, leeft het bij hen?

Het gebruik van de communicatieve situatie:

welke elementen spelen een rol in de situatie waarin je preekt, hoe zit de hele eredienst in elkaar, werken de omstandigheden, het gebouw en de liturgie mee om de verkondiging tot haar recht te laten komen?

De vaardigheden die je inzet bij het preken:

welke handelingen voer je uit bij het voorbereiden en houden van de preken, kies je de juiste aanpak, is de inhoud concreet, heb je een passende presentatie, slaat je taalgebruik aan?

Als je in staat bent een reactie of commentaar onder te brengen binnen een van de aandachtsgebieden, dan helpt het je een eventueel probleem of compliment mee te nemen en er op de juiste manier mee aan het werk te gaan. Als gemeenteleden bijvoorbeeld vaak aangeven blij te zijn over de liederen die ze zingen, weet je dat je wat dat betreft goed gebruik maakt van de communicatieve situatie. En als je kritiek krijgt als: ‘wat moet ik met deze preek?’ dan kun je je afvragen of je je voldoende hebt georiënteerd op wat er leeft in je gemeente. Als zulke opmerkingen vaker worden gemaakt, kun je er iets mee gaan doen.

Twee kanttekeningen zijn wel op hun plaats: altijd zullen de aandachtsgebieden elkaar beïnvloeden: als je als hoorder door een preek bent geraakt, ben je veel positiever over het optreden vande predikant. En als het onderwerp je niet kan boeien, vind je de aanpak vaak ook maar niks. En in de tweede plaats: soms kun je opmerkingen direct plaatsen in een bepaald aandachtsgebied, maar doorgaans zijn ze daarvoor te algemeen. Dan moet je verder doorvragen.

De zelftest: waar sta je nu?

Je weet als voorganger meestal wel hoe je overkomt, wat je goed kunt en wat minder. Dat baseer je op reacties tijdens de dienst of erna, van familie (je vrouw of man en kinderen), van gemeenteleden. Toch zijn de meeste voorgangers zich onbewust van hun sterke en zwakke kanten. Dat komt doordat het commentaar en de opmerkingen die ze krijgen niet echt to the point zijn, te vaag, niet oprecht of niet deskundig. Als je iets wilt veranderen, moet je je eerst bewust zijn van wat eraan bijdraagt dat je preken goed overkomen of wat dat belemmert. Hoe kun je van onbewust (on)bekwaam komen tot bewust bekwaam? Hoe kun je erachter komen waardoor je preken goed of minder goed overkomen, wat maakt jouw preek tot een succespreek, waardoor gaat het steeds helemaal mis of juist alleen die ene zondag?

Uitleg van de test

De eerste stap naar bewust bekwaam kun je zetten door met de volgende zelftest na te gaan waar je sterke en zwakke punten liggen op de verschillende aandachtsgebieden. Als je eerlijk op de stellingen reageert, heb je na deze zelftest een globaal beeld van de factoren die bepalen of jouw preken goed of minder goed overkomen. Ook heb je een overzicht van de gebieden waarop je nog wat te leren hebt.

Geef achter elke uitspraak aan in hoeverre die voor jezelf geldt. In de kolom ernaast kun je aangeven of je naar aanleiding van die stelling iets wilt leren. Natuurlijk kun je stellingen uit de test uitbreiden, negeren of veranderen. Het gaat erom dat je een helder beeld krijgt van de manier waarop jij preekt.

ZELFTEST

Aandachtsgebied

Stellingen

Geldt voor mij – → +

Wil ik leren – → +

Je persoon en optreden

Ik werk voortdurend aan mijn relatie met Jezus Christus.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik ga voor een preek-onderwerp na wat Jezus Christus hierbij voor mij persoonlijk betekent.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik bid voor mijn preken en mijn gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik doe regelmatig aan persoonlijke bijbelstudie.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik goed uitleggen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik heb de mensen echt wat te vertellen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik ben enthousiast over mijn werk.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Je oriëntatie op de luisteraar

Ik weet wat er speelt in de gezinnen, het werk en het persoonlijke leven van gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik ben begaan met mijn gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik bedenk welke vragen gemeenteleden over een preekonderwerp kunnen hebben.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik weet waarom ménsen in een preek geïnteresseerd zijn.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik weet welke gemeenteleden onder of boven mavo-4 niveau zitten.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Het gebruik van de communicatieve situatie

Ik weet welke zaken in een dienst het luisteren bevorderen of belemmeren.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik weet hoe ik de liturgie moet aanpassen aan de situatie en de gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik voel me thuis in dit kerkgebouw en op deze preekstoel.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

De vaardigheden die je inzet bij het preken

Het kiezen van een goede doelstelling en strategie

Ik bedenk vooraf op welke vragen van mensen ik een antwoord wil geven.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik wil met mijn preken de liefdesrelatie versterken tussen God en gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik wil met mijn preken mensen leren vorm te geven aan hun relatie met God.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik bedenk bij elke preek wat de beste manier is om dit onderwerp bij mijn luisteraars te brengen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Het bepalen en afstemmen van de inhoud

Ik leg in mijn preken voortdurend een verband tussen het evangelie en het leven van mensen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik noem in mijn preken concrete situaties, vragen en problemen van mensen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik gebruik exegese vooral om de gemeenteleden te laten zien wie God is in het leven van mensen en in hun eigen leven.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik houd rekening met de concentratie van mijn luisteraars.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik weet in welk opzicht mensen veranderen door mijn preken.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Het omgaan met dé vorm ‘preek’ en het taalgebruik

Ik varieer regelmatig in mijn stijl en de vormen (bijv. uitleg, gedicht of interview).

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik kies weloverwogen een overzichtelijke structuur voor mijn preek.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik gebruik in mijn preek woorden en (voorbeelden uit het leven van mijn luisteraars.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik gebruik weinig abstracte termen (genade, vertrouwen) of ik leg ze uit.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Presentatie

Ik laat zien dat ik zelf ook wil leven in een nauwe band met Christus.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik benoem mijn eigen overwegingen, geloofsvragen en overwinningen expliciet in de preek.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik laat regelmatig zien dat ik ontroerd bent of ergens plezier om heb.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik heb voortdurend oogcontact met mensen en spreek ze persoonlijk aan.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik gebruik wel eens speciale technieken en middelen om mijn preek aantrekkelijk te maken: voorwerpen, (voorbeelden en handelingen.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Het stimuleren van reacties

Ik stel regelmatig — retorische — vragen in mijn preek.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik roep bewust reacties op bij de gemeenteleden.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Ik gebruik vaak een werkblad of een preekverwerking.

0 0 0 0 0

0 0 0 0 0

Verwerking zelftest

De test levert je niet zozeer een score op van hoe goed je bent als predikant, maar het geeft je wel een beeld van de belangrijkste aspecten die een rol spelen in jouw optreden als voorganger. Het invullen op zich is al waardevol, want je hebt er over nagedacht hoe jij die aspecten vorm en inhoud geeft en je bent je bewust van zaken die op jou slaan of die je zijn ontgaan.

Het resultaat is een soort profiel van jou als (s)preker. Met dat profiel kun je reflecteren op je functioneren: waar ben je tevreden over, waarover niet, hoe komt dat, welke omstandigheden belemmeren je, welke stimuleren je, wat heb je nodig om verder te komen, enzovoort? Daarbij is het ene aspect voor jou wellicht relevanter dan het andere. Je kunt nagaan of je het erg vindt dat bepaalde punten niet voor jou gelden, of aan welke je extra aandacht wilt geven en van welke je meer wilt leren. Aan de hand van de laatste kolom kun je bepalen waar je prioriteiten liggen. Je kunt er een soort ontwikkelingsplan voor jezelf uit afleiden: deze zaken wil ik verder ontwikkelen en wel op de volgende manier.

Je kunt met je profiel in de hand ook eens gaan denken aan een persoonlijke missie:

  • Wie wil ik als voorganger zijn voor deze gemeente?

  • Wat wil ik onder Gods zegen graag bereiken?

  • Welke kernen van Gods evangelie wil ik hier vooral uit- en overdragen?

Je missie kun je gebruiken als een route waarlangs je je werk wilt doen. Veel predikanten hebben de neiging te veel hooi op hun vork te nemen of zich te laten meeslepen door de vragen en problemen van elke dag. Een missie helpt je je werk te bepalen bij de kern: hier wil ik aan werken.

Voorbeeld van een missie: ‘Ik wil dagelijks biddend leven in een diepe relatie met Jezus Christus. Ik wil in deze gemeente Christus prediken, de kracht van God en de wijsheid van God!(1 Korintiërs 1:24). Ik streef ernaar de mensen hun van God gekregen gaven te laten ontdekken en die te laten inzetten voor elkaar.’

Het is verstandig je profiel ook eens aan een ander voor te leggen. Het beste is zélfs een ander eerst de test te laten invullen over hoe hij tegen jou aankijkt. In een gesprek overleg je daarna over de punten van overeenkomst en verschil. Ook kun je je profiel in allerlei gesprekken terloops verifiëren. Zo word je je er steeds meer van bewust wat je sterke en zwakke punten zijn.

Het opstellen van je profiel heeft de functie van een signalering en – als je wilt – een diagnose. Het helpt je inzicht te krijgen in zaken waarin je bekwaam of onbekwaam bent. Je kunt aan de hand van de test nadenken over de wijze waarop je preekt en voor jezelf oorzaken bepalen. Probeer daarbij zaken met elkaar te combineren zodat je een goed totaalbeeld van jezelf krijgt. Leg dat beeld vast met de concrete zaken waaraan je de komende tijd wilt werken.

Voorbeeld

Karei geeft aan dat hij moeite heeft met zijn taalgebruik. Hij meent dat hij te veel abstracte woorden gebruikt en hij vindt het moeilijk om voorbeelden uit het leven van gemeenteleden te vinden. Dat sluit ook aan bij zijn oriëntatie op de luisteraar: als hij het eerlijk moet toegeven, weet hij eigenlijk maar bar weinig van de mensen voor wie hij wekelijks preekt. Hun werk, opleiding en netwerken zijn hem onbekend.

Eigenlijk vindt Karei dat dat zo niet kan en hij heeft deze aspecten ook een hoge prioriteit gegeven. Als Karei nadenkt over de oorzaken, komt hij uit op zijn toch wat geïsoleerde leven als voorganger. Hij is een echte studiebol en zit graag en veel op zijn studeerkamer. Een goede studie, een stevige exegese, Karei kickt erop. Maar hij bedenkt nu dat hij zo de kans loopt te vervreemden van zijn publiek. En dat kun je merken in zijn preken. Met exegese en diepgang is niks mis, maar landen de preken ook echt in het leven van de gemeenteleden?

Karei besluit de komende weken meer in gesprek te gaan met mensen uit zijn gemeente en dan niet alleen met zieken of bejaarden, maar ook met jonge gezinnen en werkende ouders. Hij wil van hen weten waar ze in hun leven tegenaan lopen en welke vragen hen bezighouden. En hij wil die gegevens gebruiken bij het maken van zijn preken.

Overdenking

Lees Jozua 1:1-8

Jozua wordt geroepen om het volk leiding te geven bij de verovering van het land, bij het realiseren van Gods belofte. Werk dat veel overeenkomsten vertoont met dat van een voorganger nu.

  • Op welke punten zie je overeenkomsten met je eigen taak en roeping?

  • God belooft Jozua: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Merk je dat zelf ook in je eigen werk? Kun je concrete voorbeelden noemen?

  • God raadt Jozua meermalen aan: wees sterk en moedig. Hoe volg jij dat advies van God op in je werk?

  • ‘Handel nauwgezet overeenkomstig de wet van Mozes.’ Op welk deel uit Gods Woord richt jij je speciaal bij je werk? Hoe handel je daarnaar?

Leg in je gebed je werk voor aan God. Bedank Hem voor je gaven. Vertel Hem over je problemen Bevestig zijn roeping en vraag om kracht, wijsheid en moed.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken